ChristenUnie
Kansen voor hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs
Kansen voor hoogbegaafde kinderen in het basisonderwijs
ArieSlob04k woensdag 01 oktober 2008 13:42
Het kind centraal, rekening houden met verschillen en mogelijkheden,
passend aanbod realiseren en overleg hebben met ouders over het
onderwijstraject voor hun kind. Dat is waar het volgens ChristenUnie
fractie-voorzitter Arie Slob om draait bij beleid voor hoogbegaafde
kinderen in het onderwijs. Hij verwoordde zijn visie vandaag op de
studiedag `Bouwen aan beleid: hoogbegaafdheid in het basisonderwijs'
in Arnhem.
Slob formuleerde een aantal gebieden waaraan versterkt aandacht
gegeven zal moeten worden.
"Ik vraag aandacht voor het stellen van goede diagnoses.
Verbetering is ook noodzakelijk als het gaat om de kennis en kunde van
docenten om hoogbegaafde leerlingen de plek en aandacht in de klas te
geven die ze verdienen.
Passend onderwijs moet ook echt passend onderwijs zijn. Ik noemde al
de uitgangspunten die daarbij horen en die stuk voor stuk toepasbaar
zijn op de omgang met hoogbegaafde leerlingen. Van scholen mogen we,
misschien beter gezegd: moeten we verwachten dat ze ook aandacht geven
aan deze categorie leerlingen.
Er zijn al regelingen die niet altijd benut worden. Ik denk
bijvoorbeeld aan de financiële mogelijkheid die WSNS ook voor
hoogbegaafde leerlingen kan bieden. Mogelijkheden die niet altijd
benut worden. Waar nodig zullen nog de nodige ogen geopend moeten
worden.
Ik pleit voor steun voor het initiatief van de
`begaafdheidsprofielscholen' zoals dat analoog aan een groep scholen
in het VO nu ook in het basisonderwijs wordt opgestart.
Plusklassen kunnen organisatorisch en inhoudelijk een waardevolle
bijdrage leveren aan de zorg voor hoogbegaafde leerlingen. Ik laat die
keuzen graag bij scholen liggen, die daarover overleg met de ouders
zullen moeten hebben."
Aanleiding voor de studiedag was de uitgave van het boek 'Slim Beleid:
Keuzes en consequenties bij beleidsvorming ten behoeve van
hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs'.
Speech Arie Slob over hoogbegaafdheid, uitgesproken op de studiedag
`Bouwen aan beleid: hoogbegaafdheid in het basisonderwijs' op 1
oktober 2008.
Dames en heren,
Ik wil beginnen met drie mails die ik ontving.
Allereerst een mail die ik vorige week kreeg van de moeder van een
hoogbegaafde dochter.
`Geachte Arie Slob', stond erboven. `Heel graag mail ik jou over het
onderwerp hoogbegaafdheid. Ik ben blij met alle aandacht die er
momenteel voor dit onderwerp is. Ik ben ook blij, dat in de politiek
is doorgedrongen dat er iets gedaan moet worden met hoogbegaafde
kinderen. Fijn dat jij daarin ook een aandeel hebt. Via deze mail wil
ik graag aandacht vragen voor al die misdiagnoses die gesteld worden
bij hoogbegaafde kinderen (bv PDD-NOS, NLD, Asperger, ADHD).
Misdiagnoses betekent voor veel gezinnen: onnodige ellende en vechten
om de juiste diagnose gesteld te krijgen, Hoogbegaafde kinderen moeten
de juiste diagnose gesteld krijgen. Natuurlijk zijn er hoogbegaafde
kinderen met een stoornis, maar er zijn ook genoeg hoogbegaafde
kinderen , die `alleen' maar hoogbegaafd zijn. Ze moeten op juiste
waarde geschat worden en er moeten geen stoornissen bij aangepraat
worden door psychiaters ed. Ook vind ik het van groot belang dat
psychiaters, psychologen, orthopedagogen en kinderartsen moeten
bijscholen op het gebied van hoogbegaafdheid. Dus niet alleen op
scholen, nee, ook zeker de specialisten, die nogal vaak tekort
schieten wat betreft kennis van hoogbegaafdheid. Het is dan al snel
iets van autisme wat de klok slaat en daarmee doe je hoogbegaafde
kinderen zeer tekort en zadel je ze met een extra probleem op, zoals
we met onze dochter hebben ervaren.'
Een andere mail. Ontvangen van een vader van twee hoogbegaafde
kinderen.
`Beste Arie', schrijft hij. `Onze zonen zijn slimmer dan gemiddeld en
hadden al een of twee klassen overgeslagen, maar konden niet op een
goede manier de slag te pakken krijgen. Iedere dag kwamen ze
ongelukkig thuis. De situatie werd onhoudbaar. We hebben ze
uiteindelijk naar een school gestuurd waar ze helemaal tot hun recht
komen en weer blij zijn om naar school te gaan. De school is niet
speciaal voor hoogbegaafden, maar iedereen die op zijn oude school is
vastgelopen komt hier weer tot bloei. Goed voor jezelf en voor de
ander zorgen, zijn op deze school regels die door iedereen gedragen
worden waardoor er niet gepest wordt en ieder erbij hoort. Ik ken je
interesse voor het onderwerp hoogbegaafdheid. Kom gerust eens op de
school kijken.'
Nog een mail.
`Geachte heer Slob, graag vraag ik uw aandacht voor het fenomeen
plusklassen. Onze zoon is hoogbegaafd. Helaas lukte het de basisschool
waarop hij zit niet echt om daar een passend leeraanbod voor aan te
bieden. Gevolg is dat hij zich ging vervelen en steeds slechter in
zijn vel kwam te zitten. Gelukkig is er inmiddels een zogenaamde
plusklas opgericht. Daar kan hij zich veel beter in uitleven. Hij
wordt nu eindelijk eens een keer echt uitgedaagd op school. Als ouders
is ons gevraagd een extra financiële bijdrage te leveren voor deze
plusklas. Nu willen we dat best doen, maar mijn vraag aan u is: mag
een school dit van ouders vragen of mogen we gewoon van de school
verwachten dat ze voor alle leerlingen een goed aanbod hebben. Dus ook
voor onze hoogbegaafde zoon? Graag een reactie.'
Zomaar een greep in mijn mailbox van de afgelopen weken. Mails over
hoogbegaafdheid. Mails van ouders die, zo blijkt uit hun reacties,
soms wanhopig zijn over de diagnoses die gesteld worden over hun
kinderen en ook over het onderwijs dat aan hen gegeven wordt of werd.
Vaak ook jarenlang tobben met hun kinderen tot er een geschikte school
gevonden is of totdat de school een aanpak heeft gekozen die recht
doet aan hun kind of kinderen. Het onderwerp hoogbegaafdheid staat
gelukkig steeds hoger op de onderwijsagenda. Er zijn steeds meer
scholen die aandacht besteden aan een structurele benadering van
hoogbegaafde leerlingen. Dit uit zich onder andere in een groeiende
behoefte aan beleidslijnen. Ook zien we dat er speciale scholen voor
hoogbegaafden kinderen worden opgericht.
Ook in de politiek is de aandacht voor het onderwerp hoogbegaafdheid
en talentontwikkeling toegenomen. Recent leidde dat tot een
uitgebreide brief van staatssecretaris Dijksma over het stimuleren van
excellentie in het basisonderwijs, inclusief een op mijn verzoek
gehouden onderzoek naar Plusklassen. De Tweede Kamer zal daar ook nog
apart over spreken. Graag wil ik in mijn bijdrage in gaan op de
politieke kansen om van aandacht voor hoogbegaafde leerlingen een
thema van zorg te maken.
Dat is nodig ook. Niet alleen vanwege de vele mails, brieven en
telefoontjes die ik - en naar ik aanneem ook veel van mijn collega's -
al lange tijd ontvang. Dat zijn wel duidelijke signalen dat er iets
aan de hand is. Het is ook niet voor niets dat er vandaag een congres
over dit onderwerp wordt belegd.
Onderwijs heeft politiek gezien veel prioriteit. Dat zien we al terug
in de grondwet. Daarin lezen we dat onderwijs een aanhoudende zorg van
de overheid is. Dat zeggen we niet van bijvoorbeeld veiligheid. Hoewel
we dat toch ook als een primaire overheidstaak zien. Hieruit spreekt
het grote besef dat het volgen van onderwijs goed is voor de
persoonlijke vorming van alle kinderen. Dat de overheid er voor moet
zorgen dat daarvoor de juiste voorwaarden gecreëerd worden. Elk kind
dat een schoolgebouw binnenstapt moet de kans krijgen om uitgedaagd,
gestimuleerd en gemotiveerd te blijven. Onderwijs moet maatwerk zijn.
Scholen moeten in staat gesteld worden leerlingen die zorg te bieden
die ze nodig hebben.
Als ik terugkijk naar de debatten zoals die de afgelopen jaren in de
Tweede Kamer gevoerd zijn, dan valt op dat er veel aandacht is voor
het bestrijden van onderwijsachterstanden. Dat is niet vreemd. Als
kinderen achterblijven in hun onderwijsontwikkeling is het nodig om
daar extra beleid voor te ontwikkelen. Onderwijsachterstandenbeleid
noemden we dat eerst. Later is dat getransformeerd in het begrip
onderwijskansenbeleid. Dat vonden we wat positiever klinken. Veel
vergadertijd in de politiek, maar ook aandacht in de scholen is hier
naar uitgegaan. In een snel tempo zagen we ook dat allerlei mogelijke
oorzaken van achterstanden een naam kregen. In feite betekende dat ook
dat het aantal labels dat leerlingen opgehangen konden krijgen, in
hetzelfde tempo toenam. Uit eigen ervaring weet ik dat niet iedere
docent dat tempo kon volgen. Om over leerlingen en ouders nog maar te
zwijgen.
De op zich te begrijpen aandacht voor leerlingen die onderpresteerden
zorgde wel voor enige disbalans. Met name leerlingen die
bovenpresteerden, de categorie hoogbegaafden of zij die daar dicht
tegenaan zaten, kregen niet altijd de aandacht waar zij ook recht op
hadden. In de school, maar ook in de politiek. Niet dat er niets
gebeurde. Er waren ook projecten. Maar structurele aandacht voor deze
buitengewone categorie leerlingen ontbrak. Er was vaak geen beleid.
Geen visie. Met als gevolg dat een groot deel van deze leerlingen met
hun ouders tussen de bekende wal en het schip terechtkwamen. Les die
we hieruit kunnen trekken is dat we niet alleen achterom moeten
kijken, naar de achterblijvers, maar ook vooruit, naar degene die
vooraan lopen of in ieder geval de potentie hebben dat te doen.
Groot risico van het veronachtzamen van deze categorie leerlingen is
namelijk dat ze daardoor in een negatieve spiraal terechtkomen. Als er
namelijk, zoals ook het rapport van de Onderwijsraad Presteren naar
vermogen uit 2007 stelt, te weinig intellectuele uitdaging voor deze
leerlingen is, cognitieve prestaties worden ondergewaardeerd, het
lesprogramma weinig flexibel is en er geen extra uitnodigend aanbod
van lesstof is, leidt dit in veel situaties tot onderprestatie. Juist
onder hoogbegaafde kinderen is dat een probleem. Daar komt nog bij de
groepsdruk om in leerprestaties ook weer niet al teveel boven het
maaiveld uit te steken. Ik heb het dan nog niet eens over die
leerlingen die op basis van foutieve of onvolledige diagnoses in een
spoor zijn terechtkomen waar ze helemaal niet in thuishoren. De
dochter van de moeder uit de eerste mail is daar een voorbeeld van.
Pas nu ze op een goede school voor voortgezet onderwijs zit (de tweede
inmiddels) heeft ze de aandacht en aanpak gekregen waar ze conform
haar capaciteiten recht op had. Daar gingen wel acht frustrerende
basisschooljaren en een verkeerde start op de eerst bezochte school
voor voortgezet onderwijs aan vooraf. Veel te laat was bij haar
duidelijk geworden dat het om een hoogbegaafd kind ging.
De eerlijkheid gebied me te zeggen dat dit andersom ook wel voorkomt.
Kinderen die voor hoogbegaafd worden aangezien, maar dat niet zijn.
Ouders die er absoluut van overtuigd zijn dat hun kind hoogbegaafd is.
Wat een schade kan een dergelijke spraakverwarring bij kinderen soms
aanrichten. Alleen daarom is het al van belang dat de deskundigheid
over hoogbegaafdheid op alle fronten - ouders, hulpverleners,
docenten, lerarenopleidingen en ook de politiek - wordt versterkt. De
kinderen die het aangaat mogen dat toch ook van ons verwachten. Als de
zorg aan hen ons ook echt een zorg is, zouden we ook niet anders
moeten willen. Het sluit ook naadloos aan bij de uitgangspunten die we
geformuleerd hebben voor Passend Onderwijs waar we, opvallend genoeg,
ook bijna altijd alleen spreken over kinderen met extra zorgvragen. De
uitgangspunten van Passend onderwijs zijn echter ook interessant in
verband met hoogbegaafdheid. Ik noem ze:
1. Het kind moet centraal staan. Taak van het onderwijs is om de
kwetsbare kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op een zo
zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. Tussen de leerlingen
zijn er grote verschillen naar de aard van de beperkingen en de
mogelijkheden die zij hebben. Het onderwijs moet rekening houden met
die verschillen en het aanbod aanpassen op de behoeften van het kind.
Met ouders moet goed overlegd worden over het onderwijstraject voor
hun kind;
2. Passend onderwijs betekent niet dat alle leerlingen in de gewone
school voor basis- of voortgezet onderwijs moeten worden opgevangen.
Een deel van de leerlingen kan met goede ondersteuning in de reguliere
school onderwijs volgen, maar een ander deel kan beter onderwijs
volgen in een speciale school. Er zijn ook tussenvormen mogelijk zoals
de inrichting van een speciale klas binnen een reguliere school.
3. Passend onderwijs moet in de klas gerealiseerd worden. Personeel
in de scholen moet voldoende toegerust zijn om het onderwijs aan deze
leerlingen te geven. Onderwijs is niet passend als de leraar die het
geeft niet de bekwaamheid heeft ontwikkeld om het te geven of niet
voldoende ondersteuning krijgt. Daarom moet de positie van de leraren
versterkt worden.
Het kind centraal, rekening houden met verschillen en mogelijkheden,
passend aanbod realiseren, overleg hebben met ouders over het
onderwijstraject voor hun kind. Hoogbegaafde kinderen horen daar dus
ook bij. Laten we hen dan niet vergeten. Het is dan ook bedroevend als
uit onderzoek blijkt dat slechts negen procent van de docenten uit het
basisonderwijs vindt dat hoogbegaafde leerlingen op hun school
voldoende worden uitgedaagd.
Het onderwijs aan hen moet - wat mij betreft - zoveel mogelijk binnen
de muren van de reguliere scholen te gebeuren. Aparte scholen voor
hoogbegaafde leerlingen hebben niet mijn eerste voorkeur. Al kan ik
het ook niet uitsluiten. Daarin zullen uiteindelijk ouders in het
belang van hun kind of kinderen een keuze in moeten maken. Die keuze
kan ook per kind verschillend uitvallen. Ik pas ervoor dat vanuit den
Haag te gaan bepalen.
Van groot belang is wel dat in de scholen docenten de kennis en kunde
hebben om met hoogbegaafden om te gaan. Uit het eerder door mij
genoemde onderzoek bleek dat slechts een kwart van de docenten
zichzelf capabel vindt om hoogbegaafde leerlingen te helpen. Eenzelfde
percentage zet ook vraagtekens bij de aandacht die hun school aan
hoogbegaafden besteedt. Op maar een beperkt aantal scholen is een plan
van aanpak aanwezig.
Hoewel ik een groeiende aandacht zie voor hoogbegaafde leerlingen,
zowel in de school als de politiek, is duidelijk dat we er nog lang
niet zijn. Hier is, in het belang van hoogbegaafde kinderen, nog een
wereld te winnen.
Zonder de pretentie te hebben geheel volledig te willen zijn,
formuleer ik een aantal gebieden waaraan versterkt aandacht gegeven
zal moeten worden. Ziet u dat maar als kansen om gericht iets te
kunnen betekenen voor hoogbegaafde leerlingen.
1. Ik vraag aandacht voor het stellen van goede diagnoses. Uit
onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen blijkt ook dat het zo
vroeg mogelijk screenen van leerlingen essentieel is. De daarvoor
benodigde instrumenten behoeven, zo schrijft staatssecretaris Dijksma
recent aan de Tweede Kamer, verbetering. Aan het werk, zou ik zeggen.
2. Verbetering is ook noodzakelijk als het gaat om de kennis en
kunde van docenten om hoogbegaafde leerlingen de plek en aandacht in
de klas te geven die ze verdienen. Docenten vragen hier ook zelf om.
Op mijn verzoek wordt er in overleg met staatssecretaris Van
Bijsterveld bekeken wat er in dat opzicht verbeterd moet worden in het
aanbod van lerarenopleidingen. Bij het bespreken van de
kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren, zal hierop verder
teruggekomen moeten worden.
3. Passend onderwijs moet ook echt passend onderwijs zijn. Ik
noemde al de uitgangspunten die daarbij horen en die stuk voor stuk
toepasbaar zijn op de omgang met hoogbegaafde leerlingen. Van scholen
mogen we, misschien beter gezegd: moeten we verwachten dat ze ook
aandacht geven aan deze categorie leerlingen. De toenemende aandacht
voor hoogbegaafden waardeer ik als positief. Maar op sommige scholen
komen we van ver. De lat mag in dat opzicht ook hoog gelegd worden.
Fijn dat staatssecretaris Dijksma extra geld beschikbaar stelt om
projecten op te starten, gericht op het stimuleren van uitmuntende
prestaties van toptalenten op basisscholen en het stimuleren van een
omgeving waarin excellentie wordt gewaardeerd. Ik ga ervan uit dat
Renze Portenger in zijn lezing vanmiddag daaraan ook aandacht zal
geven. Ik ga er ook vanuit dat de inspectie bij scholen de vinger aan
de pols zal houden waar het gaat om aandacht voor hoogbegaafde
leerlingen.
4. Ik ben blij met het boek Slim beleid dat vandaag gepresenteerd
is. Hoe meer materiaal er voor scholen beschikbaar komt, hoe beter.
Fijn ook dat er al de nodige expertise mbt dit onderwerp beschikbaar
is. Gelukkig hoeft ook niet overal het hoogbegaafdheidswiel opnieuw
uitgevonden te worden. Er ligt ook al het één en ander aan materiaal
en inzichten. Ook zijn er al regelingen die niet altijd benut worden.
Ik denk bijvoorbeeld aan de financiële mogelijkheid die WSNS ook voor
hoogbegaafde leerlingen kan bieden. Mogelijkheden die niet altijd
benut worden. Waar nodig zullen nog de nodige ogen geopend moeten
worden.
5. Steun voor het initiatief van de `begaafdheidsprofielscholen'
zoals dat analoog aan een groep scholen in het VO nu ook in het
basisonderwijs wordt opgestart. Hierbij is het CPS betrokken. Mijn
voorkeur gaat er wel naar uit dat breed wordt geïnvesteerd in aandacht
voor hoogbegaafdheid op alle scholen in Nederland.
6. Plusklassen kunnen organisatorisch en inhoudelijk een
waardevolle bijdrage leveren aan de zorg voor hoogbegaafde leerlingen.
Ik laat die keuzen graag bij scholen liggen, die daarover overleg met
de ouders zullen moeten hebben. Zeker na Dijsselbloem zijn we ons nog
meer bewust van het onderscheid tussen het `wat' en het `hoe'. Al ben
ik nooit zo voor Haagse blauwdrukken geweest, maar dit terzijde. Als
het om plusklassen gaat mogen we wel van scholen verwachten dat ze
transparant zijn als het om organisatie en financiering gaat. Dat was
en is niet altijd even duidelijk geweest. Ik heb daarvoor vorig jaar
aandacht gevraagd en dat heeft geresulteerd in een inspectieonderzoek
waarvan de resultaten inmiddels bekend zijn. Resultaten die de
noodzaak van transparantie en duidelijkheid alleen maar onderstrepen.
De inspectie zal daar ook verder op toezien.
Ik kom tot een afronding. Een congres als dit - met daarbij de
presentatie van een boek waar scholen veel plezier van kunnen hebben -
onderstreept de toegenomen aandacht voor hoogbegaafdheid. Laten we dat
met elkaar als winst zien. Ook in de politiek zie ik deze
ontwikkeling. Getuige ook de aandacht die staatssecretaris Dijksma -
daarvoor aangevuurd vanuit de Kamer - nu aan dit onderwerp geeft.
Ik spreek de hoop uit dat dit er voor zal zorgen dat hoogbegaafde
leerlingen steeds meer de zorg en aandacht krijgen die ze verdienen.
Dat ouders die soms in wanhoop niet meer weten wat ze met hun kinderen
moeten, steeds meer tot het verleden gaat behoren. Mijn mailbox en
deur blijft voor hen open staan. Dat geldt ook voor u met al uw
expertise op dit terrein.
De grondwet spreekt uit dat onderwijs de overheid een aanhoudende zorg
moet zijn. Met uiteindelijk doel dat ieder kind het onderwijs krijgt
waar hij of zij recht op heeft. Een geweldig doel om ons met elkaar
voor in te zetten. Ieder op zijn of haar eigen plaats. Ik wens u allen
daarbij veel wijsheid, inzet en doorzettingsvermogen. En voor de rest
van de dag nog een goed congres.
Ik dank u wel.
Arnhem, 1 oktober 2008
Arie Slob