Wet publieke gezondheid
Kamerstuk, 30 september 2008
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
OGZ/PG-2.881.839
30 september 2008
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken rond het
elektronisch kinddossier (EKD) in de jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de
achtergronden van de digitaliseringsplicht voor de
jeugdgezondheidszorg. Deze brief stuur ik u mede namens de minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, naar aanleiding van uw vraag
van 23 september j.l.
Ik hoop hiermee een aantal misverstanden weg te nemen en er voor te
zorgen dat u beschikt over de juiste informatie over de strekking van
deze verplichting en de wettelijke waarborgen.
Digitaliseringsplicht en EKD JGZ
Het is op grond van de Wcpv een gemeentelijke taak om te zorgen voor
de uitvoering van de JGZ. Deze taak is overgenomen in het wetsvoorstel
Publieke Gezondheid. De jeugdgezondheidszorg wordt voor 0- tot
4-jarigen in de meeste regio's uitgevoerd in consultatiebureaus door
zorgorganisaties en voor 4- tot 19-jarigen door de GGD'en. De JGZ
volgt de lichamelijke, psycho-sociale en cognitieve ontwikkeling van
kinderen met als doel een gezonde ontwikkeling te bevorderen en
problemen in de ontwikkeling te voorkomen of vroegtijdig te
signaleren. Op de contacten in het kader van de JGZ is de overeenkomst
inzake geneeskundige behandeling van toepassing (Wet geneeskundige
behandelingsovereenkomst (Wgbo), geregeld in Burgerlijk wetboek, boek
7, afdeling 5). De hulpverleners in de JGZ zijn medische hulpverleners
en BIG-geregistreerden. Zij zijn op grond van artikel 7:454 verplicht
een medisch dossier aan te leggen.
Op dit moment wordt dit dossier bij het merendeel van de
JGZ-organisaties op papier bijgehouden. Hierbij is echter gebleken dat
het vaak mis gaat met de overdracht van de dossiers als een kind
verhuist of als een kind 4 jaar wordt en de zorg moet worden
overgedragen van consultatiebureau naar GGD.
De digitaliseringsplicht moet er toe leiden dat zorgverleners in de
jeugdgezondheidszorg bij het vastleggen van patiëntgegevens niet
langer gebruik maken van papieren dossiers maar van elektronische
dossiers. Bij verhuizing of wanneer het kind 4 jaar wordt en de zorg
wordt overgedragen van consultatiebureau naar GGD kan een digitaal
dossier makkelijker worden overgedragen aan de nieuwe JGZ-arts, als
die de zorg voor het kind overneemt. Ook wordt landelijke analyse van
geanonimiseerde gegevens mogelijk om meer inzicht te krijgen in de
gezondheid van de jeugd.
Exclusieve toegang JGZ
Voor het digitale dossier geldt net als voor het papieren dossier op
grond van de Wgbo artikel 457 een geheimhoudingsplicht. Wie toegang
heeft tot dit dossier en wie niet is ook geregeld. Alleen de
behandelaar, diens vervanger en degene die rechtstreeks betrokken is
bij de behandeling hebben toegang tot de dossiers. Voor het overdragen
van het dossier moet toestemming worden gevraagd aan de
ouder/verzorgers en/of de minderjarige zelf.
Er is dan ook geen sprake van dat toegang tot, danwel inzage in de
dossiers gegeven zal worden aan andere hulpverleners in de
gezondheidszorg of in de jeugdketen.
Wettelijke basis
Op grond van de Wet bescherming persoonsregistraties bestaat geen
verschil tussen papieren en digitale dossiers. Ook voor de op de
individuele zorgverlener rustende dossierplicht in het kader van de
Wgbo maakt het niet uit of een dossier in papieren of elektronische
vorm bijgehouden wordt. De wettelijke basis voor de dossiervorming en
het overdragen van dossiers blijft dus ook voor de digitale dossiers
de Wgbo. Voor uitwisseling met anderen dan de JGZ is een andere
wettelijke basis nodig, maar daarvan is nu geen sprake.
Waarom regeling in deze wet?
Na inwerkingtreding van de Wet PG, in plaats van de Wcpv, draagt het
college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 5 lid 1
van de Wet PG zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. De
digitaliseringsplicht is ook in deze wet opgenomen omdat het gaat om
een nadere eis die gesteld wordt aan de uitvoering van de
jeugdgezondheidszorg. Het is het meest logisch om beide in dezelfde
wet bij elkaar te houden.
Waarom nu de digitaliseringsplicht?
Gekozen is voor de decentrale aanschaf van automatiseringspakketten
door JGZ-instellingen. Hiervoor is de inzet van gemeenten
noodzakelijk. Zij zijn bestuurlijk verantwoordelijk voor de aanschaf
en moeten hiervoor geld reserveren op hun begroting. Hierover zijn
afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten en
is zowel incidenteel als structureel geld beschikbaar gesteld via het
gemeentefonds. Omdat pas een landelijk sluitend systeem ontstaat als
alle JGZ-instellingen en daarmee alle gemeenten meedoen is het
belangrijk dit proces wettelijk te borgen. De digitaliseringsplicht
regelt dus niet het EKD JGZ als zodanig, maar moet zorgen dat alle
gemeenten meewerken aan de digitalisering en er geen witte vlekken
ontstaan. Om de planning te realiseren dat eind 2009 alle instellingen
met digitale dossiers werken (zie hieronder) is het van belang dat de
digitalliseringsplicht begin 2009 van kracht wordt.
Stand van zaken EKD JGZ
Voor het tot stand komen van een landelijk werkend EKD JGZ is een
gefaseerde aanpak gekozen. Fase 1 betreft het digitaliseren van de
JGZ-dossiers. Hiervoor moeten JGZ-instellingen zelf onder bestuurlijke
regie van gemeenten een automatiseringspakket aanschaffen. Gemeenten
(samenwerkend in regio's) zijn bestuurlijk verantwoordelijk en treden
op als financier. Om gemeenten en JGZ-organisaties te ondersteunen bij
het (bestuurlijke) traject is een ondersteuningsstructuur ingericht
bij de VNG. In overleg met de VNG, ActiZ en GGD Nederland is als
planning aangegeven dat vanaf 1 januari 2009 overal gewerkt wordt aan
het invoeren van digitale dossiers. Daaronder versta ik dat in alle
regio's de hiervoor noodzakelijke begroting is goedgekeurd, er een
pakketkeuze gaande is, er een implementatieplan ligt en er een
projectorganisatie staat. De instellingen zijn dan bezig met
implementatietrajecten. In aansluiting hierop geldt 2009 als een
invoeringsjaar. Eind 2009 moet het mogelijk zijn dat alle instellingen
met digitale dossiers werken.
Fase 2 betreft het mogelijk maken van de landelijke overdracht van
dossiers binnen de jeugdgezondheidszorg en het analyseren van
geanonimiseerde gegevens. Omdat gekozen is voor het decentraal
aanschaffen van pakketten en ook de opslag van gegevens decentraal
plaatsvindt is er een infrastructuur nodig om te zorgen dat
elektronische overdracht van dossiers tussen de JGZ-organisaties
mogelijk is. Deze moet snelle, beveiligde en betrouwbare overdracht
mogelijk maken. Als infrastructuur is gekozen voor aansluiting bij het
Landelijk SchakelPunt (LSP) van de AORTA-zorginfrastructuur die
ontwikkeld is voor het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Dit
betekent niet dat al aangesloten wordt aan het EPD. Het LSP wordt
alleen gebruikt om dossiers over te dragen binnen de JGZ en niet aan
andere beroepsgroepen in de zorg. Planning is dat eind 2009 de
infrastructuur gereed is om JGZ-instellingen aan kunnen sluiten. Omdat
verschillende JGZ-organisaties met verschillende digitale dossiers
kunnen werken is ook standaardisatie nodig. Gewerkt wordt aan de
JGZ-standaarden Basisdataset en Overdrachtsbericht die eind februari
2009 gereed zullen zijn.
Uitkomsten haalbaarheidsstudie
In de Tweede Kamer is de vraag gesteld naar verbreding van het EKD JGZ
tot andere hulpverleners in de jeugdsector, zoals jeugdzorg of
schoolmaatschappelijk werk. Zoals hierboven aangegeven is daarvan in
de huidige voorstellen geen sprake. Om na te gaan welke mogelijkheden
er zijn voor informatie-uitwisseling in de brede jeugdsector heb ik
een haalbaarheidstudie laten uitvoeren waarover ik het parlement
binnenkort zal informeren.
Conclusie is dat de sector op dit moment nog niet klaar is om grote
stappen te zetten richting ketenbrede informatie-uitwisseling op
landelijk niveau langs digitale weg. Mocht hier in de toekomst wel
sprake van zijn dan is hiervoor aparte wetgeving nodig.
Toekomstige koppeling EPD
Al eerder heb ik aan de Tweede Kamer aangegeven dat in de toekomst
koppeling is voorgenomen van het EKD JGZ met het Elektronisch
Patiënten Dossier (EPD) in de zorg. Op het moment dat hiervan sprake
is betekent dit dat uitwisseling van gegevens zal plaatsvinden buiten
de jeugdgezondheidszorg en is hiervoor aparte wetgeving nodig. Als dit
aan de orde is zal hierin naar verwachting worden voorzien via het
wetsvoorstel op het EPD. Dit wetsvoorstel betreft de elektronische
uitwisseling tussen zorgaanbieders van medische persoonsgegevens van
hun patiënten. Het regelt de beschikbaarheid van gegevens, de
randvoorwaarden voor uitwisseling en de infrastructuur van de ICT
(o.a. normen voor de beveiliging van de gegevens tegen onrechtmatig
gebruik). Het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.
Gewaarborgde betrokkenheid EK
Op het moment dat bredere uitwisseling van gegevens plaats zal vinden
binnen de Jeugdsector of binnen de gezondheidszorg is aparte wetgeving
nodig. Op dat moment zal deze wetgeving goedgekeurd dienen te worden
door de Eerste Kamer. Daarmee is de betrokkenheid van de Eerste Kamer
bij de besluitvorming over de uitwisseling van gegevens vanuit de
digitale dossiers van de JGZ gewaarborgd.
Conclusie
De digitaliseringsplicht zoals opgenomen in de Wet PG ziet uitsluitend
op de digitalisering van de huidige papieren dossiers in de
jeugdgezondheidszorg, om overdracht binnen de JGZ mogelijk te maken
met toestemming van de patiënt. Omdat niemand anders toegang krijgt
dan op grond van de Wgbo is toegestaan, is geen aparte wetgeving
nodig.
Als er in de toekomst voor zou worden gekozen om bredere toegang voor
andere hulpverleners in de gezondheidszorg of in de jeugdsector
mogelijk te maken, is hiervoor een aparte wettelijke basis nodig. Met
de digitaliseringsplicht wordt dus niet ingestemd met
informatie-uitwisseling met de gezondheidszorg of met andere
organisaties in de jeugdsector. Dat is nu niet aan de orde en indien
dat in de toekomst wel zal worden voorgesteld is nadere wetgeving
nodig waarbij de Eerste Kamer als medewetgever betrokken zal zijn.
Slot
Ik vertrouw u met deze informatie van dienst te zijn met het oog op de
door uw Kamer aangekondigde vragenronde over artikel 5, derde lid van
de Wet publieke gezondheid. In aansluiting op de mededeling door de
minister van VWS bij brief van 23 september j.l. bevestig ik dat een
besluit tot inwerkingtreding van dit artikel eerst dan genomen zal
worden wanneer de bij uw Kamer levende vragen omtrent de
digitaliseringsplicht naar tevredenheid zijn beantwoord en uw Kamer te
kennen heeft gegeven zich daarin te kunnen vinden.
De Minister voor Jeugd en Gezin,
mr. A. Rouvoet
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport