Senternovem


02-10-2008

Regieorgaan EnergieTransitie: Focus op flexibel energiesysteem

Als het kabinet haar doelstelling op gebied van duurzame energie wil waarmaken, dan is het aan te raden nu de weg vrij te maken voor een flexibel elektriciteitssysteem op basis van gasgestookte elektriciteitscentrales. Dat staat in de `Transitiestrategie elektriciteit en warmte' van het regieorgaan EnergieTransitie, dat het kabinet ondersteunt bij haar streven naar een duurzame energiehuishouding.

De Nederlandse gas-infrastructuur geeft daar unieke kansen voor. In de huidige plannen van energiemaatschappijen wordt nu voorzien in de bouw van poederkoolcentrales. Door de bouw van die centrales gaat in de toekomst veel duurzame energie verloren.

Downloads

Regieorgaan - Toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in Nederland - oktober 2008 (zie onderaan)

toekomstvisie op een duurzame
energiehuishouding in nederland
regieorgaan energietransitie
toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland regieorgaan energietransitie toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland V oorwoord
Het Regieorgaan EnergieTransitie staat voor een systeemgerichte, integrale benadering van de transitie van de Nederlandse energiehuishouding naar een meer duurzaam en robuust systeem. De transitie moet leiden tot de versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse economie, minimalisering van de impact op het milieu en het behoud van de betrouwbaarheid van levering van energie. Binnen het werkveld van het Regieorgaan EnergieTransitie worden zeven onderling gerelateerde thema's onderscheiden, waarbij voor elk thema een Platform van experts actief is. Het Regieorgaan ontwikkelt in continue dialoog strategieën en voorstellen voor een transparant en geïntegreerd beleid voor zowel industrie als overheid. Het creëren van mogelijkheden voor nieuwe kansen en innovatieve technologie is een belangrijk onderdeel van het werk van het Regieorgaan. Deze notitie geeft de visie weer van het Regieorgaan op de domeinen 'elektriciteit' en 'warmte'. Eerder al verschenen notities over de duurzame inzet van biomassa en is bijgedragen aan de formulering van de Maatschappelijke Innovatieagenda Energie . Biomassa, hot issue ­ Platform Groene Grondstoffen, juli 2008 Innovatie agenda Energie ­ juli 2008
regieorgaan energietransitie toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland V isie Regieorgaan Energietransitie
Energie is de basis voor economische ontwikkeling en welvaart. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Een stabiele, robuuste energiehuishouding nu en in de toekomst is daarmee van groot maatschappelijk belang. Het voeren van de regie op een houdbare energiehuishouding is echter niet eenvoudig: veranderingen in het energiesysteem vergen vaak jaren, terwijl (mondiale) ontwikkelingen die van invloed zijn op de energiehuishouding zich soms binnen enkele maanden voltrekken. Toch verwacht iedereen dat de energievoorziening ook op langere termijn stabiel en betaalbaar blijft.
Verschillende ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van energie- en grondstoffenprijzen, toenemende elektrificering, de toenemende urgentie van effectief klimaatbeleid en mondiale energiepolitiek, noodzaken te komen tot een duurzame energiehuishouding. Zoals het IEA ook in haar recente analyse heeft aangegeven, is doorgaan op de huidige koers geen optie . Maar hoe moet het dan wél en wat zijn de mogelijkheden voor Nederland?
Het Regieorgaan EnergieTransitie is ingesteld om een nieuwe koers te ontwikkelen en bij te dragen aan de totstandkoming van de noodzakelijke duurzame energiehuishouding. Daartoe ontwikkelt het Regieorgaan een 'transitiestrategie' die de keuzes aangeeft die nu moeten worden gemaakt.
Hoewel deze strategie zich in eerste instantie richt op elektriciteitsvoorziening en warmte, is het noodzakelijk dit strategisch blikveld in een volgend stadium te verbreden door ook thema's als bijvoorbeeld mobiliteit en bouw mee te nemen. Aan de basis van de transitiestrategie liggen de denkbeelden die met betrekking tot de zeven onderscheiden energiethema's binnen de EnergieTransitie-Platforms zijn ontwikkeld. Belangrijk is dat deze denkbeelden niet als op zichzelf staand worden beschouwd; ze zijn als samenhangende elementen tot een systeembenadering van de energiehuishouding gesmeed.
Het uitgangspunt voor een duurzame energiehuishouding is dat deze robuust moet zijn in termen van beheersbare energieprijzen, behoud van concurrentievermogen, minimale belasting van lokale en mondiale leefomgeving en leveringsbetrouwbaarheid van alle noodzakelijke energiedragers (energie, warmte en brandstoffen). Robuust betekent ook dat toekomstige ontwikkelingen zoals technologische innovaties een plek moeten kunnen krijgen. Kern van de strategie van het Regieorgaan EnergieTransitie is dat de transitie naar een duurzame energiehuishouding is gediend met een zo groot mogelijke flexibiliteit van het energiesysteem. Daarmee kan ons land profiteren van de unieke Nederlandse energiesituatie en van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. International Energy Agency - World Energy Outlook 2008 Tegelijkertijd kan een flexibel energiesysteem het noodzakelijke stevige klimaatbeleid handen en voeten geven en de leveringsbetrouwbaarheid waarborgen. Het Regieorgaan sluit daarmee aan bij het Energierapport 2008 . Een flexibel energiesysteem is daarnaast ook van groot belang voor het behoud van de concurrentiekracht van Nederland en de mogelijkheid voor economische ontwikkeling. Aan de basis van het gewenste flexibele energiesysteem liggen naar de mening van het Regieorgaan de unieke kwaliteiten van de Nederlandse gasvoorziening.
De conclusie van het Regieorgaan is dat een transitiestrategie op basis van de kwaliteiten van de Nederlandse gasvoorziening - de zogeheten 'flexgas-strategie' - de meest aantrekkelijke is voor 'de BV Nederland'. Het maatschappelijk belang dat ermee gemoeid is, moet zich echter wel vertalen in beleid. Naar de mening van het Regieorgaan is hier voor de overheid een regierol weggelegd. De overheid moet op grond van een gerichte strategische keuze en door het creëren van de juiste randvoorwaarden - ondermeer voor de liberale energiemarkt - inzetten op een toename van de economische waarde van flexibiliteit. Gebeurt dit niet, dan komt - mede vanwege korte termijn bedrijfseconomische overwegingen van het bedrijfsleven - het scenario 'Powerhouse Europe' in beeld. Dit starre scenario, dat beschreven is in het Energierapport 2008, is geen opmaat naar de gewenste duurzame energiehuishouding, maar betekent de teloorgang van bestaande verworvenheden van de Nederlandse energiehuishouding; het is een desinvestering die bovendien het kabinetsbeleid, zoals vastgelegd in Schoon en Zuinig, ondergraaft.
Energierapport 2008, p10
regieorgaan energietransitie toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland U itgangspunten transitiestrategie
Aan de transitiestrategie ligt een drietal uitgangspunten ten grondslag die betrekking hebben op:

1 - Specifieke Nederlandse uitgangssituatie

2 - Trends

3 - Brandstofinzet
In het onderstaande worden deze uitgangspunten toegelicht.
1 Specifieke Nederlandse uitgangssituatie
Het energiebeleid en de uitvoering ervan vindt plaats in internationale (Europese en mondiale) samenhang. Daarbij is het van belang de specifieke Nederlandse uitgangssituatie als kansrijke basis te nemen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding:
Het beleid is toegesneden op de mogelijkheden voor de 'BV Nederland' en gaat daarbij uit van de sterkten die de huidige situatie in Nederland biedt. Het beleid richt zich op het benutten van kansen op de middellange en lange termijn; Nederland beschikt over een relatief energie-intensieve economie waardoor er een relatief grote vraag bestaat naar elektriciteit en 'hoge temperatuur'-warmte; Nederland beschikt over een eigen gasvoorziening en een aardgasinfrastructuur met een grote dichtheid waar zowel huishoudens als industrie in hoge mate van gebruik maken. Daarnaast kent Nederland een hoog aandeel efficiënte WKKsystemen in de elektriciteitsproductie;
Nederland kent een handelseconomie. De infrastructuur is daardoor sterk ontwikkeld (havens en doorvoermogelijkheden);
Nederland is geografisch gunstig gelegen en kan, mede door de ligging aan de Noordzee, bogen op een goede bereikbaarheid;
Nederland is een sterke (industriële) speler op deelterreinen van de energietechnologie.

2 Trends
Om klimaatbeleid effectief gestalte te geven en de afhankelijkheid van fossiele energiedragers te verminderen, is het besparen van energie ­ zowel warmte als elektriciteit - essentieel.
Dit betekent dat vol moet worden ingezet op het benutten van alle energiebesparingsopties en daarnaast op de verdere ontwikkeling van efficiënte energieomzettingen, zoals warmtekrachtkoppeling.
In de resterende energievraag zal zo duurzaam mogelijk moeten worden voorzien. De ambitie om het aandeel duurzame energie op 20% van het totaal te brengen is geen gemakkelijke opgave, maar wel essentieel.
Het Regieorgaan ziet op korte termijn (2020) mogelijkheden voor de productie van Roland Berger ­ SWOT Analyse voor Energierapport, juni 2008 ­
­
­
­
­
­
600 ­ 800 PJ duurzame elektriciteit en warmte als aanzet naar verdere verduurzaming. De unieke situatie van Nederland aan de Noordzee biedt kansen voor wind- en bio-energie en daarmee kansen voor industriële ontwikkeling. Kern van de verduurzaming is een tweetal positieve ontwikkelingen. De eerste trend betreft de toename van de decentrale productie van elektriciteit. De innovatie in intelligente tweezijdige netten is al in gang gezet . Dit leidt tot nieuwe mogelijkheden op het gebied van decentrale WKK (industrieel, tuinbouw en gebouwde omgeving met HRE en bio-WKK) waarbij zowel elektriciteit als warmte nuttig inzetbaar zijn. Daarnaast kunnen intelligente tweezijdige netten ondersteunend zijn bij de ontwikkeling van elektrische tractie en de ontwikkeling van een waterstofeconomie.
Een tweede trend is dat er niet alleen relatief meer variabiliteit ontstaat in de vraag naar elektriciteit, maar ook in het aanbod ervan.
Onvermijdelijk leiden deze ontwikkelingen ertoe dat de vraag naar elektriciteit in de vorm van centraal geproduceerd basislastvermogen afneemt. Berekeningen van TU Delft / Tennet en CE in opdracht van het Regieorgaan tonen dit aan. Omdat deze trend zich ook in de ons omringende landen manifesteert, betekent dit dat de mogelijkheid om het basislastvermogen te exporteren op die momenten dat daar in Nederland geen vraag naar is, niet is gegarandeerd. Het vermogen om op een flexibele, regelbare en energie-efficiënte manier vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, wint daardoor aan economische waarde; ook voor de landen om ons heen. De conclusie is dan ook dat het streven naar verdere besparing en verduurzaming ertoe leidt dat het belang van centraal basislastvermogen (dat gepaard gaat met warmteverlies) in de toekomst afneemt . Het totale opgewekte vermogen neemt echter samen met de economische waarde van flexibiliteit toe. Omgekeerd betekent dit ook dat het uitbreiden van het centraal basislastvermogen ertoe leidt dat bedrijven om bedrijfseconomische redenen niet geneigd zullen zijn te investeren in efficiëntere decentrale oplossingen met warmtebenutting (bio-energie en WKK): een te groot aanbod van centraal basislastvermogen drukt de efficiëntere oplossingen uit de markt. Deze desinvestering moet volgens het Regieorgaan worden voorkomen.
Overigens constateert het Regieorgaan dat het in Nederland ontbreekt aan modellen die in staat zijn een dergelijke integrale afweging - die naast elektriciteit ook het warmtedeel van de energievoorziening meeneemt - te ondersteunen. Slimme meter, EU project 'Smart Grid', Rapportage PDEV Achtergrondrapportage Transitiescenario Elektriciteit en warmte ­ september 2008 Zie ook "monitoring leveringszekerheid 2008 ­ 2023", TenneT, juni 2008 regieorgaan energietransitie toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland
3 Brandstofinzet
Ondanks een maximale inzet op energiebesparing en -verduurzaming zal het gebruik van fossiele brandstoffen de komende decennia onvermijdelijk blijven. Op grond van zijn analyse is het Regieorgaan van mening dat dit gebruik vooral gebaseerd moet zijn op de inzet van gas en het benutten van de jarenlange investeringen in het Nederlandse gassysteem. 'Gas' heeft daarbij naar de mening van het Regieorgaan betrekking op veel meer dan alleen aardgas: het is nodig voluit in te zetten op de vergroening en diversificatie van het aanbod aan gas om het gassysteem te verduurzamen. Dit kan bijvoorbeeld gestalte krijgen door biomassa(rest)stromen te vergassen en te vergisten. Voor een systeem waarbinnen in toenemende mate sprake is van een variabel vermogen aan elektriciteit en een decentrale vraag naar warmte, zijn regelbaarheid en de mogelijkheid om energie te bufferen essentieel. In Nederland biedt het gassysteem daarvoor goede mogelijkheden. De vergroening van het aardgasnet is overigens al ingezet en de diversificatie in leveranciers via vloeibaar aardgas (LNG) eveneens. Ook het streven Nederland de rol te laten vervullen van Europese gasrotonde is hierbij van belang.
Vergassing van kolen
Diversificatie van het aanbod aan energiedragers, onder meer vanuit het oogpunt om minder afhankelijk te zijn van een of enkele dragers, leidt tot hernieuwde aandacht voor het gebruik van kolen in de elektriciteitssector. Het Regieorgaan steunt de mening van de Algemene EnergieRaad op dit vlak: het is wenselijk de ontwikkeling van (kolen)vergassingstechnologie te stimuleren10. Inzetten op gas als energiedrager is ook in dat geval een verstandige keuze, immers: voorlopig leveren gascentrales een bijdrage aan een flexibel energiesysteem met een minimale CO2-productie;
Syngas / waterstof als product van kolenvergassing verdringt het gebruik van aardgas in de chemie en kan aanzet zijn tot versnelde inzet van waterstof; Syngas is geschikt als brandstof voor een STEG / Industriële WKK zodat later aangesloten kan worden op nu te realiseren eenheden. Vanuit economisch oogpunt bezien heeft vergassingstechnologie een groot voordeel wanneer opvang en opslag van CO2 (CCS) op grote schaal worden toegepast. Omdat CO2 bij vergassing in zuivere vorm vrijkomt, is het tegen (veel) minder hoge kosten af te vangen. Bij conventionele kolenverbranding vormt het afvangen van CO2 de grootste kostenpost voor CCS. De kolenvergassingstechnologie komt daarmee het meest tot zijn recht bij een strategie met een flexibel gassysteem als basis en bij de grootschalige toepassing van CCS;
"Vol gas vooruit ­ PNG"
10 Briefadvies 'waterstof en kolen', AER september 2008 ­
­
­
­
Feitelijk is er sprake van een scheiding van vergassing en conversie in tijd en plaats: het maken van syngas en de productie van elektriciteit op basis hiervan hoeven met andere woorden niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde moment en op dezelfde locatie plaats te vinden. Dat leidt tot grotere mate van flexibiliteit en de mogelijkheid nieuwe aanbieders van vergassingstechnologie tot de markt toe te laten. Dit biedt Nederland de kans om de technologische koploper te worden op het gebied van vergassingstechnologie.
Met de geschetste route versterkt Nederland de robuustheid van de energievoorziening: het gebruik van kolen krijgt de gewenste plek in de energiemix en het is gemakkelijker om tussen verschillende energiebronnen te 'switchen' (kolengascentrales zijn flexibel inzetbaar in tegenstelling tot poederkoolcentrales). Het resultaat is een grotere mate van flexibiliteit van het energiesysteem. Bovendien biedt kolengas een betere opstap naar het afvangen en opslaan van CO2 dan de inzet van steenkool in de traditionele poederkoolcentrales. Een keuze voor deze strategische route sluit aan bij de specifieke sterkten van Nederland als gasland en als in- en doorvoerland van energiegrondstoffen. Samenvattend staat het Regieorgaan een robuust systeem van energievoorziening voor ogen, waarbij wind en groen gas dragers van de verduurzaming zijn en gas uit alle andere bronnen bijdraagt aan (een ideale) flexibiliteit van het systeem. Besparing, verduurzaming en WKK krijgen maximaal de ruimte zonder dat ze door een te groot aanbod van centraal basislastvermogen uit de markt worden gedrukt. Door de kleinere schaal van de productie-eenheden ontstaat een geleidelijke groei die ook ruimte biedt voor toekomstige technologische ontwikkelingen. Diversificatie van het aanbod door de inzet van kolen als energiebron voor de productie van centraal basislastvermogen blijft mogelijk en de sterkte van Nederland als gasland blijft maximaal behouden.
Het doorlopen van de geschetste route biedt Nederland naar de mening van het Regieorgaan veel maatschappelijk voordeel. Een kanttekening daarbij is dat het een nationale strategie betreft die echter binnen de internationale context gestalte moet krijgen. Het succesvol volgen van de op nationaal niveau uitgezette koers, vereist mede daarom een regisserende rol van de overheid die duidelijke keuzes maakt en de randvoorwaarden zo inricht dat de beoogde robuuste energievoorziening ook daadwerkelijk binnen bereik kan komen. Als die rol uitblijft, zullen korte termijn bedrijfseconomische overwegingen leiden tot de uitbreiding van de productie van grootschalig centraal basislastvermogen dat gepaard gaat met verlies aan warmte. Daarmee worden de ambities van Nederland zoals neergelegd in het kabinetsprogramma 'Schoon en Zuinig' ondergraven en wordt ook de kabinetsambitie gericht op innovatie op dit terrein niet gerealiseerd. ­
10 regieorgaan energietransitie toekomstvisie op een duurzame energiehuishouding in nederland 11 Kansen
Analyses11 laten zien dat veel besparingsmogelijkheden die in principe in maatschappelijke en economische zin een positief rendement hebben, desondanks geen toepassing krijgen. Het gaat in het bijzonder om besparingsmogelijkheden in de gebouwde omgeving, maar ook in de sfeer van mobiliteit. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld dat toepassing (te) veel inspanning vergt, de mogelijkheden onbekend zijn of dat het maatschappelijk voordeel zich niet vertaalt naar individueel voordeel. Deze problematiek vraagt om een gerichte aanpak die is toegesneden op de urgentie van het energie- en klimaatvraagstuk.
Als energie duurder wordt en de prijs van CO2 stijgt, leidt dit tot een toename van het aantal mogelijkheden dat in maatschappelijke en economische zin voordelig is. Het Regieorgaan is van mening dat flexibilisering van het energiesysteem de meeste kansen biedt om die mogelijkheden dan ook technisch te kunnen benutten. Om te komen tot een duurzaam en robuust energiesysteem is het van belang dat Nederland profiteert van de mondiale 'learning curve' die gepaard gaat met de ontwikkeling en introductie van nieuwe technologieën: door een toenemende internationale marktomvang zullen schaaleffecten optreden die zich zullen moeten vertalen in kostenreductie; ook inspanningen op het gebied van research en development, waar nuttig in internationaal verband, zullen moeten leiden tot goedkopere oplossingen; investeringen in onderwijs en scholing moeten resulteren in een groter aanbod van gekwalificeerd personeel in de sector energietechnologie. Het pakket maatregelen dat nodig is om de gewenste koers te kunnen inslaan, moet draagbaar zijn voor de 'BV Nederland'. Het is duidelijk dat niet alles kan, maar het maken van keuzes die gericht zijn op het benutten van specifieke Nederlandse kansen is
noodzakelijk. Daarbij moet oog zijn voor het behoud van de concurrentiekracht van Nederland. Het noodzakelijke maatregelenpakket is financierbaar door een slimme benutting van de relatief gestegen waarde van het Nederlandse aardgas. Rol overheid
Het Regieorgaan ziet de realisatie van een flexibele en robuuste energievoorziening in de toekomst als een maatschappelijk sociaal- economisch vraagstuk waarvoor de overheid verantwoordelijkheid draagt. Gezien de urgentie en de lange werkingstermijn van de investeringsbeslissingen die nu worden genomen is het essentieel dat de overheid leidend en richtinggevend optreedt. Van het bedrijfsleven kan en mag niet worden verwacht dat het lange termijn maatschappelijke afwegingen meeneemt in haar investeringsportfolio. De overheid 'koopt geen centrales', maar stelt door het al dan niet stellen en aanscherpen van randvoorwaarden de agenda op voor de toekomst. Gezien de grote 11 Presentatie en toelichting optiedocument energiebesparing ­ ECN, september 2008 ­
­
­
mate van betrokkenheid en zeggenschap van de overheid bij de bepaling van de randvoorwaarden is 'niet kiezen' geen optie, maar mag van de overheid een richtinggevende visie worden verwacht. In dit geval betekent dit een keuze voor een 'flexgas-strategie' door:
voluit in te zetten op besparingsmaatregelen; zeker op die maatregelen die in maatschappelijke zin een positief rendement hebben; het snel en gericht ontwikkelen van mogelijkheden voor duurzame energie zoals wind op zee en het uitzetten van een koers naar een bio-based economy; het op basis van regelgeving beschermen en waar mogelijk stimuleren van de benutting van warmte-krachtkoppeling, zowel binnen de industrie, land- en tuinbouw als ook in de gebouwde omgeving;
het verlenen van voorrang aan duurzame energie en WKK bij hun (verdere) entree binnen het energiesysteem;
een actieve ondersteuning van de 'vergassingsroute' om te voorzien in de resterende energiebehoefte; in eerste instantie richt deze vergassingsroute zich op de inzet van kolen en op termijn op biomassa;
het verstrekken van duidelijkheid over de spelregels die de overheid voorziet bij de ontwikkeling en toepassing van CCS en de rol die de overheid daarin zelf wil spelen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het verschaffen van duidelijkheid ten aanzien van de vraag of (te ontwikkelen) CCS-infrastructuur verplicht benut moet worden door alle nieuw te bouwen elektriciteitscentrales; de ontwikkeling van een financieringsstrategie die is gebaseerd op het benutten van de resterende periode dat Nederland nog beschikt over eigen aardgasvoorraden.
­
­
­
­
­
­
­
12 regieorgaan energietransitie