Artikel Boederij Mestbemonstering
30 september 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister reageert op een artikel over
mestbemonstering in het blad Boerderij van 17 september 2008. Het
genoemde ondezoek maakt deel uit van pilots van de Animal Sciences
Group.
Meer informatie
* Artikel Boederij Mestbemonstering
Kamerstuk | 30-09-2008 | PDF-Document, 305 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Geachte Voorzitter,
Hierbij reageer ik, op verzoek van uw Kamer, op het artikel ´Steekproeven bij mest niet
riskanter´ in het blad ´Boerderij´ van 17 september 2008.
Bovengenoemd artikel gaat over het onderzoek ´Indicaties van milieurisico´s en bruikbaarheid
van controlebemonstering in Spoor 2´ uitgevoerd door Hoeksema, Velthof en
Thissen van de Animal Sciences Gro(ASG) van Wageningen UR (bijlage). Dit onderzoek
is uitgevoerd in het kader van pilots naar alternatieve systemen voor de momenteel
verplichte 1 op 1 bemonstering en analyse van mest bij transport (zogenaamde ´Spoor 2´
als alternatief voor het reguliere ´Spoor 1´).
LNV heeft twee initiatiefnemers voor Spoor 2 in de gelegenheid gesteld een pilot uit te
voeren, te weten LTO/Mestac en Mestbureau West. In de pilots wordt onderzocht of deze
alternatieve systemen als volwaardige alternatieven voor Spoor 1 kunnen dienen. Beide
alternatieven berekenen een bedrijfsforfait dat met regelmaat geijkt wordt door controlebemonstering
(minimaal 1 op 5 vrachten bemonsteren).
Het in Boerderij genoemde onderzoek maakt deel uit van de pilots. ASG heeft op basis van
bedrijfsgegevens studie verricht naar de bruikbaarheid van deze controlebemonstering
voor bewaking van de juistheid van specifieke bedrijfsforfaits. ASG heeft daarnaast de
milieurisico´s van de Spoor 2 alternatieven ten opzichte van de milieurisico´s van Spoor 1
indicatief in kaart gebracht.
ASG concludeert dat indien mest binnen de regio wordt afgezet, de milieurisico´s op lange
termijn gelijk zijn. Controlebemonstering moet er voor waken dat de samenstelling van de
mest zo goed mogelijk bepaald wordt.
ASG geeft aan dat de noodzakelijke frequentie van controlebemonstering sterk afhangt
van het type bedrijf. ASG adviseert als randvoorwaarde aan deelname een minimum
aantal controlemonsters te stellen. Dit maakt spoor 2 mogelijk geschikt voor bedrijven met
een gericht en constant bedrijfsmanagement en een grote mestafvoer.
Voor kleinere bedrijven en/of bedrijven met een wisselend management (bijvoorbeeld
wisselende voersamenstelling) is een controlebemonstering van 1 op 5 niet frequent
genoeg en daarmee onbetrouwbaar.
Uit het ASG-rapport blijkt daarnaast dat de betrouwbaarheid van monstername erg sterk
toeneemt met het aantal vrachten dat bemonsterd wordt.
Op basis van dit rapport lijkt er wetenschappelijk gezien geen belemmering te bestaan om
bedrijven die veel mest met een homogene samenstelling in de regio afzetten, een alternatief
spoor te gunnen. Ik neem het onderzoek mee in de evaluatie die ik met de initiatiefnemers
uitvoer over de mogelijke kansen van Spoor 2. In deze evaluatie worden ook
andere onderdelen van de experimenten bezien (zoals de handhaafbaarheid, controle
door een particuliere instantie, administratieve en uitvoeringslasten).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit