Vereniging Nederlandse Gemeenten

Maatregelen AWBZ zijn overhaast en onuitvoerbaar

30.09.2008

Gemeenten vinden de voorstellen van staatssecretaris Bussemaker om 800 miljoen euro te bezuinigen op de ABWZ onuitvoerbaar. De voorbereidingstijd is te kort om beleid te kunnen ontwikkelen dat aansluit bij de vraag van de burger. Bovendien moet de staats-secretaris eerst duidelijkheid geven op de vraag wie straks voor hulp een beroep kan doen op de gemeente en wie zichzelf moet kunnen redden.

Dat blijkt uit reacties die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft ontvangen van haar leden. Zij heeft staatssecretaris Bussemaker en de leden van de Eerste en Tweede Kamer per brief op de hoogte gesteld van de bezwaren die gemeenten hebben.

Volgens de VNG is het absoluut noodzakelijk dat 2009 een overgangs-jaar wordt voor alle burgers die door de maatregelen worden getroffen. Het CIZ kan ondertussen starten met de herindicatie van mensen die een AWBZ-indicatie hebben, zodat in 2009 duidelijkheid ontstaat over de gevolgen van de maatregelen. De effectuering van eventuele negatieve indicatiebesluiten moeten worden opgeschoven tot 1 januari 2010. Zo houden mensen van wie de bestaande AWBZ-indicatie afloopt en die niet langer recht hebben op AWBZ-begeleiding, tot
1 januari 2010 hun zorg. Dan ontstaat tijd voor inzicht in de getroffen groepen en tijd om alternatieven te bedenken en te organiseren. De staatssecretaris bevestigt zelf in haar brief aan de Tweede Kamer van 15 september jl. dat zij de eerste maanden van 2009 nodig heeft om nader te onderzoeken wat de effecten van de maatregelen zijn. Het kan niet zo zijn dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de gevolgen van een wetswijziging terwijl de staatssecretaris daarover zelf ook in het ongewisse is.

Gemeenten maken zich grote zorgen over de uitwerking van de maatregelen op de burgers en vrezen dat de maatregelen zoals de staatssecretaris die nu voorstelt zullen leiden tot verslechtering van de gezondheid en zelfredzaamheid. In totaal zijn volgens de gegevens van VWS 200.000 mensen mede afhankelijk van één of andere vorm van AWBZ-begeleiding. Zij hebben in de woorden van VWS lichte, matige of ernstige beperkingen. Dit zijn bijvoorbeeld ouderen met beginnende dementie, beginnend geheugenverlies en beginnende ouderdomsklachten. Maar ook licht verstandelijk gehandicapten en mensen met een psychiatrische aandoening die nu stabiel zijn, worden hiertoe gerekend. Voor al deze mensen vervalt de begeleiding. Zij worden geacht hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, al dan niet met steun van hun omgeving en/of de gemeente. De mensen met zware of matige beperkingen ontvangen voortaan alleen begeleiding die op zelfredzaamheid is gericht. Voor participatie zullen zij hun heil elders moeten zoeken.

Gemeenten hebben zich er de afgelopen jaren voorstander van getoond de AWBZ-begeleidingsfunctie naar de Wmo over te brengen. Maar niet op deze manier. Het opvangen door gemeenten van deze nieuwe doelgroepen vereist voorbereidingstijd en adequate informatie. Het is niet zo dat afgewezen personen eenvoudigweg met bestaande welzijnsvoorzieningen opgevangen kunnen worden. Voor sommige doelgroepen blijft een individuele benadering noodzakelijk en er mogen geen lacunes of discontinuïteiten in de zorg ontstaan. Daarvoor moeten gemeenten de betreffende mensen in beeld krijgen, beleid maken, liefst in samenspraak met het veld, uitvoerders contracteren en instrueren en naar burgers communiceren. De drie maanden die het kabinetsbesluit gemeenten hiervoor laat, zijn absoluut onvoldoende gezien de vragen die bij alle partijen ook het kabinet leven over de effecten van de maatregel in de praktijk. Verschillende maatschappe-lijke organisaties hebben inmiddels ook hun zorgen geuit over de haalbaarheid van deze bezuiniging in dit tempo. De invoering van de Wmo heeft ons geleerd dat een zorgvuldige voorbereiding noodzakelijk is voor continuïteit van de zorg.

Den Haag, 30 september 2008