Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk

2 oktober 2008 HO&S/58026

Onderwerp
Studiefinanciering minderjarigen in het hoger
onderwijs vanaf september

Uw Kamer heeft op 11 oktober 2006, tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij monde van de heer Tichelaar gevraagd om te onderzoeken of er oplossingen (efficiënte en doelmatige regelingen) zijn voor de student die op 1 oktober al wel studeert maar nog geen 18 jaar is en derhalve nog geen OV-kaart krijgt. Er is toegezegd deze kwestie te onderzoeken in het kader van de integratie van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (WTOS) in het kindgebonden budget.

Studenten die bij aanvang van een studie in het hoger onderwijs nog geen 18 jaar zijn (circa 40.000), krijgen pas vanaf 1 oktober studiefinanciering. De OV-kaart, onderdeel van de studiefinanciering, ontvangen zij ook pas vanaf die datum. Dit is zo geregeld om dubbele aanspraak te voorkomen. Minderjarige studenten ontvangen namelijk nog kinderbijslag, die ingaat en stopt per kwartaal. De studiefinanciering is daaraan gekoppeld. In artikel 7a lid 1 van de Algemene Kinderbijslagwet is namelijk geformuleerd dat men geen recht meer heeft op kinderbijslag, indien het kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal recht heeft op studiefinanciering. De kinderbijslag is dus een `voorliggende' voorziening voor de studiefinanciering.

Het probleem bestaat niet voor alle minderjarigen in het hoger onderwijs. Zo bestaat er voor de groep die in het derde kwartaal 18 jaar wordt en die in aanmerking komt voor inkomensafhankelijke WTOS een inkomensafhankelijke overbruggingstegemoetkoming (artikel 3.6 WTOS). Deze mensen kunnen ter overbrugging een aanvraag doen om in de maanden augustus en september WTOS te krijgen. Zij krijgen in die maanden kinderbijslag, kindgebonden budget én overbruggingstegemoetkoming, afhankelijk van het inkomen een totaalbedrag dat ligt tussen de ca 90 en 315 euro per maand. Ter vergelijking: de basisbeurs voor een uitwonende student in het hoger onderwijs bedraagt ca 255 euro. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

Ik heb bezien of het mogelijk is de systematiek zodanig te veranderen, dat de studiefinanciering ingaat op het moment dat de studie aanvangt, waarbij de kinderbijslag tegelijkertijd komt te vervallen. Dat zou betekenen dat de kinderbijslag eindigt op 1 september en de studiefinanciering begint op 1 september. Daarvoor zou de kwartaalsystematiek bij de kinderbijslag moeten worden aangepast. Dat vergt een forse aanpassing van de informatiesystemen bij de Sociale Verzekeringsbank en van de kinderbijslagwet. Ik acht het gezien de verhouding tussen de omvang van de groep en de inspanning die dit vergt, niet haalbaar.

Ik heb tevens onderzocht of er een oplossing mogelijk is in relatie tot het kindgebonden budget. Hiervoor geldt geen kwartaalsystematiek, maar een maandsystematiek. Dat betekent dat ouders die hiervoor in aanmerking komen, voor hun kinderen in de maand september nog kindgebonden budget ontvangen. Omdat kindgebonden budget geldt tot en met de maand dat men 18 jaar wordt, komt het ook voor dat er voor studenten die in het vierde kwartaal of nog later meerderjarig worden en in het hoger onderwijs zitten, zowel aanspraak op studiefinanciering als op kindgebonden budget bestaat. Het kabinet heeft overwogen om deze parallelle aanspraak op te heffen. Hiertoe is echter niet besloten, omdat het opheffen van de aanspraak op kindgebonden budget juist voor de groepen met de laagste inkomens een te hoge achteruitgang zou betekenen ten opzichte van de huidige situatie (maximaal 994 euro op jaarbasis).

Ik kom op basis van de in deze brief opgenomen overwegingen tot de conclusie dat er geen mogelijkheden zijn om de bestaande aanspraak op studiefinanciering beter te laten aansluiten op de bestaande regelingen voor kinderbijslag en kindgebonden budget. Iedereen met kinderen ontvangt kinderbijslag. Mensen met een inkomen tot ca 32.000 euro kunnen in aanvulling hierop volledig gebruik maken van de overbruggingstegemoetkoming in de huidige WTOS. Tot slot wil ik erop wijzen dat het ingaan van de studiefinanciering per 1 oktober niet per se betekent dat studenten een maand `minder' studiefinanciering krijgen. Deze studenten houden over de gehele resterende nominale studieduur van de opleiding aanspraak op studiefinanciering, tot een maximum van 48 maanden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk