Nivel
Een op de drie jonge kinderen krijgt astmamedicijnen
1 oktober 2008
Ruim een op de drie kinderen krijgt voor het achtste jaar minstens één keer astmamedicijnen, maar zij hebben lang niet allemaal astma. Kinderen die op hun achtste jaar werkelijk astma hebben, blijken in de voorgaande jaren wel langer en intensiever behandeld te zijn. Dit blijkt uit onderzoek waarop NIVEL-onderzoeker en apotheker Mira Zuidgeest 8 oktober promoveert aan de Universiteit Utrecht.
Moeilijke diagnose
Astma is bij jonge kinderen heel moeilijk vast te stellen doordat daarvoor nog steeds geen goede diagnostische test bestaat. Voor huisartsen is hierdoor moeilijk te bepalen welke kinderen astmamedicijnen nodig hebben en welke niet, terwijl ze erg veel kinderen met een piepende ademhaling op het spreekuur krijgen. Mira Zuidgeest onderzocht daarom hoe artsen voorschrijven in de praktijk. "Je ziet dat veel - ruim een derde (36%) - van de kinderen voor hun achtste jaar astmamedicijnen krijgen. Uit een ander onderzoek blijkt dat nog niet de helft (49%) van de kinderen die astmamedicijnen krijgen de diagnose astma heeft. Dit wijst op 'overgebruik'."
Piepen
Toch is het gebruik van astmamedicijnen niet zo willekeurig als het lijkt, ontdekte de promovenda. Vaak kijken artsen hoe kinderen reageren op de medicijnen om de diagnose zekerder te stellen. Als het kind er goed op reageert, is de kans op astma groter. Zuidgeest: "Veel van deze kinderen krijgen de middelen dan ook maar eenmalig voorgeschreven en meestal gaat het dan alleen om een 'luchtwegverwijder'. Zo'n proefbehandeling is conform de richtlijnen voor 'astma bij kinderen', maar dit wordt alleen bij jonge kinderen gedaan, bij gebrek aan diagnostische alternatieven."
Trial and error
Opmerkelijk is dat huisartsen onderling sterk verschillen in de mate waarin ze deze geneesmiddelen voorschrijven bij jonge kinderen. Voor kinderen onder de zes jaar loopt dit uiteen van 4 tot 25%. Dat betekent dat als je met je kind naar de huisarts gaat, je bij de ene medicijnen krijgt en bij de ander niet. Dat verschil is waarschijnlijk zo groot door de onzekerheid in de diagnose. De ene arts gaat hierdoor meer voorschrijven, de ander juist minder. Zuidgeest: "Zolang een goede diagnostiek nog toekomstmuziek is, blijft het toch voor een deel trial and error. Wij proberen artsen en apothekers inzicht te geven in wat er in de praktijk gebeurt en ze zo handvatten te geven om bij te sturen. Ze moeten de effecten van astmamedicatie bij hun jonge patiënten in ieder geval continu blijven evalueren om 'overgebruik' van deze middelen te voorkomen."
Nationale Studie
Zuidgeest gebruikte voor haar onderzoek onder meer data van 109 huisartsen uit de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk en data van kinderen uit de PIAMA-studie (Preventie en Incidentie van Astma en Mijt Allergie). Het promotieonderzoek is gefinancierd door het RIVM.
Promotoren: prof. dr. H.G.M. Leufkens en prof. dr. ir. B. Brunekreef, co-promotoren: dr. M. Bracke en dr. H.A. Smit