* Idee VROM: platform voor eigen initiatieven
Speech van minister Cramer tijdens het Nationaal Vastgoeddebat
29 september 2008, Utrecht
01-10-2008
Voorzitter Eggink, geachte aanwezigen,
Het zijn turbulente tijden in de financiële sector wereldwijd. Ik kan
mij voorstellen dat u als vastgoedsector die ontwikkelingen op de voet
volgt. Maar vandaag wil ik het met u over een ander onderwerp hebben:
hoe kunnen we de kwaliteit en innovativiteit van de onroerend
goed-markt verhogen?
Het aanzien van ons land is de laatste decennia enorm veranderd. Dat
heeft alles te maken met de groei van de bevolking en de stijgende
welvaart. We zijn met meer, we willen de ruimte en we willen dat die
ruimte kwaliteit heeft. En daar wringt de schoen. We zijn trots op
mooi Nederland, maar zien de schoonheid achteruit gaan.
De druk op de beschikbare ruimte zal de komende tientallen jaren
blijven groeien. Er is een grote behoefte aan nieuwe woningen en
representatieve bedrijventerreinen, aan goede bereikbaarheid, maar ook
aan een aantrekkelijke, groene leefomgeving. Bovendien moeten we ons
land beter bestand maken tegen de klimaatverandering en we hebben
ruimte nodig voor zaken als extra windenergie.
In mijn betoog vandaag zal ik proberen u duidelijk te maken hoe wij
samen met u - op weg willen gaan in de richting van een mooi
Nederland.
Centraal wat moet
Het vorige kabinet heeft met de Nota Ruimte een kader gegeven voor
meer ruimtelijke ontwikkeling van bedrijvigheid, bereikbaarheid en
wonen. Dit kabinet heeft dat beleid met het regeerakkoord bevestigd,
maar wel met nieuwe accenten.
Decentraal wat kan zetten we door. Dat doet recht aan lokale en
regionale kwaliteiten, maar ook aan verschillen in
bevolkingsontwikkeling. Dat respect voor eigenheid wordt gewaardeerd.
Dat zien we bijvoorbeeld terug in de samenwerkingsagenda voor een Mooi
Nederland waarin IPO, VNG en ikzelf elkaar prima weten te vinden.
De keerzijde van die autonomie is een nog altijd gebrekkige samenhang
tussen verschillende lokale en regionale ruimtelijke ontwikkelingen,
teveel kwantiteit en te weinig kwaliteit in de bouw van huizen, kassen
en bedrijventerreinen en teveel onnodig bouwen buiten bestaand
stedelijk gebied. Daarom kiezen we behalve voor het decentrale spoor
ook voor een duidelijker invulling van centraal wat moet.
Zon centrale regie is een loze kreet als niet duidelijk is wat er nu
precies geregisseerd moet worden. Duidelijkheid daarover vraagt eerst
om een inhoudelijk standpunt en daarna om verankering. Inhoudelijk
kies ik voor de kwaliteiten van de groene, open ruimte als
vertrekpunt.
Behoud van open ruimte vraagt bundeling van verstedelijking,
bedrijventerreinen en infrastructuur. Dat kan met consequente
toepassing van de SER-ladder. Dit is een eenvoudige checklist die we
voortaan via AMvBs en Provinciale Verordeningen terug willen zien in
de bestemmingsplannen van de gemeenten.
Die checklist kent drie stappen:
Stap één: goede inventarisatie van de werkelijke behoefte aan woningen
of bedrijventerreinen in de regio.
Stap twee: opnieuw benutten van oude industrie- en havengebieden,
bouwen binnen bestaand stedelijk gebied en verdichten mede door
hoogbouw en functiemenging.
Stap drie: nieuwe uitleg als het echt niet anders kan. Maar dan wel
met grote zorg voor goede inpassing samenhangend in een integrale
gebiedsgerichte aanpak. Daar hoort voortaan ook klimaatbestendigheid
bij met een hoofdrol voor het water in alle ruimtelijke ingrepen.
NVM bedrijfsonroerend goed onderzoek
De resultaten van het NVM bedrijfsonroerend goed onderzoek dat ik net
in ontvangst heb genomen waarvoor veel dank - sluit daar heel mooi bij
aan. Werknemers zijn in de eerste plaats geïnteresseerd in een
traditionele basis van bereikbaarheid, veiligheid en het juiste type
werkplek, met aandacht voor milieu en energie. De Nederlandse
werknemer wil niet langs de snelweg werken en dat komt goed uit, want
ik wil ook niet dat het uitzicht op waardevol landschap verloren gaat
door linten van zichtlocaties. Zie hiervoor ook de structuurvisie
Snelwegpanoramas die ik binnenkort zal presenteren.
De werknemer heeft wel graag winkels en horeca in de directe omgeving.
Dat is vaak niet het geval op bedrijventerreinen aan de rand van de
stad. Ook de werknemer is dus gebaat bij herstructurering van oude
binnenstedelijke bedrijventerreinen en functiemenging waar dat kan.
Daarom wil ik dat in 2020 de kernopgave van 16.000 hectare
herstructurering in 2020 gereed is. De bevindingen en aanbevelingen
van de commissie Noordanus sluiten goed aan bij deze lijn.
Verankering
Hoe verankeren we de zojuist door mij genoemde visie? De basis voor
die verankering vormt de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Wat we als rijk van nationaal belang achten, borgen we met Algemene
maatregelen van Bestuur (AMVBs). De provincies doen hetzelfde met
provinciale verordeningen. Het betekent vooral dat rijk en provincie
zich niet meer tot in detail met elk ruimtelijk plan bemoeien, maar
dat er voortaan sturing vooraf is vanuit heldere kaders. Voor tien
top-onderwerpen denk aan de SER ladder voor bedirjventerreinen - komt
er één AMvB Ruimte.
Financiering is cruciaal
Hoe concreet worden de nationale kaders waarin we dit soort themas
afbakenen? Dat zal afhangen van de mate waarin we erin slagen om te
komen tot integrale ruimtelijke planning. Inclusief de financiering.
Ik zal als coördinerend minister met mijn collegas van WWI, VenW, EZ
en LNV tot zon integrale benadering brengen.
Dat speelt bijvoorbeeld bij het saneren van oude kassen en
bedrijventerreinen of de ruimtelijke inpassing van nieuw glas en
bedrijfsruimte. Voor herstructurering van bedrijventerreinen zoeken we
samen met het ministerie van Economische Zaken naar de mogelijkheden
van een herstructureringsfonds. Ook moeten de opbrengsten van nieuwe
terreinen gebruikt kunnen worden voor het opknappen van oude
terreinen. Collega minister Vogelaar onderzoekt een leegstandsheffing
voor de kantorensector.
Zo zal ook de onlangs gepubliceerde Structuurvisie Randstad 2040
straks een eigen investeringsagenda moeten krijgen waarin alle
samenhangende themas zorgvuldig zijn gewogen.
* Bij de presentatie van deze structuurvisie heb ik gezegd dat we de
komende dertig jaar nog een half miljoen woningen moeten bouwen.
De ontwikkeling van Almere tot een stad van 300.000 inwoners (de
schaalsprong) is daarbij onmisbaar;
* In het Groene Hart is al veel kwaliteit verloren gegaan. Toch is
er nog veel waardevol gebied over en daarom houd ik strenger vast
aan een terughoudende ruimtelijke ontwikkeling daar. In dat kader
zijn we bezig om samen met de provincies het beleid voor de
Nationale Landschappen beter uit te werken;
* In de Zuidvleugel ligt een enorme opgave als het gaat om een meer
aantrekkelijke en groenere woonomgeving. Mede door de eenzijdige
woningvoorraad en versteende woonomgeving slaagt vooral de
Rijnmond er onvoldoende in om nieuwe en hoogwaardige economische
activiteiten aan te trekken. Het moet dus groener en ook
klimaatbestendig.
Tot slot
Het lijkt nu wel alsof het in de ruimtelijk ordening alleen maar gaat
om de Randstad en het Groene Hart. Dat is natuurlijk niet zo. Daarom
start begin volgend jaar het Innovatieprogramma Mooi Nederland.
Projecten uit het hele land die verrommeling tegengaan of uitgaan van
zuinig ruimtegebruik maken kans op een bijdrage. Ik reken op uw
inspirerende inzendingen.
Het economisch tij zit niet mee. Maar dat is geen reden om onze
ambities voor duurzame ruimtelijke kwaliteit terug te schroeven.
Daarom kiest het kabinet voor duidelijke nationale regie op
ruimtelijke ontwikkeling. Regie die uitgaat van verdichte
verstedelijking en gebundelde ruimte voor ondernemen. Máár altijd
duurzaam en klimaatbestendig. Met respect voor waardevol landschap en
open ruimte.
En waar nodig doen we dat met behulp van AMvBs en Provinciale
verordeningen. Zo scheppen we heldere kaders en vinden we de weg naar
duurzaam ruimtelijk ondernemen in een aantrekkelijke leefomgeving!
Dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer