over de verdeling van Wmo gelden, waardoor 85 gemeenten gekort worden
op hun budget
Antwoorden op kamervragen van Wolbert over de verdeling van Wmo gelden,
waardoor 85 gemeenten gekort worden op hun budget
Kamerstuk, 29 september 2008
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat door herverdeling van de Wmo
gelden (Wet maatschappelijke ondersteuning) mogelijk 85 gemeenten
worden gekort op hun budget?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het onderzoek van APE in opdracht van enkele
gemeenten in de Achterhoek, waarin een verklaring wordt gezocht voor
de verdeling van het Wmo-budget? Zo ja, kunt u dit onderzoek en
mogelijk andere onderzoeken over dit onderwerp de Kamer doen toekomen?
Antwoord 2
Ja, ik ben op hoogte van dit onderzoek. Het onderzoek is op 3
september jongstleden door wethouder Van Dijk (Doetinchem) namens deze
gemeenten aan de pers gepresenteerd. Ik stuur dit rapport bijgaand aan
uw Kamer toe.
Vraag 3
Is het mogelijk dat er een systematische fout in het verdeelmodel is
opgenomen, waardoor sommige gemeenten te weinig Wmo budget krijgen?
Antwoord 3
Het verdeelmodel Wmo is zeer zorgvuldig totstandgekomen. Het is
opgesteld door een bureau met specifieke expertise op het gebied van
voorstellen voor de verdeling van middelen in het Gemeentefonds.
Betreffend bureau heeft op basis van die expertise - in opdracht van
VWS en met instemming van de ministeries van BZK, Financien en van de
VNG - een objectief verdeelmodel voor de Wmo ontwikkeld. Dit model is
vervolgens ter contra-expertise voorgelegd aan een ander deskundig
bureau en - na hun positieve oordeel - ongewijzigd vastgesteld. In een
aantal door VWS, BZK en VNG samen georganiseerde regiobijeenkomsten is
dat model vervolgens gepresenteerd en toegelicht aan zoveel mogelijk
gemeenten.
Het verdeelmodel houdt rekening met een aantal factoren, die van
belang zijn voor de te verwachten kosten voor huishoudelijke hulp van
gemeenten, gericht op een zo goed mogelijke, objectieve verdeling van
het beschikbare budget over de gemeenten. In de historische verdeling
van de middelen voor huishoudelijke hulp in de AWBZ blijken regionale
verschillen tussen zorgkantoorregio's voor te komen.
De thematiek, die door de betrokken gemeenten wordt aangekaart, lijkt
vooral in de overgang van de historische naar de objectieve verdeling
van de middelen te zitten. Die overgang is nodig om er voor te zorgen,
dat alle gemeenten hun aandeel in het budget voor huishoudelijke hulp
in de Wmo krijgen. Voor het opvangen van te grote overgangsverschillen
voor gemeenten van 2007 naar 2008 wordt overigens de bestaande
compensatieregeling van het Gemeentefonds toegepast. Die regeling
houdt in, dat bij gemeenten met een grotere mutatie in hun budget uit
het Gemeentefonds dan EUR 15 per inwoner per jaar als gevolg van
herverdelingen, een compensatie voor het verschil beschikbaar wordt
gesteld. Afhankelijk van de omvang van het verschil wordt gedurende
één of meerdere jaren compensatie gegeven.
Op grond van de zorgvuldige procedure bij de totstandkoming van het
verdeelmodel acht ik het onwaarschijnlijk, dat er van een
systematische fout in het model sprake is.
Dit neemt echter niet weg, dat het model mogelijk nog verbeterd kan
worden. In de praktijk kunnen zich situaties voordoen, waarin het
model niet voorziet. Ik sta daarom ook open voor signalen waaruit zou
blijken dat het huidige model gepreciseerd kan worden. Het Wmo-budget
moet zo goed mogelijk verdeeld worden.
Op mijn initiatief zijn VWS, de fondsbeheerders (de ministeries van
BZK en Financiën) en de VNG dan ook in gesprek met verschillende
gemeenten om eventuele fouten te identificeren en te analyseren. Ik
hecht eraan dat dit gedegen en objectief geschiedt, temeer omdat een
andere verdeling niet alleen "winnaars" oplevert maar ook
"verliezers". Die winst- en verliessituatie moet terecht zijn.
Het op 3 september jongstleden gepresenteerde onderzoek naar het
verdeelmodel Wmo betreft de verdeling over 2008 van de naar het
Gemeentefonds overgehevelde middelen van het budget huishoudelijke
hulp in de Wmo. Ik zal mijn collega's van BZK en Financiën en de VNG
voorstellen dit rapport ook ter kennis te brengen van het SCP, ten
behoeve van hun taak als onafhankelijke derde. Het SCP adviseert aan
het eind van dit jaar aan de fondsbeheerders over de werkelijke
uitgaven aan huishoudelijke hulp in de Wmo over 2007 en over de omvang
en de verdeling van Wmo-budget 2009, zodat een en ander kan worden
bezien in het voorjaarsoverleg met de VNG in 2009.
Vraag 4
Is het mogelijk dat die fout ligt bij het gegeven dat de sociale
economische status van de inwoners niet wordt meegewogen in de
verdeelsleutel?
Vraag 5
Is het tevens mogelijk dat chronisch zieken niet worden meegewogen in
deze verdeelsleutel?
Antwoord 4 en 5
In het objectieve verdeelmodel Wmo wordt met verschillen in sociaal
economische positie rekening gehouden. Dit gebeurt door de factor
(langdurig) laag inkomen (incl. bijstands-ontvangers) en de factor
uitkeringsontvangers (met name arbeidongeschikten/gehandicapten en
chronisch zieken) te gebruiken. Verder wordt rekening gehouden met de
leeftijdsopbouw van de bevolking (vooral ouderen boven de 65 jaar) en
met de samenstelling van de huishoudens (alleenstaanden en gehuwden of
samenwonenden). Ten slotte wordt in het model onderscheid gemaakt naar
stedelijke/niet-stedelijke gebieden ten gunste van kleinere en
plattelandsgemeenten, vanwege de gunstige vergoedingen voor grotere
gemeenten via de clusters Bijstand en Zorg.
Bij de keuze van de verdeelmaatstaven in het Gemeentefonds geldt, dat
de te hanteren gegevens voor alle gemeenten volledig beschikbaar en
betrouwbaar moeten zijn. Dat stelt soms grenzen aan de bruikbaarheid
van maatstaven.
Vraag 6
Is het mogelijk dat mensen met een laag inkomen, die wonen in
gemeenten met relatief veel inwoners met lage inkomens, minder van de
Wmo gebruik kunnen maken dan inwoners uit gemeenten met een hogere
gemiddelde sociaal economische status?
Vraag 7
Kan het zijn dat mensen met weinig inkomen en lage opleiding daardoor
benadeeld worden?
Antwoord 6 en 7
Gezien bovengenoemde factoren in het objectieve verdeelmodel zou de
middelenverdeling niet een dergelijke situatie op moeten kunnen
leveren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het streven van het kabinet erop gericht moet
zijn om deze verschillen juist terug te dringen?
Antwoord 8
Het streven van het kabinet is er op gericht om elke gemeente een
rechtvaardig aandeel in het beschikbare budget te geven, zodat elke
gemeente in gelijke mate in staat is om maatschappelijke ondersteuning
te leveren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport