Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief over een afschrift inzake de reactie op de dupliek van de Nationale ombudsman over individuele ambtsberichten (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2008/09/Kamerbrief-over-een-afschrift-inzake-de-reactie-op.html) 29-09-2008 |
Samenvatting:
Hierbij doe ik u een afschrift toekomen van de gezamenlijke reactie namens
mij en de staatssecretaris van Justitie op de dupliek van de Nationale ombudsman
inzake individuele ambtsberichten, die hij verwoordde in zijn brief van 7
februari 2008 en in gesprekken met het ministerie van Buitenlandse Zaken en het
ministerie van Justitie. Deze reactie is op 18 juli 2008 aan de Nationale
ombudsman gestuurd. Op 19 september j.l. heeft de Nationale ombudsman een brief
aan uw Kamer gestuurd, waarin hij ingaat op deze reactie.
Hoogachtend,
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
---
Aan de Nationale ombudsman
Postbus 93122
2509 AC Den Haag
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum 18 juli 2008 Auteur DJZ/BR
Kenmerk DJZ/BR 581-2008 Telefoon 070-3484996
Blad 1/2 Fax 070-3484398
Bijlage(n) geen
Betreft Reactie op uw dupliek naar aanleiding van uw
onderzoek naar individuele ambtsberichten
www.minbuza.nl
C.c. IND
In reactie op uw brief van 7 februari 2008 (kenmerk 2007.00519 038) en naar
aanleiding van gesprekken die u heeft gevoerd met de minister van Justitie, dr. E.M.H.
Hirsch Ballin, mevrouw R.V.M. Jones-Bos, directeur-generaal Regiobeleid en
Consulaire zaken bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en drs. P.W.A. Veld,
hoofddirecteur IND, en naar aanleiding van een telefoongesprek van mr. P. L.G. van
Velzen en drs. J.A.M. van der Zeeuw van het ministerie van Buitenlandse Zaken met
substituut Nationale ombudsman mevrouw mr. A. Stehouwer op 4 juni j.l., bericht ik u
als volgt.
Uw rapport : "De geloofwaardigheid van ambtsberichten: Hoe asielverhalen worden
bevestigd of ontkracht" heeft geleid tot een discussie waarbij over en weer de
argumenten zijn gewisseld. Ondergetekenden waarderen de open en constructieve
wijze waarop gedachtewisseling heeft plaatsgevonden.
Graag gaan wij hieronder nog op een tweetal punten in.
Verstrekking van de ongelakte onderliggende stukken van IAB's aan alle
beslismedewerkers van de IND vormt een te groot risico voor de vertrouwelijkheid van
de informatie. Het aantal beslismedewerkers van de IND loopt in de honderden en zij
opereren bovendien regionaal verspreid over Nederland. Daarbij komt nog dat niet
zelden individuele zaken door meer dan een beslismedewerker worden behandeld. De
persoonlijke kwetsbaarheid van vertrouwenpersonen kan bijzonder groot zijn en het is
voor de overheid evenals voor de asielzoeker zelf van het grootste belang dat de
identiteit van vertrouwenspersonen vertrouwelijk blijft. Vertrouwelijke overlegging
van de hier bedoelde stukken aan de IND heeft daarmee naar zijn aard een ander
karakter dan bijvoorbeeld vertrouwelijke overlegging ervan aan de
Vreemdelingenrechter.
De onderliggende (vertrouwelijke) stukken die ten grondslag liggen aan het IAB
worden wel ingezien door een kleine groep van gespecialiseerde medewerkers van het
Bureau Land en Taal van de IND, die zich er door de zogenaamde REK-check van
vergewissen dat de onderliggende informatie in overeenstemming is met het IAB en
dat het op de juiste wijze tot stand is gekomen. De conclusies van de REK-check
worden aan het asieldossier toegevoegd. Hiermee wordt voldaan aan het
zorgvuldigheidsvereiste dat alle relevante informatie wordt verzameld door het
bestuursorgaan voordat een besluit wordt genomen op de aanvraag.
Om toch zoveel mogelijk tegemoet te komen aan uw aanbevelingen is besloten om per
1 oktober 2008 de gelakte versie van de onderliggende stukken tegelijk met het IAB
aan de IND toe te sturen. Dit heeft als effect dat de asielzoeker, resp. zijn advocaat
meer tijd hebben om zich, zo daar aanleiding toe bestaat, tegen de inhoud van die
onderliggende stukken te verweren.
Uw kritiek dat er bij het ministerie van Buitenlandse Zaken soms te veel weggelakt
wordt, wordt serieus genomen. Niet wordt uitgesloten dat dat in bepaalde gevallen
inderdaad het geval is geweest. Naar het oordeel van BZ heeft dit echter de positie van
asielzoekers niet benadeeld, omdat het systeem voorziet in voldoende en passende
waarborgen. Bij de overlegging van de onderliggende stukken aan de
Vreemdelingenrechter vindt immers altijd eerst de toetsing plaats op basis van art. 8:29
Awb van de motivering van BZ voor de geheimhouding van de gelakte passages.
Daarbij is het uitgangspunt de bescherming van de procespositie en de procesbelangen
van de asielzoeker, die de Algemene wet bestuursrecht hem toekent. Oordeelt de
betreffende rechter dat te veel gelakt is, dan bepaalt hij dat BZ de betreffende passages
alsnog moet verstrekken. Een tweede waarborg ligt in de vrijheid van de
Vreemdelingenrechter de inhoud van het IAB en de onderliggende stukken, waarvan
hij ook de ongelakte versie krijgt, te waarderen en te gebruiken zoals hem dat passend
voorkomt. Hij kan de betreffende informatie naast zich neerleggen, hij kan ook om een
aanvullende IAB vragen.
Het feit dat de onafhankelijke rechter controleert dat niet teveel, dat wil zeggen zonder
valabele uitzonderingsgrond, wordt gelakt, is een continue aansporing voor de
medewerkers van Buitenlandse Zaken dit werk zo zorgvuldig mogelijk te verrichten.
Uw stelling dat de praktijk van BZ in deze in strijd zou zijn met bepalingen uit het
EVRM wordt niet gedeeld, juist omdat de genoemde waarborgen aanwezig zijn.
Voor het overige wordt gerefereerd aan de (gezamenlijke) eerdere reactie op uw
rapport. We maken u voor het lange uitblijven van deze reactie onze oprechte excuses.
Mochten er van uw zijde nog vragen zijn, dan zijn wij gaarne bereid die te
beantwoorden.
Hoogachtend,
De minister van Buitenlandse Zaken,
Namens deze,
R.V.M. Jones-Bos
directeur-generaal Regiobeleid en Consulaire zaken
De Staatssecretaris van Justitie,
Namens deze,
Mr. drs. R.K. Visser
directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken