Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
1 oktober 2008 VO/2008/25332
Onderwerp
Reactie op advies OR "De verbindende
schoolcultuur" en rapport SCO-Kohnstamm "Een
kwestie van perspectief"
Aan de Onderwijsraad is gevraagd advies uit te brengen over de vraag hoe om te gaan met culturele
diversiteit in het onderwijs. De hoofdvraag was hierbij hoe op etnisch gemengde scholen een
schoolcultuur tot stand kan komen die de verschillende etnische groepen verbindt, waarin alle
leerlingen zich herkennen en waaraan leerlingen met verschillende etnische achtergronden een
constructieve bijdrage kunnen leveren. De aanvraag was mede ingegeven door signalen van
gemeenten en scholen dat de etnische spanningen op scholen zouden toenemen. Dit zou vooral toe te
schrijven zijn aan de nasleep van de moord op Theo van Gogh. Het advies dat de Onderwijsraad heeft
uitgebracht, genaamd De verbindende schoolcultuur, heeft uw Kamer reeds ontvangen (2006/2007,
30183, nr. 17).
Gelet op de relatie met het specifieke aspect van de etnische spanningen stuur ik u bijgaand tevens het
rapport "Een kwestie van perspectief" toe. Dit is, in opdracht van het ministerie van OCW, opgesteld
door het SCO-Kohnstamm Instituut en geeft de resultaten weer van hun onderzoek naar de rol van
etniciteit in conflicten in het basisonderwijs en voorgezet onderwijs.
Ik heb uw Kamer op 16 juni jl. geïnformeerd (2007/2008, 31289, nr. 40) over mijn huidige aanpak van
de bevordering van integratie in het voortgezet onderwijs en het feit dat ik met de G4 en de VO raad ga
bezien welke eventuele aanvullende acties hiervoor nodig zijn.
Met de nu voorliggende brief geef ik u mijn inhoudelijke reactie op het advies van de Onderwijsraad,
mede in relatie tot het rapport van het SCO-Kohnstamm Instituut.
In deze brief beschrijf ik achtereenvolgens:
1. opzet van het Onderwijsraadadvies De verbindende schoolcultuur
2. aanbevelingen voor de overheid
3. reactie op De Verbindende schoolcultuur
4. relatie met rapport van het SCO-Kohnstamm Instituut "Een kwestie van perspectief"
Opzet advies
Bij de inventarisatie zijn door de Raad drie routes waargenomen waarlangs de scholen invulling geven
aan het feit dat zij een gemengde school zijn. De 3 routes zijn:
1. Convergentie en Nederlanderschap voorop.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/2
De school gaat uit van het individuele talent, ongeacht de achtergrond. Er is bewust geen aandacht
voor de culturele, levenbeschouwelijke of godsdienstige achtergrond van leerlingen. Niet de
herkomst, maar de toekomst is het uitgangspunt.
2. Aandacht voor diversiteit centraal.
Deze scholen vinden het van belang dat de culturele achtergrond van leerlingen niet wordt
verloochend, maar juist wordt benadrukt. Zij profileren zich bijvoorbeeld als wereldschool of
verzamelplaats van culturen. Er is veel aandacht voor verschillende levensovertuigingen. De visie
is dat pluriformiteit (en waarde) van geloofsbeleving en cultuur erkend en benoemd worden.
3. Identiteit in religie en levenbeschouwing.
Deze scholen stellen levensbeschouwing en religie als bindmiddel centraal. Dat kan door een
actieve invulling van de grondslag van het openbaar onderwijs. Dit kan ook een bijzondere school
zijn die de andere godsdiensten en levenbeschouwingen benadert vanuit de eigen identiteit.
Vervolgens doet de Raad een aantal suggesties om scholen te ondersteunen bij het streven naar
gezamenlijkheid en geeft aanbevelingen over de rol van de overheid bij het stimuleren van de
verbindende schoolcultuur. Op deze aanbevelingen kom ik later in deze brief terug.
De Raad laat zien waar het goed gaat: welke multiculturele scholen werken aan verbinding, aan een
gemeenschappelijke noemer en hoe ze dat doen.
In zijn advies komt de Raad tot de conclusie dat de basis voor een verbindende schoolcultuur ligt in de
gezamenlijkheid, in het "wij-gevoel". Gemengde scholen lijken vooral succesvol als zij een visie hebben
op hoe zij omgaan met het multiculturele karakter van de school. Op basis van deze visie ontstaat een
beeld van de school dat zij uitdraagt aan de omgeving.
Aanbevelingen
In het advies komt de Raad tot vijf aanbevelingen/beleidstrajecten:
Beleidstraject 1: Burgerschapvorming en democratie
De Wet op actief burgerschap en sociale cohesie legt scholen een inspanningsverplichting op voor
burgerschapsvorming en sociale integratie. De Raad stelt dat deze inspanningsverplichting zich ook
uitstrekt tot de schoolcultuur en meent dat extra wettelijke regelingen of aanvullingen op bestaande
wet- en regelgeving momenteel niet nodig zijn. De Raad adviseert over enkele jaren te bekijken of de
bestaande wetgeving en het toezicht daarop nog altijd voldoende is als het gaat om schoolcultuur op,
met name, gemengde scholen.
Beleidstraject 2: Nederlandse canon voor het onderwijs
De Raad adviseert de plaats van nieuwe bevolkingsgroepen te verduidelijken in elk relevant venster van
de canon. Zo kan de canon verrijkt worden met aspecten die verwijzen naar de geschiedenis van
migrantengroeperingen.
Beleidstraject 3: Stimuleren van de ontwikkeling van profielscholen levensbeschouwing en godsdienst
De Raad stelt dat voor scholen op het gebied van levensbeschouwing en godsdienst een profiel
ontwikkeld kan worden. In een project kunnen scholen ervaring opdoen met een dergelijk profiel.
Scholen die als voorlopers op het gebied van levensbeschouwings- en godsdienstonderwijs beschouwd
worden, kunnen extra gesubsidieerd worden om hun profiel verder uit te werken.
Beleidstraject 4: Stimuleren van het kosmopoliet schoolprofiel voor gemengde scholen
Multiculturele scholen kunnen zich richten op internationalisering en interculturalisering van het
onderwijs om zo een kosmopoliet profiel te ontwikkelen. De school kan zich richten op het
aanwakkeren en stimuleren van internationale ambities van (alle) leerlingen en hen voorbereiden op
een mogelijke internationale loopbaan.
blad 3/3
Beleidstraject 5: Speciale bekwaamheden van leraren
De Raad adviseert de ontwikkeling van multicultureel competente leraren te stimuleren. Leraren op
(multiculturele) scholen moeten openstaan voor andere culturen. Elke lerarenopleiding moet daarom
aandacht aan dit thema besteden.
Reactie
Ik ben met de Raad van mening dat een school een visie moet hebben op de gewenste schoolcultuur en
dat deze door het bestuur en de docenten uitgedragen moet worden. De activiteiten, die hieraan
bijdragen, zijn een belangrijke verbindende factor tussen leerlingen.
De school is een plek waar leerlingen leren participeren in een leefgemeenschap.
Burgerschapsvorming maakt hiervan deel uit. De taken die scholen hebben rondom
burgerschapsvorming en sociale integratie zijn sinds enkele jaren verplicht gesteld.
De maatschappelijke stage is een van de manieren om burgerschapsvorming te bevorderen. Tijdens de
stage leert de leerling van het contact met de samenleving. Hij ontdekt overeenkomsten en verschillen
in eigen en andermans leefwijze, in cultuur en levensbeschouwing.
Daarnaast stimuleert het ministerie het concept brede scholen, waarbij leerlingen o.a. ook
buurtbewoners betrekken bij activiteiten in en om de school. Op deze wijze worden leerlingen zich
bewust van hun omgeving.
Burgerschap betreft reflectie op het eigen handelen, elkaar met respect tegemoet treden en een
bijdrage leveren aan de zorg voor de omgeving. De leerling leert hoe hij de veiligheid van zichzelf en
anderen in verschillende leefsituaties positief kan beïnvloeden.
Zoals de Raad aangeeft, biedt de huidige wet voldoende handvatten hiertoe.
Over de geschiedenis van migrantengroeperingen bestaat een toenemende hoeveelheid literatuur. De
Raad geeft terecht aan dat scholen en leerkrachten hiervan gebruik kunnen maken bij het bepalen van
de onderwerpen die zij willen behandelen om de canon verder tot leven te wekken en te verrijken.
De canon kan gezien worden als een verbindend middel voor gedeelde historische en culturele kennis,
met ruime aandacht voor de multiculturele componenten van de Nederlandse geschiedenis.
De mogelijkheden om talloze verbanden te leggen tussen 'onze' geschiedenis en de geschiedenis van de
wereld om ons heen, waaronder ook die van allerlei bevolkingsgroepen, zijn toegenomen. De
introductie van de 'oude schoolplaten' in een nieuw jasje, de zogenaamde 'vensters', heeft hieraan een
grote bijdrage geleverd. Onder meer in het venster "veelkleurig Nederland" wordt aandacht besteed
aan de multiculturele maatschappij. In dat venster komt ook het actieve immigratiebeleid aan de orde.
Aan de Stichting Leerplanontwikkeling heb ik gevraagd om de culturele canon leerplankundig uit te
werken en om in deze uitwerking de canon te verrijken met aspecten die verwijzen naar de
verschillende bevolkingsgroepen mee te nemen. Er bestaat een mogelijkheid om bij verschillende
vensters lessuggesties te geven waarmee scholen/docenten hun voordeel kunnen doen om de canon
multicultureel verder te verrijken.
Het stimuleren van de ontwikkeling van profielscholen levensbeschouwing en godsdienst is geen taak
van de overheid. Op dit moment is godsdienstonderwijs en levenbeschouwelijke vormingsonderwijs
geen zaak van het bestuur van de openbare school, maar van daartoe bestemde instituten zoals kerken
en dergelijke. Zij stellen eigen leraren aan. Zij bepalen de inhoud van het onderwijs. De school biedt
alleen de gelegenheid tot het volgen van deze lessen. Dit onderscheid is vastgelegd in de wetgeving die
ervan uitgaat dat de overheid afstand houdt van de inhoud van godsdienst en levensbeschouwing en de
openbare school steeds toegankelijk is voor allen. Bemoeienis van het bestuur met
godsdienstonderwijs en levenbeschouwelijke vormingsonderwijs of bepaalde keuzen op dat gebied
kunnen deze toegang voor sommige leerlingen belemmeren. Het voorstel voor profielscholen betekent
een sterkere betrokkenheid van het schoolbestuur in het openbaar onderwijs met het risico dat de
(grond)wettelijke grenzen worden overschreden.
Wat betreft het bijzonder onderwijs is godsdienstonderwijs een aangelegenheid van het bevoegd gezag.
De overheid staat hier, op de in de wet BIO bepaalde bekwaamheidseisen na, buiten.
blad 4/4
De Raad stelt dat middels een kosmopoliet schoolprofiel scholen zich kunnen richten op het
aanwakkeren en stimuleren van internationale ambities van (alle) leerlingen en dat dit hen voorbereidt
op een mogelijke internationale loopbaan.
Scholen met veel aandacht voor internationalisering in het curriculum, en in het bijzonder scholen die
een internationale leerroute aanbieden zoals Elos (Europa als leeromgeving op scholen) en tweetalig
onderwijs, ondersteunen leerlingen in het verwerven van kennis, begrip, houdingen en vaardigheden
die nodig zijn om actief deel te kunnen nemen aan een internationaal veranderende wereld, ook in
Nederland. Aangezien voor de bovenbouw een gedetailleerde wetgeving geldt, is het niet mogelijk het
Internationaal Baccalaureaat aan te bieden.
Verder vind ik het, net als de Raad, belangrijk dat leraren op scholen open staan voor andere culturen.
Naar mijn mening biedt het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (Staatsblad 2005, 460)
daarvoor al goede aangrijpingspunten. In dat besluit, dat in augustus 2006 in werking is getreden, zijn
de bekwaamheidseisen voor leraren PO, VO/BVE en VHO opgenomen.
Lerarenopleidingen moeten hun studenten in de gelegenheid stellen aan die bekwaamheidseisen te
voldoen. In de bekwaamheidseisen wordt met name in de pedagogische competentie, waar het onder
meer gaat om het creëren van een veilige leeromgeving, aandacht gevraagd voor het omgaan met
culturele verschillen. Om dat te kunnen doen moet de leraar onder meer vertrouwd zijn met de
leefwereld van zijn leerlingen, hun basisbehoeften, hun verwachtingen, met de culturele bepaaldheid
daarvan en moet hij weten hoe hij daarmee kan omgaan; bovendien moet hij kennis hebben van
ontwikkelings- en opvoedingstheorieën en vertrouwd zijn met verschillende opvoedingspraktijken en
de culturele bepaaldheid daarvan. Waar het gaat om de vakinhoudelijke en didactische competentie
wordt in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel aangegeven dat de leraar kennis moet
hebben van processen van identiteitsvorming, zingeving en waardenontwikkeling bij zijn leerlingen en
van de culturele bepaaldheid daarvan.
Eenmaal in de zes jaar wordt bekeken of een een wijziging in de bekwaamheidseisen nodig is. Een
representatieve beroepsorganisatie wordt op dat moment in de gelegenheid gesteld een voorstel te
doen over ongewijzigde handhaving of wijziging van de bekwaamheidseisen. Het Landelijk Platform
Beroepen in het Onderwijs heeft daarbij een centrale rol.
Relatie met het rapport van het SCO Kohnstamm Instituut "Een kwestie van perspectief"
In januari '08 ontving ik het rapport "Een kwestie van perspectief". Dit rapport gaat over de rol die
etniciteit speelt in conflicten op scholen voor basis en voortgezet onderwijs.
Het onderzoek heeft zich gericht op het ontstaan, de ontwikkeling en de beslechting van conflicten.
De representatie van het rapport heeft helaas te leiden onder de geringe respons. Het is niet helemaal
duidelijk waarom scholen niet hebben meegedaan aan de enquête. Er is enige aanleiding om te
veronderstellen dat het tijdstip waarin de enquête is afgenomen een rol heeft gespeeld. De uitkomsten
komen echter wel overeen met die van de zgn. "quick scan" die in 2005 in Amsterdam is uitgevoerd.
Bovendien stroken de resultaten ook met Radstake, Leeman en Meijnen (2007)1, die laten zien dat
leerlingen in het voortgezet onderwijs weinig verband zien met de etnisch heterogene samenstelling
van de klas.
Over het geheel beschouwd is er geen aanleiding om te veronderstellen dat scholen voor primair en
voortgezet onderwijs in Nederland op grote schaal te maken hebben met spanningen en conflicten met
etniciteit als aanleiding. Ik constateer hiermee dat één van de aanleidingen voor het onderzoek naar
een verbindende schoolcultuur lijkt mee te vallen.
1 Radstake, H. Leeman, Y. & Meijnen, W. (2007) Spanningsvolle situaties in etnische-heterogene klassen: ervaringen van
leerlingen. Pedagogische Studien 84 (2) 117-131
blad 5/5
Wel komt uit dit onderzoek naar voren dat het belangrijk is om vroegtijdig in te grijpen bij conflicten,
om te voorkomen dat ze alsnog een etnische lading krijgen. Hierin is een rol weggelegd voor de leraar
en het schoolbestuur.
Tot slot
In De verbindende schoolcultuur wordt gesproken over speciale bekwaamheden van docenten. Ik wil
benadrukken dat deze bekwaamheden niet alleen betrekking hebben op etnische verschillen, maar ook
gericht moeten zijn op conflicthantering, zoals uit het SCO-Kohnstamm onderzoek blijkt.
En naast het belang van een ondernemende school, is ouderbetrokkenheid een belangrijke factor voor
een goede verbindende schoolcultuur. Samen met de ouderorganisaties ga ik hier sterker op in zetten.
Ik ga in gesprek met de ouderorganisaties over welke rol zij hierin kunnen spelen.
Met de Onderwijsraad ben ik van mening dat met een positieve inslag veel bereikt kan worden. Het
advies past binnen de intenties van dit kabinet: samen werk maken van onze samenleving.
Ik ben ingenomen met dit advies, omdat het goede handreikingen biedt tot nadenken en handelen. Het
bevat een rijk scala aan mogelijkheden voor scholen om verbindingen te leggen in hun dagelijkse
multiculturele praktijken. Ik stimuleer een brede verspreiding van het rapport onder scholen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart