KNMG
Nieuwe wetgeving patiëntenrechten
Op 22 september jl. heeft opnieuw overleg plaatsgevonden tussen het ministerie van VWS en de veldpartijen over het vernieuwen van de wetgeving over patiëntenrechten. Op een aantal punten zijn eenduidige conclusies geformuleerd. Andere onderwerpen vergen nog nader overleg. Over de vorm van de nieuwe wetgeving bestaat nog geen eenstemmigheid.
Al sinds eind 2007 is overleg gaande tussen ministerie en veld over de wettelijke versterking van de rechten van de patiënt. In mei van dit jaar ontvouwde het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer haar voornemens (Kamerstuk 31476, nr. 1). Op 22 september jl. heeft voor het eerst overleg plaatsgevonden over ontwerp-wetteksten. Zoals ook is aangegeven in de VWS-begroting 2009 is de regering voornemens een aantal bestaande wetten te vervangen door een nieuwe Wet Cliëntenrechten Zorg (WCZ), waarin een zevental patientenrechten zullen worden geregeld (zie MC 5/2008: 217). Een aantal cliëntenorganisaties hecht groot belang aan de totstandkoming van een dergelijke wet. Andere organisaties, waaronder de KNMG, hebben aangegeven niet overtuigd te zijn van de meerwaarde van het vervangen van bestaande wetten door één nieuwe regeling. Een van de grote risico's daarvan is volgens de KNMG dat binnen één wettelijke kader onvoldoende kan worden onderscheiden tussen instellingsverantwoordelijkheden en verantwoordelijkheden van individuele beroepsbeoefenaren. Wordt een dergelijk onderscheid niet gemaakt, dan kunnen voor zowel zorgverleners als patiënten tal van onduidelijkheden ontstaan. Ook de zeer sterk op individuele afdwingbaarheid gerichte sturingsfilosofie van de beoogde nieuwe integrale wet baart de KNMG zorgen. Sommige onderwerpen kunnen veel beter als collectief recht dan als individueel recht worden geregeld. Het kabinet heeft aangegeven te willen voorkomen dat de relatie tussen patiënt en hulpverlener ten gevolge van de nieuwe wetgeving verzakelijkt, maar gelet op de uitgangspunten van de voorgenomen wetgeving de KNMG acht de kans daarop niettemin reëel. Een aantal aspecten vergt naar de mening van de KNMG nog nadere discussie alvorens een afgewogen oordeel over de vorm van de nieuwe wetgeving mogelijk is. Het gaat daarbij onder meer om de verantwoordelijkheidsverdeling beroepsbeoefenaar-instelling, om het in balans brengen van individuele rechten en het algemeen belang, over de vormgeving van de patientenrechten (als recht van de patiënt of als plicht van de hulpverlener) en over de effectiviteit van wetgeving. Op 22 september is afgesproken dat de komende maanden over deze aspecten, en de wijze waarop het kabinet deze in de wetgeving wil verwerken, nader overleg zal plaatsvinden.
Klachtrecht
In eerdere berichtgeving over de nieuwe patientenrechten (MC 24/2008: 1056-1057) heeft de KNMG aangegeven niet veel heil te zien in een model waarin de bestaande klachtencommissies worden vervangen door een externe geschillencommissie. Op 22 september jl. is door alle partijen steun uitgesproken voor een opzet van een regeling voor klachtenafhandeling die gedifferentieerder is. Deze regeling gaat ervan uit dat de primaire verantwoordelijkheid voor goede klachtafhandeling bij de zorgaanbieder ligt. In de wet zal worden opgenomen dat zorgaanbieders patiënten de mogelijkheid moeten bieden een beroep te doen op een klachtenfunctionaris. Ook zal worden geregeld dat de zorgaanbieders een regeling moeten maken voor de behandeling van de klachten, welke regeling de instemming van de cliëntenraad behoeft. Deze regeling moet leiden tot een uitspraak over een klacht, maar hoe dat gebeurt (wel of niet met behulp van een klachtencommissie) wordt vrijgelaten. Met name cliëntenorganisaties willen hiermee voorkomen dat aan alle zorgsectoren hetzelfde model wordt opgelegd. Tegen de (al dan niet via een commissie) tot stand gekomen uitspraak van een zorgaanbieder zal de klager beroep kunnen instellen bij een onafhankelijke externe commissie. Deze commissie zal ook kunnen oordelen over schadeclaims tot ¤ 25.000 die door de zorgaanbieder zijn afgewezen. De komende maanden zal dit model in ontwerp-wetgeving worden vertaald.
Kwaliteitssystemen en patiëntenrechten
De nieuwe wetgeving zal de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om verantwoorde en veilige zorg te verlenen nog scherper benadrukken dan nu al het geval is. Tegen die achtergrond heeft de KNMG ervoor gepleit in de wetgeving bepalingen op te nemen die ertoe kunnen bijdragen dat kwaliteitssystemen optimaal renderen. Dit leidde op 22 september tot overeenstemming tussen alle betrokkenen over een drietal aspecten van wetgeving:
1. In het kader van sommige kwaliteitssystemen is het onvermijdelijk om (al dan niet korte tijd) herleidbare patiëntengegevens te gebruiken. Het is goed expliciet in de wet te regelen dat zorgaanbieders dit zo nodig mogen doen (met daaraan gekoppeld enige algemene privacybepalingen);
2. Het is van belang een wettelijke 'firewall' te maken tussen systemen gericht op leren en kwaliteitsverbetering enerzijds en procedures gericht op het bestraffen van hulpverleners anderzijds. Men was het erover eens dat de wetgeving zou moeten bepalen dat gegevens uit het ene systeem niet in het andere mogen worden gebruikt (mogelijk behoudens een enkele uitzondering). Deze wettelijke 'firewall' geldt niet in het geval van een verplichte calamiteitenmelding aan de Inspectie, maar in dat geval zou wel in de wet kunnen worden geregeld dat een dergelijke melding niet openbaar is, tenzij de Inspectie, in het algemeen belang, zelf tot openbaarmaking overgaat;
3. Het in de wet regelen van een recht van de patiënt op informatie over de aard en toedracht van incidenten die hij heeft ervaren of nog kan ervaren, en ook, onder bepaalde condities, van een recht op informatie van nabestaanden.
De ministerie van VWS gaat de komende tijd met deze wetgevingsaspecten aan de slag. Dat vergt onder meer overleg met andere betrokken partijen en instanties, zoals de Inspectie, het ministerie van Justitie en het OM. De KNMG hecht aan wetgeving terzake grote waarde en was verheugd op 22 september te ervaren dat andere organisaties van zorgaanbieders alsmede de cliëntenorganisaties het belang daarvan erkennen.
Hoe nu verder?
De komende maanden zal over de hiervoor genoemde onderwerpen nader overleg plaatsvinden tussen ministerie en (een selectie van) veldpartijen. Ook zal verder gesproken moeten worden over andere onderwerpen die naar de mening van de KNMG in de nieuwe wetgeving duidelijk en goed geregeld moeten worden, zoals de professionele standaard van de arts, bewaartermijnen van dossiers, het gebruik van patiëntengegevens voor wetenschappelijk onderzoek, aspecten van grensoverschrijdende zorg e.d. In december a.s. vindt opnieuw een breed overleg plaats tussen VWS en de veldpartijen.
Vanwege het grote maatschappelijk belang van de nieuwe patiëntenwetgeving heeft de KNMG voorgesteld om voorafgaand aan het voorleggen van een wetsontwerp aan de Raad van State een voorontwerp van wet openbaar te maken, waarop alle belanghebbenden kunnen reageren. Dit is indertijd ook bij de Wgbo gebeurd en had positieve gevolgen, zowel waar het ging om de inhoud van de wet als om het draagvlak. VWS heeft dit verzoek, dat ook door een aantal andere organisaties werd gesteund, in beraad.
Zie voor eerdere berichtgeving over dit onderwerp MC 2008: 217, 740 en 1056-1057. Nadere informatie bij J. Legemaate, beleidscoördinator gezondheidsrecht van de KNMG, tel. 030 2823765 of j.legemaate@fed.knmg,nl.