Universiteit Leiden

Parkinson op de kubieke nanometer

In de ziekte van Parkinson speelt het eiwit alpha-Synucleine - aS voor intimi - een belangrijke rol. Maar hoe het werkt, en wat het doet met de zenuwcellen is nog grotendeels een raadsel. Biofysicus Martina Huber verschaft met behulp van elektronspinresonantie nieuwe informatie over de wisselwerking van het eiwit met het zenuwmembraan: niet alle plekken van het eiwit binden daar even goed aan, en dat is afhankelijk van de lading van het membraan.

Afbeelding: Martina Huber

Plaques
Het eiwit aS is het belangrijkste bestanddeel van de eiwitplaques - de Lewy bodies - die kenmerkend zijn voor Parkinson. En in de erfelijke variant van Parkinson, die zich op jongere leeftijd manifesteert dan de veel vaker voorkomende ouderdomsvariant, blijkt het gen gemuteerd te zijn dat voor het eiwit aS codeert. Door die genafwijkingen klonteren de eiwitten gemakkelijker samen.

Wisselwerking met zenuwmembraan
De structuur van het eiwit is nog grotendeels onopgehelderd, evenals de wisselwerking van het eiwit met het zenuwcelmembraan. Die wisselwerking is waarschijnlijk van cruciaal belang voor de biologische functie van het eiwit, en voor de vorming van Lewy bodies.

Drie vormen
aS is een klein eiwit, met 140 aminozuren. Het is een fascinerend eiwit, vindt Huber. Als het is opgelost in een vloeistof, heeft het nauwelijks een structuur. Maar als het aan het membraan bindt, neemt het wel een duidelijke structuur aan, namelijk die van twee aan elkaar gekoppelde helixen. In plaques neemt het eiwit nog weer een andere structuur aan, die bèta-sheet wordt genoemd

Hoefijzervorm

In juni van dit jaar hebben Huber en collega's al laten zien (in het tijdschrift JACS) dat de helixvorm de neiging heeft zich in een hoefijzervorm over het membraan te vouwen. In het tijdschrift ChemBioChem legt ze deze week nieuwe informatie bloot over het eiwit, ditmaal over de wisselerking met het zenuwmembraan. Huber en haar groep voerden dit onderzoek samen uit met collega's van de universiteit van Twente, de groep van V. Subramaniam.

Afbeelding: Eerder dit jaar ontdekten Huber en collega's dat het eiwit aS zich bij binding aan het membraan vormt als een hoefijzervormige helix. (Afbeelding: FOM)

Binding aan het membraan
Huber bestudeert het eiwit op nanometerschaal, met behulp van elektronspinresonantie. Ze keek ditmaal naar de aantrekkingskracht tussen membraan en eiwit, door met elektronspinresonantie de bewegingssnelheid te meten van gelabelde plekken op het eiwit. En ze ontdekte daarmee dat niet alle plekken op het eiwit even goed binden aan het - kunstmatige - membraan.

Grotere aantrekkingskracht nodig
Als een membraan zelf overwegend negatief geladen is, bindt het hele eiwit - twee aan elkaar verbonden helixstrengen - eraan, maar naarmate het membraan een minder negatief tot meer neutrale lading heeft, laat een deel van het eiwit het membraan los. Dat deel van het eiwit moet dus minder prositief geladen zijn dan de rest, en heeft daarom een grotere aantrekkingskracht van het membraan nodig.

Informatieoverdracht
Onderzoekers denken dat de wisselwerking van het eiwit met het membraan grote invloed heeft op het ziek worden. `Als er te veel eiwit aan het membraan bindt, zou dat membraan bijvoorbeeld kunnen gaan lekken', zegt Huber. `We hebben het hier over ingewikkelde synaptische membranen, die belangrijk voor informatieoverdracht zijn. Je kunt je dus voorstellen dat er van alles fout kan gaan als dat gebeurt.'

Discussie over vorming plaques
Discussie over vorming plaques
Ook de vorming van plaques heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met de manier waarop het eiwit, in helixvorm, aan het membraan bindt. Maar hoe precies? Daar discussiëren onderzoekers nog over. Huber: `Sommigen denken dat binding aan het membraan de plaquevorming bevordert, maar anderen denken juist dat eiwitten minder snel samenklonteren als ze aan een membraan gebonden zijn.' `Maar waarschijnlijk kan het allebei', zegt ze, nu ze heeft ontdekt dat niet alle plekken op het eiwit even goed aan het membraan binden. `Het hangt af van de condities.'
---

---
Elektronspinresonantie

Huber bestudeerde aS-eiwitten die met de ziekte van Parkinson in verband gebracht worden met behulp van elektronspinresonantie. Elektronspinresonantie (ESR) is een broertje van kernmagnetische resonantie (NMR). De Leidse fysici zijn de enigen in Nederland die werken aan de ontwikkeling en verfijning van ESR, waarvoor diepgaande kennis van instrumentatie en spins nodig is. Huber: `Wij vervangen een of meer aminozuren op een eiwit door zogenoemde spinlabels. Die manipuleren wij met microgolven, waarvan we dan de signalen opvangen.'

Met ESR kun je afstanden tussen twee spinlabels meten op een schaal van een halve tot - onder ideale omstandigheden - 8 nanometer, met een foutenmarge van 0,01 nm. Bewegingssnelheden van de rondtollende spins zijn te meten in nanoseconden. In een oplossing kunnen de spinlabels vrijuit rondtollen maar die bewegingsvrijheid neemt af naarmate ze meer gebonden zijn aan een membraan. Huber gebruikte een kunstmatig membraan dat zoveel mogelijk lijkt op een biologisch membraan. Door neutraal en negatief geladen lipiden in verschillende hoeveelheden te mengen gaf ze de membranen een verschillende ladingsdichtheid.
---

---

Biochemisch onderzoek
Dat aS-eiwitten goed binden aan negatief geladen membranen hadden biochemici ook al gezien. Huber: `Maar met biochemische technieken kun je alleen iets zeggen over het eiwit als geheel: het bindt wel of het bindt niet. Wij hebben het gedetailleerder kunnen onderzoeken.'

Ziek
Wat betekent haar ontdekking voor het begrip van de ziekte van Parkinson? Huber: `Hoe dat in het menselijk lichaam werkt, staat voor mij als biofysicus iets te ver weg van mijn expertise. Synaptische membranen hebben bijvoorbeeld een heel complexe structuur, die je in mijn kunstmatige membraan natuurlijk niet hebt. Maar de grote vragen voor mij zijn wel: verandert de lading van een membraan misschien als iemand ziek wordt? Kan het eiwit, als het helemaal bindt, gemakkelijker het membraan in duiken? En bindt het, als het membraan minder sterk geladen is, eerder aan andere eiwitten?'

Spin-Label EPR on a-Synuclein Reveals Differences in the Membrane Binding Affinity of the Two Antiparallel Helices (p NA)
Malte Drescher, Frans Godschalk, Gertjan Veldhuis, Bart D. van Rooijen, Vinod Subramaniam, Martina Huber ChemBioChem 26 september 2008 (advance of print) Abstract

Het onderzoek geleid door Martina Huber is deel van het FOM programma Biomolecular physics: project 03BMP03

(30 september 2008/HP)

30/9/2008