Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief inzake de Kabinetsreactie op Groenboek Landen en Gebieden Overzee (LGO)
29-09-2008
Inleiding
Op 25 juni 2008 heeft de Europese Commissie het Groenboek over de
toekomstige betrekkingen tussen de EU en de landen en gebieden
overzee1 (#ftn1) (hierna: het 'Groenboek')
gepresenteerd. De Commissie beoogt met dit Groenboek een globaal, transparant
debat over de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap (EG) en de
landen en gebieden overzee (LGO) te entameren, met name over de algemene
beleidslijnen die op de langere duur aan deze betrekkingen ten grondslag moet
liggen. De bedoeling is een reeks kansen en uitdagingen te onderzoeken en input
te verkrijgen van belanghebbenden, voordat een nieuw partnerschap tussen de EG
en de LGO wordt opgezet. Het Groenboek zet expliciet geen nieuw beleid uit en
beoogt geen nieuwe financiële instrumenten of procedures in te stellen, de
discussie hierover zal op een later tijdstip worden gevoerd.
Het Groenboek is van bijzonder belang voor het Koninkrijk. Sinds 1 oktober
1964 is het associatieregime van deel IV van het EG-Verdrag van toepassing op de
Nederlandse Antillen. Nadat Aruba in 1986 de status van land binnen het
Koninkrijk heeft verkregen, is dit associatieregime voor Aruba blijven gelden.
Na opheffing van het Land Nederlandse Antillen nemen de eilandgebieden van de
Nederlandse Antillen de rechten en verplichtingen over die horen bij de
LGO-status. Onderhavig Groenboek is daarom ook van belang voor de toekomstige
staatkundige posities van Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en
Saba.
Op verzoek van Uw Kamer gaat u parallel aan deze brief een reactie toe van de
staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het door de
Rijksuniversiteit Groningen en de Erasmusuniversiteit Rotterdam verrichte
onderzoek naar de implicaties van de status van ultraperifeer gebied (UPG) voor
de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba. In onderhavige brief
wordt derhalve slechts kort stilgestaan bij de relatie van het Groenboek met de
staatkundige veranderingen. Alvorens dit te doen wordt eerst kort ingegaan op
het juridische kader van de LGO-regeling en de hoofdlijnen van het Groenboek.
Tot slot presenteren wij u de visie van het kabinet op het Groenboek. In de
bijlage wordt meer specifiek antwoord gegeven op de in het Groenboek gestelde
vragen.
Hoofdpunten juridisch kader LGO-regeling.
In deel IV van het EG-Verdrag is het juridische kader voor de associatie
vastgelegd. Nadere regels zijn overeenkomstig artikel 187 van het EG-Verdrag,
vastgesteld door de Raad in het zogenoemde LGO-besluit. De looptijd van het
huidige besluit, dat oorspronkelijk gold tot en met 31 december 2011, is in 2007
door de Raad verlengd tot 31 december 2013. Hierdoor valt het einde ervan samen
met het einde van de geldigheidsduur van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds
(EOF, 2008-2013) en het meerjarig financieel kader voor 2007-2013. Hoewel deze
technische aanpassingen latere herzieningen van het besluit vóór eind 2013
onverlet laten, richt de Commissie zich in het Groenboek uitdrukkelijk op de
periode na 2013.
De LGO zijn uitsluitend die landen en gebieden die in bijlage II van het
EG-Verdrag worden genoemd. Tot deze categorie behoren naast Nederlandse, ook
Britse, Franse en Deense gebieden. De LGO-status houdt in dat Europees recht er
in principe niet geldt, met uitzondering van de regels die specifiek gelden voor
LGO. Voorts zijn inwoners van LGO die de nationaliteit van een lidstaat hebben
Europees burger. De LGO kennen een gunstig handelsregime met de Gemeenschap en
komen in aanmerking voor bijdragen uit het EOF.
Kern Groenboek
Het Groenboek is er op gericht om binnen de kaders van het EG-verdrag de LGO
een steviger positie te geven binnen de zogenoemde 'Europese familie' en
waardegemeenschap. Om die reden wordt voorgesteld om in de toekomst de vigerende
parallelliteit met het, hoofdzakelijk op armoedebestrijding gerichte, EU-beleid
vis-à-vis de ACS-landen los te laten. In plaats hiervan stelt de Commissie voor
de samenwerking te richten op het versterken van de concurrentiekracht en de
integratie in de regio. Deze strategie moet ertoe leiden dat de LGO en de EU
strategische partners worden.
Voorts is de Commissie van mening dat de LGO nadrukkelijker benaderd moeten
worden als deel van Europa. Vanuit deze gedachte wil de Commissie dat op termijn
op de LGO meer Europese standaarden gaan gelden. Hierbij valt te denken aan
milieu-standaarden of standaarden op het terrein van goed bestuur. Via deze weg
wil de Commissie de LGO 'Europeser' maken. Dit mede met het oog op het
potentieel dat de LGO bezitten om de waarden van de EU uit te dragen in de regio
waarin zij gelegen zijn. De Commissie wil de relatie met de LGO in de toekomst
zo invullen dat de LGO effectiever als strategische voorposten van de EU over de
hele wereld kunnen functioneren en tegelijkertijd stevig zijn ingebed in
regionale verbanden.
Relatie met staatkundige veranderingen
Als het Land Nederlandse Antillen opgeheven wordt, nemen de eilandgebieden
van de Nederlandse Antillen automatisch de LGO-status en de daarbij horende
rechten en verplichtingen over. Op 17 Juni 2008 is in een bestuurlijke overleg
met
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) afgesproken dat de LGO-status voorlopig
gehandhaafd blijft. Afgesproken is de relatie met de EU opnieuw te bezien vijf
jaar na toetreding van de BES tot het Nederlands staatsbestel. Op 19 juni 2008
is Uw Kamer hierover bericht door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. De regering van de Nederlandse Antillen heeft gemeld dit
standpunt te delen. De regering van Aruba heeft enige tijd geleden aangegeven de
LGO-status te willen handhaven.
Aangezien het de wens is de LGO-status voor de BES ook in de nieuwe
staatkundige constellatie te behouden, acht het kabinet het van belang dat de
LGO-regeling volledig neutraal blijft staan tegenover de staatkundige relaties
tussen de lidstaten en de landen en gebieden waarmee zij bijzondere betrekkingen
onderhouden. Blijkens het Groenboek wil de Commissie dit uitgangspunt niet
wijzigen. De Commissie wil dat de LGO-regeling ook in de toekomst een flexibel
kader biedt waarbinnen een grote diversiteit van staatkundige arrangementen kan
bestaan.
Visie kabinet
Nederland acht het van groot belang dat de associatie zo goed mogelijk is
toegesneden op de behoeften van de LGO. Dit is niet alleen in het belang van de
LGO, maar ook voor de Gemeenschap in haar geheel. Sinds eind vorige eeuw is
Nederland daarom voorstander van herziening van de associatieregeling. Deze
herziening moet erop gericht zijn de economische betrekkingen tussen de LGO en
de EU verder te ontwikkelen. Voorts moet de associatie, wat Nederland betreft,
meer rekening houden met de diversiteit en de specifieke kenmerken van de LGO.
Het beleid van het kabinet vis-à-vis de Nederlandse Antillen en Aruba is er
kort gezegd op gericht hun economieën te vitaliseren en de bbestuurskracht te
versterken. Naar oordeel van het kabinet moet de LGO-associatie hier dienstbaar
aan zijn. De inzet van de Commissie de associatie meer te focussen op
versterking concurrentiekracht, gedeelde waarden over bestuur en
rechtsstatelijkheid en regionale samenwerking sluit hier goed bij aan. In dit
licht grijpt Nederland het verschijnen van het Groenboek aan om de Commissie een
aantal concrete ideeën aan de hand te doen ter herziening van de LGO-status. De
belangrijkste hiervan zijn:
Conclusie
Nederland komt tot de conclusie dat de relatie tussen de EU en de LGO een
herziening behoeft. Het voorstel van de Commissie om hierbij af te stappen van
de klassieke ontwikkelingssamenwerkingsaanpak, de LGO een steviger positie te
geven in de Europese familie en de relatie met de LGO een meer wederkerig
karakter te geven is een goed uitgangspunt. De hierboven besproken punten kunnen
aanleiding vormen voor de Commissie om op bepaalde punten aanpassing van het
LGO-besluit voor te stellen. Nederland zal dit proces nauwgezet volgen en hier
actief aan bijdragen.
De Arubaanse regering wil graag samenwerken met de Commissie en het kabinet
om de LGO-associatie te moderniseren en heeft aangegeven zich op hoofdlijnen te
kunnen vinden in de in deze brief verwoordde ideeën. De regering van de
Nederlandse Antillen heeft aangegeven een eigen reactie te zullen geven op het
Groenboek.
Wij hebben de Europese Commissie op de hoogte gesteld dat zij deze reactie
omstreeks 24 oktober 2008 tegemoet kan zien. Hierdoor wordt Uw Kamer in de
gelegenheid gesteld binnen de gebruikelijke termijn van vier weken te reageren.
Een gelijkluidende brief is aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal gezonden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
1 (http://www.minbuza.nl:80#): COM(2008) 383
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken