ChristenUnie


Bijdrage Esmé Wiegman AO visserij

Bijdrage Esmé Wiegman AO visserij

donderdag 02 oktober 2008 14:56

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil beginnen met de mosselvisserij. Uit de brieven van de minister maak ik op dat zij hard op zoek is naar oplossingen en haar uiterste best doet. Ik heb daar heel veel waardering voor. Maar de ChristenUnie heeft ook de indruk dat er op korte termijn weinig verandering in de situatie komt. Het PRODUS-onderzoek kan niet versneld worden, ook niet vanwege de beperkte zaadval. De ChristenUnie had daar al vraagtekens bij, omdat hierdoor mogelijk de deugdelijkheid van het onderzoek in gevaar zou kunnen komen en daarmee ook de nieuwe vergunningen. De argumentatie is helder, maar betekent dit dat er een tijdlang onzekerheid zal blijven bestaan voor de sector? In dat verband hoor ik graag wat de status zal zijn van de gegevens van 2007 en 2008 die IMARES versneld gaat uitwerken. Kunnen die wellicht dienen als basis voor een vergunning?

Dan de nadere definiëring van het habitattype H1110A. Deze zou in de zomer gereed zijn. Is het onderzoek hiernaar inmiddels afgerond? Wat is op korte termijn het effect van een nadere omschrijving voor de mosselsector? Betekent een nieuwe omschrijving ook niet dat er nieuw onderzoek gedaan zal moeten worden of kan bij het lopende onderzoek ook een nadere omschrijving worden beoordeeld? Uit de brief die wij gisteren van de minister hebben ontvangen, blijkt dat voor MZI's volop ruimte wordt gegeven, maar dat opschaling pas op zijn vroegst in 2010 kan, als er meer duidelijkheid is over de effecten. Dat is helder, maar teleurstellend voor de sector. Het is duidelijk dat de ChristenUnie nog met veel vragen zit op dit dossier. Ik hoop dat er wat meer duidelijkheid kan worden gegeven over de situatie voor komend jaar. Is er wel of geen vergunning in zicht? Ik vraag die duidelijkheid niet alleen voor de ChristenUnie, maar natuurlijk met name voor de mosselvissers, want die moeten weten waar zij aan toe zijn.

Volgens mij is er uit deze penibele situatie rondom de mosselvisserij een aantal lessen te trekken. Allereerst dat het niet gemakkelijk is om een goede balans te vinden tussen economie en ecologie. Duurzaamheid is een goed streven, maar het kost moeite. Daarom heb ik waardering voor het Maatschappelijk Convenant. De ChristenUnie wil de betrokken vissers, de maatschappelijke organisaties en de minister hiermee feliciteren. In gesprek blijven en samen zoeken naar oplossingen is een noodzakelijk begin. Het toont ook aan dat belangen niet altijd tegenover elkaar hoeven te staan. Verder moeten keuzen goed verantwoord worden. Dat betekent deugdelijk onderzoek en een nauwkeurige omschrijving van de waarden die wij willen beschermen. Dat is niet gemakkelijk, maar wel nodig. Ik hoor graag van de minister wat bijvoorbeeld de status is van het wetenschappelijk onderzoek dat nodig is voor de verduurzaming van de garnalenvisserij. De garnalenvissers moeten immers binnenkort weer een vergunning aanvragen. Gedegen onderzoek is zeker van belang als de Natuurbeschermingswet ook van toepassing wordt op de Exclusieve Economische Zone en wij gebieden gaan aanmelden en aanwijzen als beschermwaardig gebied. Ik hoor overigens graag van de minister wat het betekent dat de hele EEZ onder de Natuurbeschermingswet gaat vallen, met name voor de niet-Natura 2000-gebieden, waarvoor dus geen beheerplan wordt opgesteld.

Dan de beschermde gebieden. Aandacht voor deze gebieden is hard nodig. Over de zee maken wij ons niet zo snel druk, omdat wij niet kunnen zien hoe de kwaliteit van de natuur daar is, maar de Natuurbalans is heel duidelijk. De biodiversiteit is er bijzonder slecht aan toe. Natuurkwaliteit is slechts de helft van de natuurlijke situatie en slechts 15% van de marienesoorten en van de habitatrichtlijn is in gunstige staat. Dat is niet echt iets om over naar huis te schrijven. Daarom wil de ChristenUnie dat de minister vaart maakt met het aanmelden van de vier gebieden als Natura 2000-gebied. 1 september kan al niet meer gehaald worden, maar 1 januari is echt de uiterste deadline. Natuurlijk, het gaat om zorgvuldigheid, maar de gebieden waren al sinds 2005 bekend. Er is ook onduidelijkheid over de aan te melden gebieden. Wat betekent het dat een deel van de kustzone tussen Bergen en Petten niet meer wordt genoemd? Wat is daar de reden voor? Waarom wordt het Friese Front in 2010 aangewezen in plaats van in 2009?

Met de rest van de procedure moet wat ons betreft ook vaart worden gemaakt. Het Rijk is immers zelf helemaal verantwoordelijk voor de beheerplannen. Uit allerlei rapporten, ook op verzoek van LNV opgesteld, blijkt dat er naast deze gebieden nog een aantal ecologisch zeer waardevolle gebieden zijn. Die voldoen mogelijk niet aan OSPAR én de criteria van de Habitat- en Vogelrichtlijn, maar zijn wel waardevol en voldoen aan OSPAR-criteria. Gaat de minister deze gebieden bij OSPAR aanmelden? Wat voor acties gaat zij ondernemen om de bijzondere ecologische waarden in deze gebieden te beschermen? De hele Noordzee is immers aangewezen als EHS, waarmee de overheid heeft aangegeven dat dit gebied het beschermen waard is.

Streven naar bescherming van de Noordzeenatuur wordt al snel aangeduid als het aan banden leggen van de visserij. De ChristenUnie is van mening dat bescherming juist goed samengaat met de visserij. Sterker nog, bescherming van delen van de Noordzee lijkt de ChristenUnie van belang voor een gezonde visserijsector. Verduurzaming van de vissersvloot en het vaststellen van beschermde gebieden gaan wat ons betreft hand in hand. Uit onderzoek blijkt ook dat het beschermen van gebieden juist kan bijdragen aan grotere economische winst. De vissen worden groter, de vangst gaat omhoog. Het lijkt de ChristenUnie dan ook zinvol dat vanuit LNV duidelijker wordt gecommuniceerd over de impact en de voordelen van beschermde gebieden. De situatie in Duitsland leert ons bovendien dat er goede afspraken te maken zijn over het ruimtegebruik, de benodigde bescherming en de mogelijke activiteiten. Is de minister bereid, hierover duidelijker naar buiten te treden?

Er is ook een relatie met het ruimtegebruik op de Noordzee. Er is grote vraag naar de beschikbare ruimte op de Noordzee. Dit lijkt vooral over te worden gelaten aan vrijheid van de markt en principes van de toelatingsplanologie. Natuur vraagt echter actieve bescherming, want het heeft, hoe raar ook, geen marktwaarde in ons systeem. Ik wil in de ruimtediscussie ook een pleidooi houden voor de visserijsector. In het ruimtebeleid is vaak geen expliciete aandacht voor deze sector. Wat de ChristenUnie betreft, reserveren wij niet alleen specifieke gebieden voor natuur, maar ook voor de visserij, de zogenaamde visserijakkers, waar de vissers het alleenrecht hebben.

Ik heb nog twee laatste punten. Die zijn wat Europees getint. Coherentie blijkt nog wel eens te ontbreken op Europees niveau. Ik dacht eerst dat alleen voor het ontwikkelingsbeleid, het beleid ver weg, gold dat er coherentie nodig was, maar het geldt ook voor de Noordzee. Ook daar is het hard nodig. Het Europees visserijbeleid en de Vogel- en Habitatrichtlijn zitten in elkaars vaarwater. Graag zie ik dat de minister zich inzet op coherentie en versterking, in plaats van op negatieve beïnvloeding.

De Europese Kaderichtlijn Mariene Strategie is recent aangenomen. Hoe wordt die voor Nederland uitgewerkt? Welke aanzetten doet de minister nu al? Wordt al begonnen met het benodigde onderzoek? Betekent deze richtlijn ook uitbreiding van de nu bekende lijsten met mariene soorten en typen, gelet op de huidige beperkte omvang hiervan?