Doven moeten zich meer laten zien
Toespraak, 2 oktober 2008
Volgens staatssecretaris Bussemaker moeten doven zich meer laten zien
in de samenleving. Ze moeten op lokaal niveau duidelijk maken wat ze
willen, zodat de gemeente rekening kan houden met hun wensen en
problemen. De WMO biedt hiervoor een belangrijke hulpmiddel.
Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, Jet Bussemaker, tijdens het Doofzichtbaar- congres, gehouden op
Werelddovendag.
Amsterdam, 27 september 2008
Dames en heren,
Zoals u wellicht weet, ben ik de afgelopen maanden een paar keer in
Peking geweest. Daar mocht ik getuigen zijn van de Olympische Spelen
en de Paralympische Spelen. Geweldige sportieve evenementen waar
miljarden mensen over de hele wereld naar keken.
Helaas nemen dove atleten zelden deel aan deze spelen. Doven hebben
hun eigen Spelen, de Deaflympics. Volgend jaar vinden de zomerspelen
in Taiwan plaats.
Hieruit blijkt dat dove mensen in onze samenleving soms een bijzondere
positie innemen. Ik ben me daar terdege van bewust. De afgelopen
decennia is er al veel ondernomen om deze positie minder bijzonder te
maken. We streven ernaar dat doven net als alle andere mensen kunnen
deelnemen aan onze samenleving en zich daar niet van buitengesloten
voelen.
Dat heeft al tot veel positieve resultaten geleid. De situatie van
doven is niet meer te vergelijken met die van een halve eeuw geleden.
Maar dat betekent niet dat er niks meer te verbeteren valt.
Dat geeft u zelf ook aan met deze knelpuntennotitie.
U begrijpt dat ik de tien punten die er in staan nog niet allemaal
goed heb kunnen bekijken. Ik ga dat binnenkort doen en wil dan met u
nagaan hoe we de genoemde knelpunten kunnen oplossen.
Daarop vooruitlopend wil ik nu een paar onderwerpen bespreken waarvan
ik weet dat ze sterk leven onder doven en waarvan u graag wilt weten
hoe ik er over denk.
Ik begin met de Nederlandse Gebaren Taal.
Ik wil nog eens duidelijk vaststellen dat de gebarentaal in Nederland
politiek en maatschappelijk is erkend.
In plaats van een algemene, wettelijke erkenning van de gebarentaal,
is gekozen voor een pragmatische benadering. Dat betekent dat dove
mensen altijd gebarentaal kunnen gebruiken. En als zich daar problemen
bij voordoen, zal de landelijke of de lokale overheid een praktische
oplossing zoeken.
Zo hebben bijvoorbeeld al veel gemeenten gezorgd voor een doventolk in
het gemeentehuis. Als u naar een gemeenteloket gaat, kunt u aangeven
gebruik te willen maken van deze tolk. Soms is er echt een tolk
aanwezig, maar vaak is er iemand via een webcam bij het gesprek
aanwezig. Dankzij deze techniek kunnen ook kleinere gemeenten gebruik
maken van de doventolk.
Ook in het onderwijs is de gebarentaal volledig geïntegreerd. Het
ministerie van OCW heeft geld beschikbaar gesteld voor tweetalig
onderwijs. Bovendien ontvangt het Nederlands Gebarencentrum subsidie
voor de ontwikkeling en het beheer van de gebarentaal en studeren elk
jaar steeds meer tolken af aan de Hogeschool Utrecht.
Dit zijn allemaal ontwikkelingen die er aan moeten bijdragen dat doven
makkelijker kunnen communiceren in onze samenleving.
Met deze maatregelen en door de politieke en maatschappelijke
acceptatie van de gebarentaal, kunnen doven goed participeren in de
Nederlandse samenleving. En daarmee sluit Nederland voor een
belangrijk deel aan op het verdrag van de Verenigde Naties uit 2007
dat handelt over de rechten van mensen met een handicap.
Momenteel gaan we na in hoeverre er nog meer maatregelen moeten worden
genomen om volledig te kunnen voldoen aan dit verdrag. En wellicht
leidt dat in sommige gevallen tot aanpassing van de wetgeving. Welke
gevolgen dit heeft voor de gebarentaal is nu nog niet te overzien.
Ik hou u op de hoogte!
Een ander onderwerp dat voor dove mensen - en overigens voor iedereen
met een handicap - van belang is, is wat Engelsen empowerment noemen.
In goed Nederlands zeggen we: het leren opkomen voor jezelf. De titel
van dit congres: doofzichtbaar, sluit daar mooi op aan.
Met deze titel zegt u dat doven zichzelf niet moeten verstoppen, maar
zich juist moeten laten zien. Ze moeten voor zichzelf opkomen. Ze
moeten mondig zijn.
Ik zei aan het begin al dat iedereen moet kunnen deelnemen aan onze
samenleving. De overheid wil daarbij de nodige ondersteuning verlenen.
Onder meer door er voor te zorgen dat het onderwijs ook voor doven
toegankelijk is en dat er bij het gemeenteloket een
communicatievoorziening is voor doven.
Maar dat alleen is niet voldoende. Mensen moeten ook zelf actie
ondernemen. Ze zullen zelf naar het gemeenteloket moeten om duidelijk
te maken wat ze willen.
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning gaat daar ook vanuit.
Mensen moeten op lokaalniveau duidelijk maken wat ze willen. Dan weet
de gemeente welke problemen en wensen er leven onder de bevolking en
kan ze daar actie op ondernemen. Dat geldt voor een groepje ouders,
dat graag meer speelgelegenheid wil in een buurt, maar dat geldt ook
voor dove mensen die iets gedaan willen hebben. Voor zichzelf, of voor
anderen.
Het feit dat er in een gemeentehuis misschien geen tolk gebarentaal
is, is geen reden om je niet bij een loket te melden. Als nooit een
doof iemand naar dat loket gaat, zal de gemeente ook niet snel
maatregelen treffen om met doven te communiceren. Dat gebeurt niet uit
onwil, maar uit onwetendheid. Daarom moet je je als dove laten zien,
je mondig opstellen. Dan kun je dingen in beweging zetten. En dan maak
je het ook voor andere doven gemakkelijker.
De WMO is daarom geen belemmering voor mensen met een handicap, ook al
behoren ze soms tot een kleine minderheid in een gemeente, maar is
juist een mogelijkheid. Anders gezegd: gemeenten zijn verplicht goed
naar hun bewoners te luisteren, maar dan moet u wel laten weten dat u
er bent!
Belangenorganisaties kunnen daarbij een ondersteunende rol spelen. Zij
kunnen er voor zorgen dat doven beter geïnformeerd zijn en zich
mondiger opstellen.
Ik weet dat het Dovenschap daar al mee bezig is. De training
Voorvechters is daar een voorbeeld van.
Een ander goed initiatief van het Dovenschap vind ik de handreiking
voor gemeenten. Hierin staan oplossingen voor problemen die kunnen
ontstaan tussen doven en gemeentelijke loketmedewerkers.
Ik ga er vanuit dat er - aan de hand van de knelpuntennotitie- meer
projecten worden bedacht om de positie van doven nog verder te
verbeteren.
Dames en heren, ik ga afsluiten.
Ik vind het erg leuk dat ik u hier vandaag heb mogen toespreken op dit
doofzichtbaar-congres. Ik zei het al, ik vind het een prima initiatief
om meer nadruk te leggen op de aanwezigheid van doven in onze
samenleving. Ik ben er van overtuigd dat u daardoor u positie in de
samenleving versterkt en dat dan steeds meer mensen en organisaties
zich er van bewust worden dat ze rekening moeten houden met doven.
Ik zal u hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport