Waterstof in het wegverkeer
Voor- en nadelen voor de gezondheid van een nieuwe vorm van brandstof
Signalement
Gezondheidsraad Voorzitter
Health Council of the Netherlands
Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer
Onderwerp : Aanbieding signalement Waterstof in het wegverkeer
Uw kenmerk : -
Ons kenmerk : U-5648/SD/pg/569
Bijlagen : 1
Datum : 29 september 2008
Geachte minister,
Met veel genoegen bied ik u hierbij het signalement `Waterstof in het wegverkeer' aan. Het
is het eerste advies van de Commissie Signalering Gezondheid en Milieu, die als taak heeft
om regering en parlement te attenderen op belangrijke issues op het gebied van gezondheid
en milieu, en kansen en bedreigingen in kaart te brengen. Het kan daarbij om nieuwe ont-
wikkelingen gaan, maar ook om oude thema's die opnieuw aandacht verdienen.
In het geval van `Waterstof in het wegverkeer' gaat het om een nieuwe technologie die
grote gezondheidswinst kan opleveren, zoals verbetering van de luchtkwaliteit in stedelijke
gebieden. Het is denkbaar dat waterstof op termijn gebruikt kan worden als brandstof voor
het wegverkeer. De insteek is daarbij tot nu toe vooral geweest om een alternatief te bieden
voor de voorziene schaarste van fossiele brandstoffen. In dit advies worden de voor- en
nadelen voor de gezondheid onder de loep genomen.
De verkenning van de commissie leert dat lang niet alle effecten al goed te voorspellen
zijn. Veel van de benodigde technologie moet namelijk nog (verder) ontwikkeld worden.
Ook is er nog geen zicht op de benodigde infrastructuur. Inmiddels staat de overstap op
waterstof in het wegverkeer op de agenda van het voorgenomen transitiebeleid voor een
duurzame energiehuishouding. Met transitiebeleid kan tijdig worden bijgestuurd, mocht
dat nodig blijken. Binnen dit transitiebeleid kunnen ook andere toepassingsmogelijkheden
van de waterstoftechnologie in ogenschouw worden genomen, en kan een brede discussie in
de samenleving plaatsvinden over de wijze waarop die overstap gerealiseerd zou kunnen
worden.
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 64 87 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: sies.dogger@gr.nl www.gr.nl
Gezondheidsraad Voorzitter
Health Council of the Netherlands
Onderwerp : Aanbieding signalement Waterstof in het wegverkeer
Ons kenmerk : U-5648/SD/pg/569
Pagina : 2
Datum : 29 september 2008
Met dit eerste signalement van de Commissie Signalering Gezondheid en Milieu beschikt u
over een indicatie van de betekenis die een overgang op waterstof in het wegverkeer kan
hebben voor de gezondheid, en wat van belang is om die overgang vanuit gezondheidskun-
dig oogpunt zorgvuldig te laten verlopen.
Een afschrift van het advies van de commissie heb ik ter kennisname gezonden aan uw
collega's van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat.
Met vriendelijke groet,
Prof. dr. J.A. Knottnerus
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 64 87 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: sies.dogger@gr.nl www.gr.nl
Waterstof in het wegverkeer
Voor- en nadelen voor de gezondheid van een nieuwe vorm van brandstof
Signalement
aan:
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Nr. 2008/16, Den Haag, 29 september 2008
De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, is een adviesorgaan met als taak de rege-
ring en het parlement `voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien
van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid' (art. 22 Gezondheids-
wet).
De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden
van Volksgezondheid, Welzijn & Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
& Milieubeheer; Sociale Zaken & Werkgelegenheid en Landbouw, Natuur &
Voedselkwaliteit. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, en
ontwikkelingen of trends signaleren die van belang zijn voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad zijn openbaar en worden als regel
opgesteld door multidisciplinaire commissies van op persoonlijke titel
benoemde Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen.
De Gezondheidsraad is lid van het European Science Advisory Network
for Health (EuSANH), een Europees netwerk van wetenschappelijke
adviesorganen.
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies for Health
Technology Assessment (INAHTA), een internationaal samenwerkingsverband
van organisaties die zich bezig houden met health technology assessment.
INAHTA
U kunt het signalement downloaden van www.gr.nl.
Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:
Gezondheidsraad. Waterstof in het wegverkeer. Voor- en nadelen voor de
gezondheid van een nieuwe vorm van brandstof (signalement). Den Haag:
Gezondheidsraad, 2008; publicatienr. 2008/16.
Health Council of the Netherlands. Hydrogen-powered road vehicles. Positive
and negative health effects of new fuel. The Hague: Health Council of the
Netherlands, 2008; publication no. 2008/16.
auteursrecht voorbehouden
all rights reserved
ISBN: 978-90-5549-726-3
Inhoud
Samenvatting 11
Executive summary 15
1 Inleiding 19
1.1 Naar transport op waterstof? 19
1.2 Vraagstelling 20
1.3 Taak van de Commissie Signalering Gezondheid en Milieu 21
1.4 Werkwijze 21
1.5 Leeswijzer 22
2 Waterstof voor het wegverkeer 23
2.1 Mogelijkheden en barrières 23
2.2 Van productie tot gebruik in voertuigen 24
2.3 Kijken in de toekomst 29
3 Gunstige effecten op de volksgezondheid 31
3.1 Minder luchtvervuiling 31
3.2 Minder broeikasgassen 32
3.3 Minder geluidhinder 32
Inhoud 9
4 Risico's voor de volksgezondheid 35
4.1 Zorgvuldige introductie van nieuwe technologie 35
4.2 Acuut gevaar door brand en explosie 37
4.3 Vervuiling door brandstofcellen en brandstoftanks 38
4.4 Veranderingen in de atmosfeer 39
4.5 Vervuiling door ongereguleerde productie 40
4.6 Afnemende verkeersveiligheid door stillere voertuigen 40
5 Vinger aan de pols 41
5.1 Voor- en nadelen voor de volksgezondheid 41
5.2 Noodzaak van draagvlak in de bevolking 42
5.3 Noodzaak van transitiemanagement 43
Literatuur 45
Bijlagen 51
A De commissie 53
B Enkele gegevens over waterstof 55
10 Waterstof in het wegverkeer
Samenvatting
Wegverkeer op waterstof: een toekomstbeeld
De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen met zijn politieke, maatschappe-
lijke en milieunadelen zorgt ervoor dat alternatieve energiebronnen volop in de
belangstelling staan. Het gebruik van waterstof wordt als een veelbelovende
optie gezien, in het bijzonder voor het wegverkeer. Volgens een toekomstvisie
van het Nederlandse ECN zou in 2050 ruim de helft van de auto's in Nederland
op waterstof kunnen rijden.
Vooropgesteld dat de waterstof wordt geproduceerd uit duurzame energie-
bronnen, zou daarmee ook de emissie van kooldioxide aan banden worden
gelegd. Zowel in de Verenigde Staten, Japan en Europa worden door overheden
en het bedrijfsleven dan ook grote bedragen geïnvesteerd in de ontwikkeling van
de benodigde technologie, die over enkele decennia een op waterstof gebaseerde
economie mogelijk moet maken.
Overschakeling naar waterstof als energievoorziening voor het wegverkeer
zou ingrijpende gevolgen hebben voor de samenleving. Zoals bij elke nieuwe
technologie het geval is, biedt dat kansen, maar zijn er onvermijdelijk ook nade-
len. In het geval van waterstof zijn sommige van die nadelen bekend, en tot op
zekere hoogte beheersbaar. Andere zullen echter pas na introductie en toepassing
aan het licht komen.
Dit inzicht, gevoegd bij het maatschappelijke belang van een eventuele
omschakeling op waterstof, was voor de Gezondheidsraad aanleiding om nu
Samenvatting 11
alvast in te gaan op de voor- en nadelen die waterstof als nieuwe energievorm
kan hebben voor de volksgezondheid. Juist in deze fase is het van belang om een
beeld te krijgen van de mogelijke gezondheidseffecten, te weten waar de lacunes
in de kennis zitten, en aan te geven wat de beste manier is om daar mee om te
gaan. Het advies is opgesteld door de semipermanente Commissie Signalering
Gezondheid en Milieu, die speciaal belast is met het signaleren van belangrijke
verbanden tussen milieu-invloeden en de volksgezondheid.
Van productie tot gebruik in voertuigen
Net als elektriciteit is waterstof een energiedrager; voor de productie van water-
stof is een energiebron nodig. Net als voor elektriciteit kunnen daarvoor verschil-
lende soorten energiebronnen worden gebruikt. De productie kan centraal of
lokaal (in kleine eenheden) plaatsvinden. De geproduceerde waterstof kan via
pijpleidingen of opslagtanks naar de eindgebruiker worden getransporteerd. In de
voertuigen kan waterstof in tanks worden opgeslagen. De voertuigen kunnen ver-
volgens worden aangedreven ofwel met een verbrandingsmotor ofwel met
brandstofcellen die elektriciteit opwekken voor het aandrijven van een elektro-
motor.
Voordelen voor de gezondheid
Toepassing van waterstof voor het gemotoriseerde wegvervoer zal in de eerste
plaats leiden tot een vermindering van de luchtverontreiniging, en daarmee tot
een verbetering van de gezondheid, met name in stedelijke gebieden. De emissie
van gezondheidschadelijke stoffen, zoals stikstofdioxide en fijn stof, neemt
namelijk af, omdat waterstof bij gebruik in water wordt omgezet. Overigens is
daarmee niet alle deeltjesvormige luchtverontreiniging door het verkeer van de
baan banden- en asfaltslijpsel blijft een rol spelen.
Een tweede effect is dat voertuigen bij het gebruik van brandstofcellen die
gevoed worden met waterstof in combinatie met elektromotoren stiller zullen
worden, wat kan leiden tot het afnemen van de geluidhinder en slaapverstoring
door het wegverkeer en de invloed die dat op de gezondheid heeft.
Een ander effect is indirect en heeft te maken met de vermindering van broei-
kasemissies en daarmee met het tegengaan van de klimaatverandering en het
indammen van de ongunstige gezondheidseffecten die daarvan het gevolg zijn.
Van dergelijke indirecte gezondheidseffecten kan echter alleen sprake zijn als
waterstof op een duurzame manier wordt geproduceerd en er geen ongunstige
12 Waterstof in het wegverkeer
klimaateffecten zullen optreden. Waterstof is op zich namelijk niet meer dan een
drager van energie (net als elektriciteit), en de manier waarop die energie wordt
gewonnen is cruciaal voor de mate van duurzaamheid.
Twee manieren lijken vooralsnog zowel haalbaar als relatief schoon. De eer-
ste manier is met aardgas. Dat levert beperkte emissies op. De tweede is door
kolen te vergassen, en dat te combineren met de ondergrondse opslag van de
kooldioxide die daarbij behalve waterstof ook vrijkomt. Een probleem is
wel dat de opslagtechnologie nog in de kinderschoenen staat. Toch lijken deze
mogelijkheden op de korte termijn het meest voor de hand te liggen, totdat duur-
zame productie plaats kan vinden, bijvoorbeeld door zonne-, water- en windener-
gie. De vergassing van biomassa en kernenergie zijn aanvullende opties.
Nadelen voor de gezondheid
Welke nadelige effecten voor de gezondheid kan rijden op waterstof hebben? Ten
eerste zijn er de risico's die samenhangen met brand en explosie. Juist omdat
waterstof zich anders gedraagt dan de brandstoffen die wij nu kennen vraagt dat
om aandacht. Vooral lekkages van waterstof in afgesloten ruimtes zijn risicovol.
Ten tweede zijn er de gezondheidseffecten die gepaard kunnen gaan met het
vrijkomen van schadelijke stoffen uit de brandstofcellen in voertuigen. Die
brandstofcellen wekken elektriciteit op voor de aandrijving van elektromotoren
van de voertuigen. Zij kunnen deeltjes bevatten die schadelijk zijn, en die
terechtkomen in het milieu. Het gaat dan niet alleen om productie en gebruik,
maar ook om het afvalstadium. Op voorhand is echter niet te zeggen wat voor de
gezondheid de meest relevante componenten zijn. Speciale aandacht voor nano-
deeltjes is aan te bevelen, zowel in opslagtanks voor waterstof als in brandstof-
cellen.
Een geheel ander mogelijk nadeel hangt samen met de invloed op de samen-
stelling van de atmosfeer en de hogere luchtlagen. Weglekkend waterstof, de
mate waarin het gebruik van waterstof toch broeikasgassen emitteert en de mate
van vermindering van de uitstoot van stoffen als stikstofoxiden en koolmonoxide
leiden tot moeilijk te voorspellen veranderingen in troposfeer en stratosfeer. Die
veranderingen bepalen de invloed op de klimaatverandering en op de ozonlaag.
Volgens sommige modelberekeningen kan het netto-resultaat zowel positief als
negatief uitvallen. Overigens lopen in wetenschappelijke kring de meningen over
deze invloed van waterstof uiteen.
De bekende risico's laten zich tot op zekere hoogte beheersen, mede met
behulp van de ervaringen met het industrieel gebruik van waterstof en met de
ontwikkelingen op het terrein van afvalbeheer en recycling. Maar er zullen zich
Samenvatting 13
bij de invoering van de waterstoftechnologie ook niet te voorziene risico's mani-
festeren. Zaak is daarom die invoering stapsgewijs te doen en alert te zijn op
vroege signalen van die keerzijde (`vinger aan de pols').
Noodzaak van sturing
Het ingrijpende karakter van de introductie van de waterstoftechnologie vereist
monitoring en sturing. Op dit moment is er vooral aandacht voor de eventuele
milieuvoordelen, en spelen zorgen over risico's een minder belangrijke rol. In
zo'n transitie moet echter het hele spectrum bekeken worden, voor zover alle fac-
toren zich tenminste van tevoren laten overzien.
Daarbij is voor de overheid een regierol is weggelegd. De duurzaamheid van
de gebruikte energiebronnen en de wijze waarop een infrastructuur wordt verwe-
zenlijkt zullen belangrijke thema's zijn. Naast invloed op de economie en het
lokale en wereldwijde milieu vormen ook de invloeden op de volksgezondheid
mede veroorzaakt via de gevolgen voor economie en milieu een integraal
onderdeel van deze aanpak. Draagvlak onder de bevolking is cruciaal voor een
succesvolle transitie.
Met zorgvuldig transitiemanagement kunnen gezondheidskwesties een
natuurlijke plaats krijgen bij het ontwikkelen en eventueel invoeren van de
waterstoftechnologie. Ook de nadelige na-ijleffecten op de gezondheid komen
dan tijdig in beeld, wat tot bijsturing kan leiden. Daarnaast wordt zo steeds beke-
ken of de verwachte voordelen voor de gezondheid inderdaad worden behaald.
De nieuwe technologie zou dan ook stapsgewijs geïntroduceerd moeten wor-
den, als onderdeel van een democratisch proces. Waar dat proces uitkomt, laat
zich niet van tevoren voorspellen. Wat we wel weten is dat deze aanpak de voor-
waarden biedt om voorzorg te betrachten als het gaat om onvoorziene dreigin-
gen, en onvoorziene kansen van de waterstoftechnologie duurzamere vormen
van mobiliteit optimaal te benutten.
14 Waterstof in het wegverkeer
Executive summary
Health Council of the Netherlands. Hydrogen-powered road vehicles.
Possitive and negative health effects of new fuel. The Hague: Health
Council of the Netherlands, 2008; publication no. 2008/16.
Hydrogen-powered road vehicles: a vision of the future
Because of the political, social and environmental problems associated with
dependency on fossil fuels, there is considerable interest in alternative energy
sources. Hydrogen is regarded as a promising option, particularly as a fuel for
road vehicles. The Dutch Energy Research Centre (ECN) recently published a
vision of the future, in which it suggested that by 2050 more than half of all cars
in the Netherlands could be running on hydrogen.
Assuming that the hydrogen is produced from renewable energy sources,
migration to hydrogen-powered vehicles would also curb carbon dioxide emis-
sions. In the United States, Japan and Europe, considerable public and private
investment is therefore being made with a view to developing the technologies
needed to make the creation of a hydrogen-based economy possible within a few
decades.
A switch to using hydrogen as the primary energy source for road vehicles
would have far-reaching social consequences. As with all technological develop-
ments, opportunities would be created, but drawbacks would inevitably be
encountered as well. Some of the disadvantages associated with hydrogen are
already known, and are to some degree manageable. It is likely, however, that
other drawbacks would come to light only once hydrogen-powered cars were
actually in use.
Executive summary 15
With that thought in mind, and in view of the social significance of a possible
transition to hydrogen, it was decided that the Health Council should assess the
positive and negative effects that hydrogen use could have on public health. It is
particularly important to make such an assessment at the present early stage in
the development of hydrogen technologies, so that gaps in existing scientific
knowledge may be identified and appropriate strategies may be developed for
addressing such gaps. This report has been produced by the Health and Environ-
ment Surveillance Committee, which has special responsibility for the identifica-
tion of important correlations between environmental factors and public health.
From production to practical use
Like electricity, hydrogen is an energy carrier; its production therefore requires
an energy source. As with electricity again, various sources can be used and pro-
duction may take place at large centralised plants or small distributed units. The
finished product may then be brought to the end user in tanks or by pipeline. A
road vehicle would carry a supply of hydrogen in a tank, supplying either a com-
bustion engine or a fuel cell to generate electricity for an electric motor.
Health benefits
First, the use of hydrogen as fuel for motorised road vehicles would lead to less
air pollution, and thus to improved public health, particularly in urban areas. The
only by-product of hydrogen combustion is water, so emissions of the harmful
substances associated with conventional combustion engines, such as carbon
dioxide and particulates, would be reduced. Traffic-related air pollution would
not be eradicated altogether, however: a significant amount of the particulate
material released into the atmosphere consists of tiny fragments of tyre rubber
and asphalt, for example.
A further health benefit would derive from the fact that vehicles powered by
a combination of hydrogen fuel cell and electric motor would be quieter. A gen-
eral transition to such vehicles would therefore mean less noise pollution and
fewer noise-related sleeping problems. Reduced greenhouse gas emissions
would also have an indirect health benefit, since climate change would be attenu-
ated and the related adverse health effects mitigated. However, any such benefit
would be dependent on the hydrogen being produced by a `climate friendly'
process: hydrogen is itself merely an energy carrier (like electricity), so the sus-
tainability of its use is determined by the manner of its production.
16 Waterstof in het wegverkeer
At the present time, there are two production methods that appear to be both
feasible and relatively clean. The first involves the use of natural gas, which
would result in modest emissions. The second entails the gasification of coal,
coupled with underground storage of the unwanted carbon dioxide produced
along with the hydrogen. Unfortunately, carbon dioxide storage techniques are as
yet in their infancy. Nevertheless, these two methods are the most viable options
pending the longer-term development of more sustainable forms of production
based on the use of solar, water or wind energy. Other possibilities include bio-
mass gasification and nuclear energy.
Adverse health effects
How might the use of hydrogen as a vehicle fuel adversely affect public health?
First, hydrogen use entails fire and explosion risks. Particular attention should be
given to these risks, because hydrogen does not behave in the same way as the
fuels we are currently used to; any leakage of hydrogen within an enclosed space
is especially dangerous. Second, the release of harmful substances from vehicle
fuel cells could have an adverse effect on health. The vehicles of the future may
have hydrogen fuel cells to generate power for electric motors. Such fuel cells
could be associated with the release of harmful particles into the environment,
not only during production and use, but also when the cells are scrapped. Unfor-
tunately, it is not yet possible to say which materials are liable to be the most sig-
nificant in relation to public health. The Committee nevertheless believes that
particular attention should be given to the possible implications of the presence
of nanoparticles in hydrogen storage tanks and fuel cells.
Hydrogen use might also adversely affect public health by another very dif-
ferent mechanism, namely its effect on the composition of the atmosphere and
upper air strata. A switch to hydrogen-fuelled vehicles would lead to hydrogen
leaks, to the emission of an uncertain amount of greenhouse gas and to an uncer-
tain reduction in the emission of substances such as nitrogen oxides and carbon
monoxide. These developments are liable to have implications for the tropo-
sphere and stratosphere, and thus for our climate and the ozone layer, but their
precise influence is hard to predict. Modelling suggests that the net impact could
be positive or negative, and scientific opinion on the influence of hydrogen
remains divided.
The known risks should be manageable to some degree, partly by drawing on
experience with the industrial use of hydrogen and experience in the field of
waste management and recycling. However, the introduction of hydrogen tech-
nology is also likely to be accompanied by currently unforeseen risks. It is there-
Executive summary 17
fore advisable that any such introduction should be incremental and carefully
monitored with a view to picking up the signs of any problems as early as possi-
ble.
The need for control
The far-reaching consequences of adopting hydrogen technology necessitate
monitoring and control. At present, the focus is mainly on the possible environ-
mental benefits, and relatively little attention is being given to the potential haz-
ards. However, if a transition is to take place, the entire spectrum of effects
should be considered, insofar as they may be predicted.
In this context, the government has an important coordinating role to play.
The sustainability of the production methods and the way in which an infrastruc-
ture is realised will be key issues. Systematic consideration needs to be given not
only to the implications for the economy and the local and global environment,
but also to the public health effects (which will be influenced by the economic
and environmental effects). Public support is vital if a successful transition is to
be achieved.
With careful transition management, the consideration of health implications
can become an integral part of the processes of developing and introducing
hydrogen technology. In this way, any adverse health effects can be identified in
good time and appropriate corrections made. Furthermore, such a strategy will
enable verification of the anticipated health benefits.
The Committee therefore favours an incremental approach to the adoption of
hydrogen technology, in the context of a democratic process. While the outcome
of that process cannot be predicted, the Committee is confident that the advo-
cated approach would enable the sensible management of unforeseen hazards,
and the optimal exploitation of unforeseen opportunities, involving, for example,
more sustainable forms of mobility.
18 Waterstof in het wegverkeer
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Naar transport op waterstof?
Alternatieven voor fossiele brandstoffen staan volop in de belangstelling. De
reden daarvan is niet alleen de eindigheid van de voorraden aan kolen, gas en
olie. Het terugdringen van de emissie van broeikasgassen is ook een belangrijk
argument.1 Een van de alternatieven is het gebruik van waterstof.
Waterstof is een gas dat niet vrij voorkomt in de natuur, maar dat wel gewon-
nen kan worden door het af te splitsen van bepaalde grondstoffen, zoals water of
koolwaterstof. Met het gebruik van waterstof zou de emissie van kooldioxide
(CO2) aan banden kunnen worden gelegd, al is de mate waarin afhankelijk van de
productiewijze. Maar dat is niet het enige voordeel. Een ander belangrijk effect
van de omschakeling naar waterstof zou zijn dat de verkeersgerelateerde lucht-
verontreiniging af zou nemen. De Amerikaanse Academie voor Wetenschappen
omschreef de verwachtingen aldus:2
The vision of the hydrogen economy is based on two expectations: (1) that hydrogen can be produced
from domestic energy sources in a manner that is affordable and environmentally benign, and (2) that
applications using hydrogen fuel cell vehicles, for example can gain market share in competi-
tion with the alternatives. To the extent that these expectations can be met, the United States, and
Inleiding 19
indeed the world, would benefit from reduced vulnerability to energy disruptions and improved envi-
ronmental quality, especially through lower carbon emissions.*
Er bestaan dus allerlei verwachtingen over de effecten van het gebruik van
waterstof. In hoeverre die ook waargemaakt zullen worden weten we echter nog
niet. Hoewel het principe van het gebruik van waterstof bij de energievoorzie-
ning al oud is, is het nog nooit op grote schaal toegepast voor vervoersdoelein-
den. De technologie die daarvoor nodig is, is in ontwikkeling, maar het zal nog
wel enkele decennia duren voordat dat duidelijk wordt of die tot volle wasdom
komt, en toepassing voor vervoersdoeleinden mogelijk zal zijn.1-3
Als er een omschakeling komt naar waterstof als energieleverancier voor het
wegverkeer, dan zal dat voor de samenleving zeer ingrijpend zijn. Zo moeten er
onder meer productie-eenheden worden bijgebouwd en een distributiestructuur
worden opgezet of bestaande distributienetwerken aangepast.1,2 Dat zal leiden tot
grote economische verschuivingen in de energiesector. Daarnaast moet overge-
schakeld worden op voertuigen die op waterstof rijden. Introductie van waterstof
als brandstof voor het wegverkeer vereist ook nieuwe veiligheidsvoorschriften
en -procedures.
Ondanks de vraagtekens bij de levensvatbaarheid van deze nieuwe technolo-
gie wordt er in Europa en daarbuiten behoorlijk in geïnvesteerd, met als oogmerk
om in het midden van deze eeuw waterstof als energiebron voor vervoer en
mogelijk andere toepassingen beschikbaar te hebben.4 Volgens de Energievisie
van het ECN** zou in 2050 ruim de helft van de auto's in Nederland op waterstof
kunnen rijden.5
1.2 Vraagstelling
Bij nieuwe technologische ontwikkelingen overheerst aanvankelijk veelal opti-
misme over de voordelen van de technologie.6,7 Vaak is het pas na introductie en
toepassing dat de voordelen op hun waarde geschat kunnen worden. Ook komen
dan mogelijke keerzijden aan het licht: de voordelen kunnen bijvoorbeeld minder
blijken dan was verondersteld, en ook kunnen zich onvoorziene risico's manifes-
* Vertaling: Het vooruitzicht van een waterstofeconomie is gebaseerd op twee verwachtingen: (1) dat waterstof kan
worden geproduceerd met behulp van nationale energiebronnen op een betaalbare en milieuvriendelijke manier, en
(2) dat toepassingen gebaseerd op waterstof zoals brandstofcellen op concurrerende alternatieven marktaandeel
kunnen veroveren. Als die verwachtingen bewaarheid worden, zullen de Verenigde Staten, maar ook de wereld als
geheel, profiteren van een energievoorziening die minder kwetsbaar is, en van een betere milieukwaliteit, in het
bijzonder door lagere koolstofemissies.
** Energieonderzoek Centrum Nederland te Petten.
20 Waterstof in het wegverkeer
teren. Om die reden bestaat in de huidige samenleving steeds sterker de behoefte
om zo vroeg mogelijk een beeld te krijgen van de gevolgen van een nieuwe tech-
nologie, mede gezien het tempo van ontwikkeling en de doorwerking van tech-
nologieën.8,9
Tegen deze achtergrond heeft de Commissie Signalering Gezondheid en
Milieu, een commissie van de Gezondheidsraad, zich op verzoek van de voorzit-
ter van de Raad gebogen over de gevolgen voor de volksgezondheid van het
gebruik van waterstof als brandstof voor het wegverkeer. Andere mogelijkheden
om waterstof als energieleverancier toe te passen, bijvoorbeeld in huishoudens10
of bij het vliegverkeer11,10, en hun implicaties voor de volksgezondheid, komen
niet aan bod. De commissie beantwoordt in dit signalement de volgende vragen:
a Welke voordelen voor de volksgezondheid zouden gepaard gaan met trans-
port op waterstof?
b Welke risico's voor de volksgezondheid zou transport op waterstof op kun-
nen leveren?
1.3 Taak van de Commissie Signalering Gezondheid en Milieu
De Commissie Signalering Gezondheid en Milieu heeft als taak om belangrijke
onderwerpen op het terrein van gezondheid en milieu onder de aandacht te
brengen van regering en parlement, en kansen en bedreigingen voor de
volksgezondheid in kaart te brengen. Het kan om nieuwe issues gaan, maar even
goed om oude thema's die opnieuw aandacht verdienen. De commissie doet
verslag van haar bevindingen in signalementen, waarin zij de stand van
wetenschap bespreekt en adviseert over de noodzaak om een onderwerp op de
beleidsagenda te plaatsen. De commissie is ingesteld voor een periode van twee
jaar. Haar mandaat eindigt op 22 oktober 2009.
1.4 Werkwijze
Het secretariaat van de Gezondheidsraad heeft in samenspraak met enkele com-
missieleden teksten voor dit advies voorbereid die in commissievergaderingen
zijn besproken. Het advies is vervolgens ter toetsing voorgelegd aan de Beraads-
groep Gezondheid en Omgeving van de Gezondheidsraad. Ook is prof. dr. C.H.J.
Midden, hoogleraar Cultuur en Techniek aan de TU Eindhoven, om commentaar
gevraagd.
Inleiding 21
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt informatie gegeven over de technologie die nodig is om
waterstof te kunnen benutten als alternatieve energiebron. Daar wordt duidelijk
welke technische hindernissen er bij de ontwikkeling van de technologie nog
moeten worden overwonnen. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de voordelen die trans-
port op waterstof kan hebben voor de volksgezondheid. In hoofdstuk 4 gaat het
over de keerzijde: de risico's. Tot besluit staan in hoofdstuk 5 de belangrijkste
conclusies bij elkaar en worden aanbevelingen geformuleerd voor het verder vol-
gen van de ontwikkelingen.
22 Waterstof in het wegverkeer
Hoofdstuk 2
Waterstof voor het wegverkeer
2.1 Mogelijkheden en barrières
Waterstoftechnologie wordt gezien als een manier om in de loop van deze eeuw
het energiegebruik schoner en duurzamer te organiseren.1,2,10 Het voorzien in de
energiebehoefte van onze voertuigen, industrie en huishoudens met behulp van
waterstof lijkt letterlijk een schone zaak, omdat na de energielevering door bin-
ding aan zuurstof alleen water vrijkomt. Onze huidige olie-economie zou daar-
mee overgaan in een waterstofeconomie, waarin waterstof dé energiedrager zou
worden.
Het beeld van een waterstofeconomie bestaat al langer. In de jaren '70 van de
vorige eeuw werd voorspeld dat de overgang daarnaar nu al zijn beslag gekregen
zou hebben. Dat is niet bewaarheid geworden. Ondanks de technische en econo-
mische obstakels is de overgang naar waterstof als energieleverancier echter nog
steeds een serieuze optie.1,5,12 Sommigen verwachten dat waterstof een uiterst
belangrijke bijdrage zal leveren aan de duurzame energievoorziening.1,13
De belangstelling voor de waterstoftechnologie wordt vooral gedreven door
de behoefte om niet afhankelijk te zijn van olieproducten en om de productie van
broeikasgassen omlaag te brengen.1,2,14 Maar veel van de technologie die nodig is
om een infrastructuur voor waterstof op te zetten, ontbreekt nog of is alleen in
prototype beschikbaar. Ook is nog niet duidelijk wat de aangewezen manier is
om de infrastructuur te organiseren die nodig is voor toepassing op grote schaal:
moeten de productie, opslag en distributie bijvoorbeeld centraal geregeld worden
Waterstof voor het wegverkeer 23
met grote systemen, of kunnen die beter verspreid geregeld worden, met kleine
units? Daarnaast is wel duidelijk dat een invoering van een waterstofeconomie
ook maatschappelijk en economisch complex en zeer ingrijpend zal zijn.1,2,14-16
Aan de toepassing in het wegverkeer wordt op sommige plekken al concreet
gewerkt. Verscheidene autofabrikanten hebben al prototypes beschikbaar van
voertuigen die op waterstof rijden.17-19 Ook zijn er op verschillende plaatsen in de
wereld proefprojecten uitgevoerd. Zo heeft het Amsterdamse openbaar-vervoer-
bedrijf geparticipeerd in een Europees project waarin ervaringen werden opge-
daan met het gebruik van `waterstofbussen'.20 De resultaten worden thans
geëvalueerd maar het vervoer op zich lijkt weinig problemen ondervonden te
hebben.
2.2 Van productie tot gebruik in voertuigen
In deze paragraaf bespreekt de commissie de technologische kant van de produc-
tie, distributie en het gebruik van waterstof in voertuigen. De keten van `well to
wheel', met de drie belangrijkste schakels daarin, is weergegeven in figuur 1.
Productie Distributie Verbruik
Zon
Wind
Water Verbrandingsmotor
Vloeibaar
Biomassa (tankwagen)
Water Gas
Nucleair stof (pijpleiding)
(tankwagen)
Aardgas Brandstofcel
Kolen
Olie
Figuur 1 De waterstofgebruiksketen: van `well to wheel'. Ontleend aan 21.
24 Waterstof in het wegverkeer
2.2.1 Produceren van waterstof
Waterstof is onder normale condities een gas. Anders dan bijvoorbeeld aardgas
komt het niet in grote hoeveelheden vrij voor in de natuur. Het moet daarom ont-
trokken worden aan andere verbindingen, zoals water of koolwaterstoffen. In die
zin onderscheidt waterstof zich van de fossiele brandstoffen: het kan niet direct
gewonnen worden. De afsplitsing die nodig is om waterstof te verkrijgen kost
energie.
Doordat waterstof eerst moet worden geproduceerd, is het te beschouwen als
een `energiedrager'. Het lijkt daarin op elektriciteit. De `drager' is nodig om de
energie van de plaats van productie te transporteren naar de plaats van gebruik.
Hoe waterstof geproduceerd kan worden, staat weergegeven in figuur 2.
Waterstof kan dus op verschillende manieren worden geproduceerd. Door
elektrolyse kan waterstof worden afgesplitst van water. Met thermische proces-
sen (met afhankelijk van de toepassing toevoeging van stoom of zuurstof) kan
waterstof geproduceerd worden uit water of uit aardgas en kolen (en eventueel
uit biomassa of olie). Naast deze koolstofhoudende brandstoffen kunnen wind-,
zonne-, kernenergie en waterkracht worden ingezet om waterstof te produceren.
Diverse alternatieve energiebronnen die voor de productie van waterstof kunnen
Zon
Elektrolyse
Wind
Water
Biomassa
Thermochemische H2
Nucleair splitsing van water
Aardgas
Kolen Thermochemische
omzetting van
Olie koolwaterstoffen
Figuur 2 Opties voor waterstofproductie. Ontleend aan 21.
Waterstof voor het wegverkeer 25
worden ingezet, zijn nog in ontwikkeling, zoals het opwekken van stroom uit het
chemische-potentiaalverschil tussen zoet en zout water.22 Ook wordt er onder-
zoek verricht naar de mogelijkheid van biologische waterstofproductie met
behulp van bacteriën en algen.23
Met de huidige technologie is bij het gebruik van aardgas een energetisch
rendement van ongeveer 85% realiseerbaar.1,24 Dat betekent dat vijftien procent
van de energie-inhoud van het natuurlijke gas verloren gaat bij de productie van
waterstof. Bij andere productiewijzen is het rendement lager.
De verschillende manieren van produceren onderscheiden zich ook in de
mate van duurzaamheid als het gaat om invloed op het wereldwijde klimaat. Het
gebruik van grondstoffen als kolen of aardgas voor de productie van waterstof
vereist een aanpak om het vrijkomende koolzuurgas op te slaan, omdat anders
het voordeel van een verminderde broeikasgasemissie verloren gaat.25 De meest
duurzame technieken om waterstof af te splitsen, waarbij slechts beperkt broei-
kasgassen vrijkomen, zijn gebruik van biomassa, water, zon of wind. Ook bij het
toepassen van kernenergie komen broeikasgassen slechts in beperkte mate vrij.26
Gegeven de beschikbaarheid van kolen en de technische mogelijkheden lijkt
kolenvergassing in combinatie met grootschalige ondergrondse opslag van kool-
dioxide voor de nabije toekomst een voor de hand liggende productiewijze.
Andere opties voor de kortere termijn zijn het onttrekken van waterstof aan aard-
gas en het vergassen van biomassa.3,74 In hoeverre de toepassing van waterstof
inderdaad leidt tot een schone en duurzame energievoorziening hangt in hoge
mate af van het proces waarmee het wordt geproduceerd.
2.2.2 Distribueren en opslaan
Is er eenmaal waterstof geproduceerd, dan moet het vervolgens getransporteerd
worden naar de eindgebruikers. Waterstof heeft echter een aantal eigenschappen
waardoor opslag en vervoer lastig zijn. Zo is waterstof het lichtste gas dat
bestaat. Verder is de energie-inhoud van een bepaald volume waterstofgas (bij
kamertemperatuur en normale buitendruk) ongeveer 3000 maal minder dan van
eenzelfde volume benzine in vloeistofvorm.27 Opslag en transport van waterstof
vereisen daarom een sterke compressie. Maar dat kost energie, en gaat dus ten
koste van het rendement. Een alternatief is om het gas vloeibaar te maken.
Waterstof wordt vloeibaar bij 20 K (-253 °C, zie Bijlage B). Om dat mogelijk te
maken is echter ongeveer 30% nodig van de energie die de waterstof zelf bevat.
Daarbij moet de opslagtank zeer goed worden geïsoleerd om verder energiever-
lies te voorkomen. Deze optie kost dus veel energie. Ook transport per pijplei-
ding vereist compressie. Voor langere pijpleidingen is bovendien extra energie
26 Waterstof in het wegverkeer
nodig, om de compressiestations te laten draaien die langs de route nodig zijn om
de druk te handhaven.28
Is eenmaal aan de noodzakelijke voorwaarden voldaan, dan kan transport
plaatsvinden per vrachtwagen (gas of vloeistof), treinwagon (gas of vloeistof) of
per pijpleiding (gas). Overigens kent Europa op dit moment al een uitgebreid net
van pijpleidingen voor het transport van waterstofgas (een voorbeeld staat in
figuur 3).
Kiezen tussen lange of korte aanvoerlijnen
Gegeven de eigenschappen van waterstof is een belangrijke vraag bij het opzet-
ten van een distributie-infrastructuur voor waterstof of het uit het oogpunt van
efficiëntie en veiligheid de voorkeur verdient om grote productiecentrales en
lange aanvoerlijnen te hebben, of dat het beter is om te kiezen voor kleine pro-
ductie-eenheden die op veel punten staan, zodat de aanvoerlijnen kort kunnen
blijven.32 Het laatste is wel relatief duurder.28 De uiteindelijke keuze zal mede
afhangen van anderen (bijvoorbeeld stationaire) toepassingen. Dat kan in Neder-
land tot gevolg hebben dat gebruik gemaakt wordt van het aardgasnet.
Figuur 3 Het leidingennetwerk van Air Liquide in Noordwest-Europa.29
Waterstof voor het wegverkeer 27
2.2.3 Gebruik in voertuigen
Opslaan van waterstof in het voertuig
De energie die waterstof bevat, kan op twee manieren worden benut, namelijk
door directe verbranding of via brandstofcellen waarmee elektriciteit wordt
opgewekt. Bij beide methodes is opslag van waterstof in het voertuig noodzake-
lijk. Dat levert in vergelijking tot conventionele brandstoffen nog wel wat techni-
sche problemen op.
De prototypes van waterstofvoertuigen gebruiken vooral gecomprimeerde
waterstof. Waterstof wordt dan opgeslagen in tanks met een werkdruk van 700
bar; die hoge druk is nodig om een reële actieradius te bereiken.31,32 Naast de
energie die het kost om waterstof zo sterk te comprimeren, vereist een dergelijke
druk tanks die sterker en zwaarder zijn dan bijvoorbeeld die voor LPG. Waterstof
kan niet in stalen tanks worden opgeslagen, aangezien het de sterkte en integriteit
van staal aantast. Opslagtanks van koolstofvezels zijn mogelijk een alternatief,
en naar andere opslagmethoden wordt naarstig gezocht.
Andere methoden om waterstof voor gebruik in voertuigen op te slaan zijn
onder andere opslag (adsorptie) in metaalstructuren (metaalhydrides) en opslag
in koolstof-nanotubes.33 Op dit moment zijn die vormen van opslag nog erg inef-
ficiënt. De huidige metaalhydridetanks zijn namelijk drie keer zo groot en vier
keer zo zwaar als een benzinetank met dezelfde inhoud. Ook is de hoeveelheid
waterstof die in nanotubes kan worden opgeslagen thans nog zeer beperkt.
Bovendien zijn bij deze opslagtechnieken hoge drukken vereist. Daarnaast vormt
het tempo waarmee waterstof gemobiliseerd kan worden uit de tank of de com-
plexe recycling van sommige van deze materialen een probleem.
Omzetten van waterstof in beweging
De meest voor de hand liggende techniek om de energie uit waterstof om te zet-
ten in bewegingsenergie wordt gevormd door brandstofcellen die elektriciteit
opwekken voor het aandrijven van een elektromotor. Overigens zijn brandstof-
cellen niet specifiek voor waterstoftechnologie; er zijn ook vormen die elektrici-
teit opwekken uit koolwaterstoffen, zoals alcohol.
Er zijn vele typen brandstofcellen ontwikkeld, ook voor toepassing buiten het
vervoer. Een groot voordeel van brandstofcellen is de hoge betrouwbaarheid. Die
is te danken aan het ontbreken van bewegende delen. Om die reden zijn zij in
gebruik op afgelegen plaatsen, zoals in weerstations en ruimtevaartuigen. Voor
28 Waterstof in het wegverkeer
grootschalig gebruik in voertuigen vormen de kosten van de dure anode- en
kathodematerialen echter een belemmering.
In voertuigen moet verder de zuurstof die nodig is voor de werking van de
brandstofcel, worden aangevoerd in de vorm van gecomprimeerde en gedroogde
lucht. Dit verlaagt de efficiëntie van de brandstofcel. De huidige brandstofcellen
hebben daardoor veelal een energie-efficiëntie van ten hoogste dan 50%. Maar
de efficiëntie van de huidige verbrandingsmotoren die op olieproducten lopen
ligt nog lager: waarden van rond de 30% zijn eerder regel dan uitzondering. En
dit percentage zou ook gelden voor verbrandingsmotoren in voertuigen die
waterstof als brandstof gebruiken.
2.3 Kijken in de toekomst
Of en in welke mate de nieuwe technologie marktaandeel verovert: dat is niet het
onderwerp van dit advies. Wel is het van belang te weten dat deze ontwikkeling
van veel factoren afhangt: de behoeften van groepen in de bevolking, de beschik-
baarheid van alternatieven, de samenloop met de ontwikkeling van andere tech-
nologieën, de samenwerking van marktpartijen, interventies door de overheid,
acceptatie door het publiek, et cetera.34
Brandstofcellen en alternatieven
Vanwege het relatief gunstige rendement in vergelijking tot dat van conventionele verbran-
dingsmotoren is de ontwikkeling van voertuigen met verbeterde brandstofcellen in elektromo-
toren volop gaande. In Japan, de Verenigde Staten en in Europa wordt inmiddels veel geld
besteed aan de ontwikkeling van brandstofcellen (zie bijvoorbeeld 17). Goede alternatieven
voor brandstofcellen zijn op dit moment namelijk niet voorhanden. Zo lijkt het gebruik van
accu's als enige aandrijfbron voor voertuigen nu nog geen goed alternatief, gezien de lage ener-
giedichtheid en de hoge prijs per kilowattuur. Maar ook in de ontwikkeling van accu's (met
behulp van nanotechnologie) wordt veel geld gestoken. Veel autofabrikanten zijn daarvoor alli-
anties aangegaan met batterijproducenten (zie bijvoorbeeld 35). General Motors en Daimler
Benz hebben inmiddels al modellen van elektrische auto's aangekondigd (zie bijvoorbeeld 36).
Bij verdere doorbraken in de opslag van elektriciteit in accu's (of andere opslagmedia zoals
condensatoren; zie 37) zouden elektrisch aangedreven voertuigen een geduchte concurrent gaan
vormen voor voertuigen die op waterstof rijden. Een groot voordeel van elektrisch aangedre-
ven voertuigen is het hoge energetisch rendement van `well to wheel'. Het gebruik van elek-
trisch aangedreven voertuigen heeft verder als voordeel dat geen dure nieuwe infrastructuur
nodig is. Deze concurrerende technieken zouden echter ook samen kunnen worden ingezet, in
hybride voertuigen met zowel brandstofcellen als accu's voor de aandrijving.
Waterstof voor het wegverkeer 29
Maar ook als waterstof een dominante rol gaat spelen zijn er uiteenlopende
toekomstscenario's denkbaar. Dat hangt samen met de wijze van productie, dis-
tributie en gebruik, zoals hiervoor al is aangegeven. De commissie verwijst naar
de uitkomst van een Engels project waarin diverse scenario's naast elkaar zijn
gezet.40 Uit de analyse van de Engelse onderzoekers wordt duidelijk dat de door-
werking van het gebruik van waterstof ook afhangt van de introductie van andere
toepassingen dan die bij het wegverkeer.
30 Waterstof in het wegverkeer
Hoofdstuk 3
Gunstige effecten op de
volksgezondheid
Het gebruik van waterstof als energiebron voor wegverkeer leidt tot verscheidene
gunstige effecten. De twee meest voor de hand liggende zijn: minder luchtver-
vuiling en minder emissie van broeikasgassen. Minder luchtvervuiling heeft een
direct gunstig effect op de volksgezondheid doordat geen schadelijke uitlaatgas-
sen worden uitgestoten, zoals roet, fijn stof, stikstofoxiden, koolmonoxide en
benzeen. Het gezondheidseffect van minder emissie van broeikasgassen is indi-
rect, maar ook gunstig. Een ander effect is dat het gebruik van door brandstofcel-
len aangedreven elektromotoren de geluidhinder door wegverkeer kan
verminderen.
3.1 Minder luchtvervuiling
Bij de toepassing van waterstof in het gemotoriseerde wegverkeer is het gunstige
effect op de luchtverontreiniging evident (zie bijvoorbeeld 39). De emissie van
schadelijke stoffen als stikstofoxiden en deeltjesvormige luchtverontreiniging
(`fijn stof') neemt af, doordat waterstof tijdens het verbruik in het voertuig in
water wordt omgezet.
Niet dat verkeersgerelateerde luchtverontreiniging daarmee volledig van de
baan is. Zo blijft deeltjesvormige luchtverontreiniging ontstaan door banden- en
asfaltslijpsel.40 De voordelen op het gebied van fijn stof kunnen bovendien voor
een klein deel weer teniet gedaan worden door het zogenaamde rebound-effect.
Waar mensen nu nog voor korte ritten of bij een goed alternatief (zoals openbaar
Gunstige effecten op de volksgezondheid 31
vervoer) uit milieuoverwegingen de auto laten staan, zal die prikkel bij een scho-
nere waterstofauto minder sterk zijn, zeker als de milieuoverwegingen niet sterk
zijn verankerd. Dit kan leiden tot meer autokilometers en dus tot meer slijtage
van wegdek, banden en motor. Toch zullen de bewoners van stedelijke gebieden
profiteren van de waterstoftechnologie doordat de luchtkwaliteit verbetert,
verwacht de commissie.
Een belangrijk voordeel voor de volksgezondheid zou zich ook kunnen voor-
doen in landen die zich nog volop industrieel aan het ontwikkelen zijn.41 Daar
zou al in een vroeg stadium overgeschakeld kunnen worden op waterstof als
energiebron. Op die manier kan dan voorkomen worden dat bij een sterk toene-
mend gebruik van auto's grote gezondheidsschade ontstaat. Of dit inderdaad
gerealiseerd kan worden, hangt uiteraard af van levensvatbaarheid van de water-
stoftechnologie.
3.2 Minder broeikasgassen
Ook minder broeikasgassen zijn gunstig voor de volksgezondheid, zij het indi-
rect en op mondiale schaal. De discussie over het terugdringen van emissies is al
een tijd in volle gang. Emissiearme energiebronnen, zoals zonne-, water- en
windenergie en mogelijk kernenergie en biomassa, kunnen daarin een rol spelen.
We zagen al eerder dat de manier waarop waterstof wordt geproduceerd van
invloed is op de duurzaamheid van deze energievorm. Met name de productie
met behulp van fossiele brandstoffen wringt met het doel van lagere emissies van
broeikasgassen. Een optie zou zijn om de productie van waterstof uit fossiele
brandstof te koppelen aan een veilige kooldioxideopslag (de Carbon Capture
and Storage-strategie).25,42 Aan de opslag van kooldioxide zijn echter risico's ver-
bonden.43 Die aanpak is dan ook te zien als een tijdelijke overbrugging op de weg
naar een duurzame energievoorziening maar wel een overbrugging die gunsti-
ger is voor de volksgezondheid dan het gebruik blijven maken van fossiele
brandstof voor het wegverkeer.
3.3 Minder geluidhinder
Bij gebruik van brandstofcellen om elektromotoren aan te drijven zullen
voertuigen stiller worden dan nu het geval is. Ook dit leidt tot gezondheidswinst.
De Gezondheidsraad heeft in het verleden uitgebreid gerapporteerd over de
invloed van geluid op de gezondheid.44,45 Het effect zou voor een deel weer teniet
worden gedaan doordat zich meer verkeersongevallen kunnen voordoen wanneer
mensen auto's minder goed horen aankomen. Er zijn echter aanwijzingen dat
32 Waterstof in het wegverkeer
juist als er in het verkeer iets verandert, het risico van een ongeval althans
tijdelijk juist afneemt in plaats van toeneemt, zodat voor dit gevolg mogelijk niet
behoeft te worden gevreesd.46,47
Gunstige effecten op de volksgezondheid 33
34 Waterstof in het wegverkeer
Hoofdstuk 4
Risico's voor de volksgezondheid
Behalve voordelen voor de volksgezondheid kan gebruik van waterstof in het
wegverkeer ook nadelen hebben. De directe risico's hangen vooral samen met de
opslag van waterstof in voertuigen: waterstofbrand en explosies als gevolg van
verkeersongevallen en lekken, blootstelling aan materialen uit brandstofcellen en
opslagtanks na ongevallen. In het afvalstadium kunnen deze stoffen ook leiden
tot milieuvervuiling en daardoor tot indirecte gezondheidsschade. Een ander
indirect risico is het mogelijk optreden van atmosferische veranderingen als
gevolg van lekkages van waterstof die plaats kunnen vinden tijdens productie,
distributie en verbruik. Omdat nog onbekend is welke technologie gebruikt gaat
worden en hoe de bijbehorende infrastructuur er uit zal zien, zijn nu nog niet alle
risico's te voorzien.
4.1 Zorgvuldige introductie van nieuwe technologie
Rekening houden met risicomigratie en `early warnings'
Bij technologische ontwikkelingen gaat de aandacht in eerste instantie vaak uit
naar de veronderstelde voordelen.6,7 De bedoeling is immers om te voorzien in
maatschappelijke behoeften of veronderstelde behoeften. Onvermijdelijk kleven
aan een nieuwe of vernieuwde technologie echter ook nadelen vaak risico's van
Risico's voor de volksgezondheid 35
een heel andere aard, die niet altijd te voorzien zijn en voor een deel pas na
invoering zichtbaar worden. Dat fenomeen wordt wel risicomigratie genoemd.48 *
De kennis over nieuwe `bijwerkingen' ijlt dan dus na.8 Om dat `na-ijlen'
zoveel mogelijk in te perken is het zaak om vooraf mogelijke nadelige kanten
van een technologie zo goed mogelijk in schatten. Dat is dan ook een van de
redenen om op dit moment al aandacht te besteden aan de gezondheidsgevolgen
van de waterstofeconomie, lang voordat sprake is van een eventuele grootscha-
lige toepassing.
Daar echter niet alle risico's te voorzien zijn, is het zaak om ook na invoering
van de technologie de vinger aan de pols te houden en bedacht te zijn op `early
warnings'.7,49 ** Ook al is er op dat moment de nodige ervaring met waterstof, de
echte transitie naar een waterstofeconomie vereist een schaalvergroting die onbe-
kende risico's in zich kan herbergen.7,50
Inschattingen maken voor de lange termijn
Wie inzicht wil krijgen in de risico's van technologieën doet er naar de mening
van de commissie verstandig aan om niet alleen bij de invoering en de eerste toe-
passingen stil te blijven staan. Hoe lastig het ook is om verder in de toekomst te
kijken, de keerzijden van innovaties manifesteren zich, zoals we net zagen, vaak
pas bij ingeburgerd gebruik en in de slotfase van de levenscyclus van een techno-
logische toepassing. Voorbeelden zijn het afvalprobleem bij de energieopwek-
king in kerncentrales en de afgedankte mobiele telefoons in het huisvuil.
Dat vergt in het algemeen, en dus ook in het geval van de eventuele overgang
naar waterstof in het wegverkeer, een levenscyclusbenadering51. Daarbij worden
in een zo vroeg mogelijk stadium de gezondheidsrisico's in de diverse fasen van
productie en gebruik meegewogen bij het bepalen van de waarde van een grond-
stof in het economisch verkeer. Dat is van belang voor een zo adequaat mogelijke
inschatting van de risico's.
Als er diverse opties zijn, moeten de risico's van elk in kaart worden
gebracht. Als men bijvoorbeeld diverse technologieën wilt vergelijken, zoals het
gebruik van waterstof en biobrandstof, moeten daarvoor diverse scenario's
beoordeeld worden.38 Specifiek voor waterstof geldt dat er bekeken moet worden
welke gevolgen voortkomen uit de verschillenden productiemethoden. Het
* In het aangehaalde artikel wordt het geval besproken van polybroomverbindingen. Om het risico op brandwonden
in te perken wordt kleding en elektronica geïmpregneerd met deze stoffen. Vroeg of laat komen ze via de afvalstro-
men in het milieu en blijken risico's voor de gezondheid van mens en milieu op te leveren.
** In een recent uitgebracht advies Voorzorg met rede van de Gezondheidsraad over toepassing van het voorzorgsbe-
ginsel wordt op de deze kwestie uitgebreider ingegaan.
36 Waterstof in het wegverkeer
maakt voor de gezondheidsrisico's van de waterstoftechnologie namelijk nogal
uit of waterstof wordt gewonnen met elektriciteit die is opgewekt door zonnecel-
len of met kolen.
Bij deze benadering, waarin geprobeerd wordt op voorhand een zo compleet
mogelijk beeld te krijgen van de risico's, volstaat het niet alleen technologen te
consulteren. Het gaat er om alle belanghebbenden `aan het woord te laten
komen' en hun verwachtingen en bezorgdheden bij de ontwikkeling en maat-
schappelijke invoering van de nieuwe of vernieuwde technologie te betrekken.
Zo'n aanpak is onderdeel van een proces van risk governance.52 *
4.2 Acuut gevaar door brand en explosie
Welke risico's zijn op dit moment te voorzien als waterstof op grote schaal
brandstof gaat leveren voor het wegverkeer? Een eerste probleem is het acute
gevaar door een brand of een explosie.53
Zuivere waterstof brandt bij daglicht bijna onzichtbaar en bij een brand komt
weinig warmtestraling vrij.** Daardoor wordt een waterstofbrand in eerste instan-
tie niet gemakkelijk herkend, terwijl die wel tot verwondingen kan leiden en zich
ongemerkt kan uitbreiden. Door het bijmengen van sporegassen die de vlam
kleuren en een alarmerende geur toevoegen (zoals bij aardgas), kan dat overigens
ondervangen worden.50
Een andere eigenschap die tot gevaarlijke situaties kan leiden is dat waterstof
dat zich mengt met lucht over een zeer breed concentratiegebied kan ontbranden
of exploderen; bij andere brandstoffen is dat concentratiegebied veel geringer
(zie figuur 4 in bijlage B).
Deze eigenschappen maken dat vooral in gesloten ruimtes al bij kleine lekka-
ges het gevaar bestaat van een explosie of ontbranding iets wat zich dus kan
voordoen in de productie, bij de distributie en in het gebruik. Om die reden zijn
brand- en explosiegevaar vrijwel onvermijdelijk een risico dat hoort bij het toe-
passen van waterstofgas. Gevoegd bij het vermogen om door te dringen in de
structuren van verschillende materialen, zoals staal en plastics, maakt dit water-
stof technisch gezien tot een lastig te hanteren gas.
* Met `governance' wordt bedoeld de structuren en processen voor collectieve besluitvorming, waarbij zowel over-
heids- als particuliere instanties en partijen betrokken zijn. Het komt erop neer dat in onze moderne samenleving
besluiten niet meer door de overheid van bovenaf worden opgelegd, maar dat ze in netwerken van alle betrokken
partijen tot stand worden gebracht. Past men dit gedachtegoed toe op risico's en risicogerelateerde besluitvorming,
dan is er sprake van risk governance. Het onlangs verschenen advies van de Gezondheidsraad over het voorzorgs-
beginsel (2008/18) gaat in detail op risk governance in.
** Zie voor enkele eigenschappen van waterstof bijlage B.
Risico's voor de volksgezondheid 37
Het blussen van een waterstofbrand vergt ook speciale aandacht. Een water-
stofbrand dient niet te worden geblust tenzij dat absoluut noodzakelijk is. Er is
dan namelijk het gevaar van een spontane explosieve herontsteking. Beter is het
de toevoer van het gas te stoppen. Brandweer, pomphouders en automobilisten
moeten hierop worden getraind en voorgelicht.
Mogelijkheden van risicobeheersing
De kennis over en de ervaring met het gebruik van waterstofgas maken het
mogelijk de risico's van brand en explosie enigszins te kwantificeren.10 De cijfers
geven aan dat het weliswaar mogelijk is aan de Nederlandse kwantitatieve
milieurisicocriteria te voldoen maar dat wel de nodige inspanning geleverd moet
worden om de risico's zo laag te houden als redelijkerwijs mogelijk is (conform
het ALARA-beginsel* in het risicobeleid54). Dat kan onder meer door veilige ont-
werpen voor installaties, het gebruik van sporegassen, en heldere gebruiksvoor-
schriften. Verder moeten de gebruikers (dus ook de algemene bevolking)
vertrouwd gemaakt worden met de toepassingen van waterstofgas. Op die manier
zullen de risico's met lekkage in gesloten ruimtes als grootste probleem
beperkt kunnen worden.
Toch blijkt uit gegevens van de NASA dat risicobeheersing geen sinecure
is.55 Bij de industriële incidenten met waterstof ging het in één op de vijf gevallen
om lekken die niet waren gedetecteerd, ondanks de speciale training van het per-
soneel, uitgebreide procedures en de aanwezigheid van detectoren.
Er is in de literatuur geen consensus of waterstof risicovoller is dan andere
brandstoffen, zoals LPG, methanol of propaan. De aard en omvang van de
risico's hangen namelijk erg van de gebruiksmodaliteiten af, zoals de opzet van
de distributiesystemen.31
4.3 Vervuiling door brandstofcellen en brandstoftanks
Een tweede type risico hangt samen met het gebruik van metalen en andere ver-
bindingen in de opslagtanks en brandstofcellen in voertuigen. Ongelukken met
brandstofcellen (in voertuigen) door brand en explosies leiden tot het vrijkomen
van deze stoffen. Naast de gevolgen van het ongeval op zich kan ook dat tot
mogelijke gezondheidschade leiden.
Aard en ernst van die risico's zullen afhangen van het type of de types brand-
stofcellen en brandstoftanks die algemeen gebruikt gaan worden in een toekom-
* ALARA: As Low As Reasonable Achievable.
38 Waterstof in het wegverkeer
stige waterstofeconomie. In verschillende brandstofcellen worden verschillende
elektrolyten gebruikt die bij het vrijkomen tot gezondheidsschade kunnen leiden.
Zo kan kaliumloog bij contact tot brandwonden leiden en bij een brand kan zwa-
velzuur tot giftige dampen en brandwonden leiden.
Verder worden tot nu toe zware metalen gebruikt in brandstofcellen, in het
bijzonder als elektrodematerialen (platina). Vanwege de kosten en beperkte
beschikbaarheid van bepaalde zware metalen wordt veel onderzoek verricht naar
alternatieve materialen. Zo wordt onderzocht of koolstof (al dan niet in de vorm
van nanostructuren) kan worden gebruikt als dragermateriaal voor de zware
metalen, waardoor er minder metaal nodig is. Een aandachtspunt bij het gebruik
van nanokoolstofdeeltjes is dat deze deeltjes in vrije vorm mogelijk schadelijk
kunnen zijn bij inademing.52,56
Duurzame toepassing van brandstofcellen (en brandstoftanks) zal dus aan-
dacht vergen. Voorkomen moet worden dat schadelijke stoffen in het milieu
terechtkomen. Dat vergt beperking van het risico van incidenten, maar ook
beleid voor de verantwoorde verwerking van brandstofcellen die aan het eind
van hun levensduur zijn gekomen.
4.4 Veranderingen in de atmosfeer
Een bijzonder punt van zorg vormt de invloed van weggelekte waterstof op de
atmosfeer.57,58 Waterstof reageert namelijk met de zogeheten OH-radicalen in de
atmosfeer die belangrijk zijn voor het reinigend vermogen van de atmosfeer,
zoals bij de afbraak van methaan. Door de ingewikkelde chemische reacties die
er in troposfeer en de stratosfeer plaatsvinden is het netto-effect op bijvoorbeeld
het broeikaseffect en de dikte van de stratosferische ozonlaag niet eenvoudig te
voorspellen. De gevolgen zullen onder meer afhangen van de invloed van de ver-
mindering van de emissies van stikstofoxiden en koolmonoxide door het gebruik
van brandstofcellen, maar ook van de hoeveelheid broeikasgassen en andere stof-
fen die bij de productie van waterstof en de constructie van de waterstofinfra-
structuur vrijkomen. Er wordt daarnaast uiteenlopend gedacht over de waarden
van enkele belangrijke parameters (waaronder het verlies van waterstof in de
keten van productie tot en met gebruik) waarop de berekeningen zijn geba-
seerd.59-62
Uit deze discussie blijkt volgens de commissie niet dat de voordelen voor de
gezondheid teniet gedaan worden door mogelijke effecten van waterstof op de
atmosfeer.
Risico's voor de volksgezondheid 39
4.5 Vervuiling door ongereguleerde productie
Wanneer waterstof op grote schaal wordt toegepast, ontstaat er naar verwachting
een prijsgedreven wereldmarkt.63 Er kan dan in elk land en met elke denkbare
methode waterstof gemaakt worden, bijvoorbeeld met behulp van kolen en zon-
der afvang van kooldioxide. In theorie zou zo met een beperkte lokale milieuwet-
geving grootschalig goedkope en milieuonvriendelijk geproduceerde waterstof
aangeboden kunnen worden op de wereldmarkt. Dat zou een deel van het
gezondheids- en milieuvoordeel van waterstof weer teniet kunnen doen. Het is
daarom raadzaam om er nu al over na te denken hoe dergelijke scenario's kunnen
worden voorkomen. Wellicht biedt een certificeringssysteem voor waterstofpro-
ductie in combinatie met internationale afspraken een uitkomst.
4.6 Afnemende verkeersveiligheid door stillere voertuigen
Auto's met elektromotoren zijn stiller dan auto's met interne verbrandingsmoto-
ren. Dat zou mogelijk tot meer verkeersslachtoffers aanleiding kunnen geven. In
het vorige hoofdstuk heeft de commissie al aangegeven dat er aanvankelijk ook
minder slachtoffers zouden kunnen zijn en geen toename van de verkeersonvei-
ligheid optreedt.
40 Waterstof in het wegverkeer
Hoofdstuk 5
Vinger aan de pols
In dit slothoofdstuk vat de commissie eerst de voorgaande hoofdstukken kort
samen, om vervolgens aanbevelingen te doen voor een begeleiding van de ont-
wikkeling van de waterstoftechnologie. Belangrijk is daarbij dat in het bijzonder
de overheid de `vinger aan de pols' houdt en zo bevordert dat de baten voor de
volksgezondheid overheersen.
5.1 Voor- en nadelen voor de volksgezondheid
Het toepassen van waterstof zal zeker in stedelijke gebieden leiden tot een
afname van de luchtvervuiling door het afnemen van de uitstoot van verbran-
dingsproducten van benzine, diesel en gas. Bij toepassing van brandstofcellen zal
ook het verkeersgeluid afnemen omdat de motoren stiller worden.
De mate waarin ook de emissie van broeikasgas zal verminderen, met de
indirecte gevolgen voor de gezondheid die dat heeft, hangt sterk af van de pro-
ductiewijze. Bij grootschalig gebruik van bijvoorbeeld kolen komt veel kooldi-
oxide vrij. Dat zou dan opgeslagen moeten worden om de emissie daarvan te
voorkomen of in elk geval zoveel mogelijk te beperken. De technologie daarvoor
is echter nog in ontwikkeling en kent zijn eigen risico's. Het gebruik van water-
stof leidt dus niet zonder meer tot een uit het oogpunt van klimaataantasting
duurzame energievoorziening voor het wegverkeer maar doet dat alleen onder
bepaalde voorwaarden.
Vinger aan de pols 41
Behalve gezondheidsvoordelen zijn er ook risico's verbonden aan de intro-
ductie van waterstof voor het wegverkeer. Sommige risico's zijn al bekend,
omdat waterstof in de chemische industrie uitgebreid wordt toepast. Daarbij valt
te denken aan brand en explosies die door de aard van het gas bijzondere eisen
stellen aan preventie en bestrijding. Hoe die risico's uitpakken bij grootschalige
toepassing buiten de industriële omgeving is moeilijk te voorspellen.
Daarnaast zijn er mogelijk ook effecten op de atmosfeer en hogere luchtla-
gen. Een zekere mate van lekkage tijdens productie, distributie en gebruik (van
`well to wheel') lijkt namelijk onvermijdelijk. De effecten van gelekt waterstof
zijn echter zeer onzeker en het nettoresultaat laat zich moeilijk voorspellen.
Verder heeft de geschiedenis geleerd dat elke nieuwe technologie onver-
wachte mogelijkheden kent maar ook onvoorziene risico's met zich meebrengt.
De onverwachte risico's manifesteren zich soms pas geruime tijd na het ingebur-
gerd raken van de technologie. De commissie ziet geen reden te veronderstellen
dat dit bij het toepassen van waterstof als brandstof voor het wegverkeer anders
zal zijn.
5.2 Noodzaak van draagvlak in de bevolking
Wil een technologie zich een vaste plaats in de samenleving veroveren, dan zal
daarvoor draagvlak moeten zijn. Ontbreekt dat draagvlak of kalft het af, dan leidt
dat tot maatschappelijke spanningen, zoals de ontwikkeling van kernenergie voor
elektriciteitsproductie en de introductie van genetische gemodificeerde gewassen
hebben laten zien. In kringen van beleidsmakers, ondernemers en technici, is wel
gedacht dat het gebrek aan draagvlak vooral te maken had met gebrek aan inzicht
in en kennis over de nieuwe technologie. Onderzoek heeft echter aangetoond dat
zaken als vertrouwen in de ondernemers die de technologie introduceren, ver-
trouwen in de overheid als beschermer van het algemeen belang, de mogelijkheid
de voordelen van de technologie te plukken en tegelijkertijd het gevoel te hebben
de risico's te beheersen een hoofdrol spelen.64-66
Onderzoek naar de wijze waarop het publiek op waterstof in het wegverkeer
zal reageren is logischerwijs nog beperkt. Via waterstof aangedreven voertuigen
zijn immers slechts op zeer kleine schaal in de vorm van proefprojecten geïntro-
duceerd. Uit het momenteel beschikbare onderzoek (waaronder dat in het kader
van het Amsterdamse waterstofbusproject67) blijkt dat zorgen over mogelijke
nadelen van de technologie vooralsnog een beperkte rol spelen.27,67,68 Hoewel een
meer duurzame energievoorziening voor het vervoer in het algemeen wel op een
positief onthaal kan rekenen, laten verscheidene onderzoeken ook zien dat de
acceptatie van waterstofauto's sterk door prijs en prestatie worden bepaald. Ook
42 Waterstof in het wegverkeer
is er de vraag van de situering van bijvoorbeeld tankstations. Omwonenden zul-
len niet of nauwelijks profiteren van de voordelen, maar zien zich wel geconfron-
teerd met de introductie van een nieuw, door het individu niet te beheersen risico
in zijn of haar leefomgeving.69
Als de ontwikkeling van de waterstoftechnologie een positief onthaal blijft
krijgen onder beleidsmakers en ondernemers, dan is het zaak aandacht te beste-
den aan draagvlak in de bevolking. Daarbij gaat het er niet alleen om mensen te
informeren over de voordelen waarbij de aanvankelijke hogere kosten kunnen
worden gecompenseerd door subsidies en overheidsinvesteringen (die overigens
naar verwachting aanzienlijk zullen zijn3). Er moet ook aandacht uitgaan naar de
risico's en de zorgen die daarover in de bevolking leven. En het is van belang om
alert te zijn op signalen van onvoorziene risico's: de `vinger aan de pols'.
5.3 Noodzaak van transitiemanagement
In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP 4) staan verschillende scena-
rio's beschreven voor de overgang naar een duurzame energiehuishouding.70 Een
van de beschreven eindbeelden is het gebruik van waterstof als dominante
energiedrager. Bij zo'n ingrijpende verandering wordt wel gesproken over `tran-
sitie'. Inmiddels geeft de Interdepartementale Projectdirectie Energietransitie
vorm aan het transitiebeleid uit het NMP 4. Transities worden opgevat als grote
veranderingen in de manier waarop maatschappelijke functies (zoals vervoer)
vervuld worden. Het ingrijpende karakter van de introductie van de waterstof-
technologie is een voorbeeld van een transitie.
Wat betekent dat? In de eerste plaats is in dat geval transitiemanagement
nodig, met de overheid in een regierol.71 Daarnaast pleiten ook de complexiteit en
de zeer lange termijn van de omschakeling voor sturing door de overheid.3 De
duurzaamheid van de gebruikte energiebronnen en de wijze waarop een infra-
structuur wordt verwezenlijkt zullen daarbij belangrijke thema's zijn.
In de afgelopen jaren zijn verscheidene rapporten verschenen over de transi-
tie naar het grootschalige gebruik van waterstof.72-74 Veel rapporten gaan echter
vooral in op de technologische kant. Maar de commissie benadrukt dat ook de al
genoemde aandacht voor draagvlak in de bevolking onontbeerlijk is, wil de
samenleving de vruchten van de waterstoftechnologie kunnen plukken.Verder
zijn naast de invloed op de economie en het lokale en wereldwijde milieu ook de
invloeden op de volksgezondheid een integraal onderdeel van de door de com-
missie voorgestane aanpak.71
Met zorgvuldig, stapsgewijs transitiemanagement kunnen gezondheidskwes-
ties een natuurlijke plaats krijgen bij het ontwikkelen en eventueel invoeren van
Vinger aan de pols 43
de waterstoftechnologie. Daarbij komen ook de nadelige na-ijleffecten op de
gezondheid in beeld en kan men trachten deze zoveel mogelijk tegen te gaan.
Maar het gaat niet alleen om nadelen voor de gezondheid. De commissie wijst
erop dat de ontwikkeling en de introductie van een technologie ook gepaard gaan
met verschuivingen in aanvankelijk voorziene toepassingen.6 Ook daaruit kun-
nen voordelen voor gezondheid en welzijn voortvloeien. Dat kan kansen bieden
ook voor het plukken van gezondheidsvruchten. Ook dit is een reden om de `vin-
ger aan de pols' te houden. Op dit ogenblik worden zulke kansen, voor zover de
commissie kan overzien nog nauwelijks geëxploreerd: het substitutiedenken
benzine wordt `slechts' vervangen door waterstof lijkt de technologieontwik-
keling te bepalen.
De commissie sluit zich aan bij pleidooien om nieuwe technologie stapsge-
wijs te introduceren als onderdeel van een democratisch proces.75 Waar dat pro-
ces uitkomt, laat zich niet van tevoren voorspellen. Deze aanpak biedt echter wel
de gelegenheid om voorzorg toe te passen bij onvoorziene dreigingen en tegelijk
de onvoorziene kansen van de waterstoftechnologie andere vormen van mobili-
teit te benutten.
44 Waterstof in het wegverkeer
Literatuur
1 Nieuwe energie voor het klimaat. Werkprogramma Schoon en Zuinig. Den Haag: Ministerie van
VROM; 2007 september. Rapport VROM-7421. Internet: http://www.energie.nl/index2.html?nel/
nl07e0901.html, accessed 04-06-2008.
2 NAS-NRC-NAE Committee on Alternatives and Strategies for Future Hydrogen Production and Use.
The Hydrogen Economy: Opportunities, Costs, Barriers, and R&D Needs. Washington, DC: National
Academy Press; 2004 February. Internet: http://www.nap.edu/catalog.php?record_id=10922,
accessed 04-06-2008.
3 NAS-NRC Committee on Assessment of Resource Needs for Fuel Cell and Hydrogen Technologies.
Transitions to Alternative Transportation Technologies: A Focus on Hydrogen. Washington, DC:
National Academy Press; 2008. Internet: http://www.nap.edu/catalog/12222.html, accessed 18-07-
2008.
4 HyWays, the European Hydrogen Roadmap. Brussels: European Commission, Directorate-General
for Research; 2007. Project Report of Contract SES6-502596. Internet: http://ec.europa.eu/research/
energy/pdf/nn/hyways-roadmap_en.pdf, accessed 04-06-2008.
5 Uyterlinde MA, Ybema JR, van den Brink RW. De belofte van een duurzame Europese
energiehuishouding. Energievisie van ECN en NRG. Petten, Nederland: Energieonderzoek Centrum
Nederland; 2007: Rapport ECN-E-07-061. Internet: http://www.ecn.nl/publicaties/
default.aspx?nr=ECN-E--07-061, accessed 6-4-2008.
6 Geels FW, Smit WA. Failed technology futures: pitfalls and lessons from a historical survey. Futures
2000; 32(9-10): 867-85.
7 Harremoës P, Gee D, MacGarvin M, Stirling A, Keys J, Wynne B, et al. Late lessons from early
warnings: the precautionary principle 1896-2000. Copenhagen: European Environment Agency;
Literatuur 45
2001. Environmental Issue report 22. Internet: http://reports.eea.eu.int/
environmental_issue_report_2001_22/en/Issue_Report_No_22.pdf, accessed 04-06-2008.
8 von Gleich A. Vorsorgeprinzip. In: Bröchler S, Simonis G, Sundermann K, editors. Handbuch
Technikfolgenabschätzung. Berlin: Editions Sigma; 1999. 287-93. Internet: http://www.ta-net-rw.de/
fileadmin/ta_net/pdf_dateien/von_Glei_grafik.pdf, consulted 19-02-2004.
9 World Commission on the Ethics of Scientific Knowledge and Technology. The Precautionary
Principle. Paris: UNESCO; 2005. Internet: http://unesdoc.unesco.org/images/0013/001395/
139578e.pdf, accessed 04-06-2008.
10 Rosyid OA. System-analytic Safety Evaluation of the Hydrogen Cycle for Energetic Utilization [PhD
Thesis]: Otto-von-Guericke-Universität Magdeburg; 2006 Mai 4. Internet: http://diglib.uni-
magdeburg.de/Dissertationen/2006/abdoo.pdf, consulted 04-06-2008.
11 Hydrogen-powered plane takes off. BBC News. 2008 April 4. Internet: http://news.bbc.co.uk/2/hi/
technology/7330311.stm, accessed 04-06-2008.
12 Newell RG. The hydrogen economy. Laying out the groundwork. Resources 2005; 156(Winter): 20-3.
13 Lovins AB. Twenty Hydrogen Myths. Snowmass, CO: Rocky Mountain Institute; 2003 June 20.
White Paper no. E03-05 (update 17-02-2005). Internet: http://www.rmi.org/images/other/Energy/
E03-05_20HydrogenMyths.pdf, accessed 04-06-2008.
14 Kennedy D. The Hydrogen Solution. Science 2004; 305(5686): 917.
15 McDowall W, Eames M. Forecasts, scenarios, visions, backcasts and roadmaps to the hydrogen
economy: a review of the hydrogen futures literature for UKSHEC. London: Policy Studies Institute;
2004. UKSHEC Social Science Working Paper No. 8. Internet: http://www.psi.org.uk/ukshec/
publications.htm, accessed 04-06-2008.
16 McDowall W, Eames M. Forecasts, scenarios, visions, backcasts and roadmaps to the hydrogen
economy: A review of the hydrogen futures literature. Energy Policy. 2006; 34(11):1236-50.
17 General Motors Unveils Second Propulsion System for Chevrolet Volt. E-Flex Hydrogen Fuel Cell
Continues Move Toward Electric Drive. Detroit, MI, USA General Motors Corporation; 2007 April
20. Internet: http://media.gm.com/servlet/GatewayServlet?target=http://image.emerald.gm.com/
gmnews/viewpressreldetail.do?domain=796&docid=35402, accessed 04-06-2008.
18 Honda makes first hydrogen cars. BBC News. 2008 June 16. Internet: http://news.bbc.co.uk/2/hi/
business/7456141.stm, accessed 16-06-2008.
19 Freeman S. Getting Hydrogen Cars To Live Up to Their Hype. The Washington Post. 2007 January
23. Internet: http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2007/01/22/
AR2007012201323.html?referrer=email, accessed 05-06-2008.
20 Vier jaar Brandstofcelbus afgesloten . Amsterdam: GVB; 2008 januari 25. Internet:
http://www.gvb.nl/overgvb/nieuws/Pages/Vier%20jaar%20brandstofcelbus%20afgesloten.aspx,
accessed 18-04-2008.
21 Yang C. Hydrogen and electricity: Parallels, interactions, and convergence. Int J Hydrogen Energy
2008; 33(8): 1977-94.
46 Waterstof in het wegverkeer
22 Panyor L. Renewable energy from dilution of salt water with fresh water: pressure retarded osmosis.
Desalination 2006; 199(1-3): 408-10.
23 Hydrogen production. Chapter 5. In: Miyamoto K, editor. Renewable biological systems for
alternative sustainable energy production (FAO Agricultural Services Bulletin - 128). Rome: Food
and Agriculture Organization; 1997. Internet: http://www.fao.org/docrep/w7241e/w7241e0g.htm,
consulted 04-06-2008.
24 Spath PL, Mann MK. Life Cycle Assessment of Hydrogen Production via Natural Gas Steam
Reforming. Golden, CA: US Department of Energy, National Renewable Energy Laboratory; 2001.
Technical Report NREL/TP-570-27637 (revised 2001). Internet: http://www.nrel.gov/docs/fy01osti/
27637.pdf, accessed 04-06-2008.
25 Service RF. The Carbon Conundrum. Science 2004; 305(5686): 962-3.
26 Scheepers MJJ, Seebregts AJ, Lako P, Blom FJ, van Gemert F. Fact Finding Kernenergie t.b.v. de
SER-Commissie Toekomstige Energievoorziening. Petten, Nederland: Energieonderzoek Centrum
Nederland; 2007 september. Rapport ECN-B-07-015. Internet: http://www.kennislink.nl/upload/
178945_391_1191404241951-FactFindingKernenergiesamenvatting.pdf, accessed 20-06-2008.
27 Ricci M. Experts' assessments and representations of risks associated with hydrogen. Salford, UK:
UK Sustainable Hydrogen Energy Consortium, Institute for Social, Cultural and Policy Research,
University of Salford; 2005 July. UKSHEC Social Science Working Paper No. 12. Internet: http://
www.psi.org.uk/ukshec/pdf/Ricci%20WP%2012.pdf, accessed 09-07-2008.
28 Hydrogen delivery: US Department of Energy, Hydrogen, Fuel Cells & Infrastructure Technologies
Program; 2007 November 1. Internet: http://www1.eere.energy.gov/hydrogenandfuelcells/delivery/
current_technology.html, accessed 04-06-2008.
29 His S. Hydrogen: An Energy Vector for the Future? In: Panorama 2004. Rueil-Malmaison Cedex,
France: IFP; 2004. Internet: http://www.ifp.com/content/download/57523/1274810/file/IFP-
Panorama04_11-HydrogeneVA.pdf, consulted 04-06-2008.
30 Agnolucci P. Hydrogen infrastructure for the transport sector. Int J Hydrogen Energy 2007; 32(15):
3526-44.
31 Well-to-Wheels Analysis of Future Automotive Fuels and Powertrains in the European Context. Ispra
(VA), Italy: European Commission, Joint Research Centre, Institute for Environment and
Sustainability; 2007 March. WELL-to-WHEELS Report Version 2c. Internet: http://ies.jrc.cec.eu.int/
wtw.html, accessed 04-06-2008.
32 National Renewable Energy Laboratory. Hydrogen basics. 2008. Internet: http://www.nrel.gov/
learning/eds_hydrogen.html.
33 Dagani R. Tempest in a tiny tube. Chem Eng News 2002; 80(2): 25-8.
34 Munir KA, Jones M. Discontinuity and After: the Social Dynamics of Technology Evolution and
Dominance. Organ Stud 2004; 25(4): 561-81.
35 Kim C-R. Toyota to Start Lithium-Ion Battery Output in 2009. Planet Ark. 2008 June 12. Internet:
http://www.planetark.com/dailynewsstory.cfm/newsid/48754/story.htm, accessed 12-06-2008.
Literatuur 47
36 Hetzner C. Daimler to Offer Electric Mercedes in 2010. Planet Ark. 2008 June 23. Internet: http://
www.planetark.com/dailynewsstory.cfm/newsid/48931/story.htm, accessed 19-08-2008.
37 Schindall J. The charge of the ultra-capacitors. Nanotechnology takes energy storage beyond
batteries. IEEE Spectrum Online. 2007 November. Internet: http://www.spectrum.ieee.org/print/
5636, accessed 19-08-2008.
38 Eames M, McDowall W. UK-SHEC Hydrogen Visions. London: Policy Studies Institute; 2005 april.
UKSHEC Social Science Working Paper No. 10. Internet: http://www.psi.org.uk/ukshec/
publications.htm, accessed 04-06-2008.
39 Gezondheidsraad. Gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit. Den Haag: Gezondheidsraad; 2008.
Publicatie nr 2008/09.
40 Fauser F. Particulate Air Pollution with Emphasis on Traffic Generated Aerosols. Roskilde,
Denmark: Risø National Laboratory; 1999 February. Report Risø-R-1053(EN). Internet: http://
www.risoe.dk/rispubl/PBK/pbkpdf/ris-r-1053.pdf, accessed 04-06-2008.
41 Vogel G. Can the Developing World Skip Petroleum? Science 2004; 305(5686): 967.
42 Pacala S, Socolow R. Stabilization Wedges: Solving the Climate Problem for the Next 50 Years with
Current Technologies. Science 2004; 305(5686): 968-72.
43 Damen K, Faaij A, Turkenburg W. Health, Safety and Environmental Risks of Underground CO2
Storage - Overview of Mechanisms and Current Knowledge. Climatic Change 2006; 74(1): 289-318.
44 Gezondheidsraad. Over de invloed van geluid op de slaap en de gezondheid [The Influence of Night-
time Noise on Sleep and Health]. Den Haag: Gezondheidsraad; 2004. Publicatie nr 2000/14. Internet:
http://www.gr.nl/samenvatting.php?ID=1036, accessed 04-06-2008.
45 Health Council of the Netherlands: Committee on Noise and Health. Noise and Health [Geluid en
gezondheid]. The Hague: Health Council of the Netherlands; 1994. Publication nr 1994/15E.
Internet: http://www.gr.nl/pdf.php?ID=1087&p=1, accessed 04-06-2008.
46 Fuller R. Towards a general theory of driver behaviour. Accid Anal Prev 2005; 37(3): 461-72.
47 Wilde GJS. Target Risk. Toronto: PDE Publications; 1994. ISBN 0-9699124-0-4. Internet: http://
pavlov.psyc.queensu.ca/target/, accessed 04-06-2008.
48 Alcock RE, Busby J. Risk Migration and Scientific Advance: The Case of Flame-Retardant
Compounds. Risk Anal 2006; 26(2): 369-81.
49 van Asselt MBA, Rotmans J. Uncertainty in Integrated Assessment Modelling: From positivism to
pluralism. Climatic Change 2002; 54(1-2): 75-105.
50 Bellaby P, Flynn R, Ricci M. Is hydrogen safe? An approach to the study of perceptions of risk
among those who may have a stake in a future hydrogen economy. London, UK: Policy Sciences
Institute; 2004. Conference paper of the UK Sustainable Hydrogen Energy Consortium (UKSHEC).
Internet: http://www.psi.org.uk/ukshec/pdf/Nottingham.pdf, accessed 04-06-2008.
51 Matthews HS, Lave L, MacLean H. Life Cycle Impact Assessment: A Challenge for Risk Analysts.
Risk Anal 2002; 22(5): 853-60.
48 Waterstof in het wegverkeer
52 Gezondheidsraad. Betekenis van nanotechnologieën voor de gezondheid. Den Haag:
Gezondheidsraad; 2006. Publicatie nr 2006/06. Internet: http://www.gezondheidsraad.nl/
pdf.php?ID=1340&p=1, accessed 04-06-2008.
53 Hydrogen safety. Washington, DC: US Department of Energy; 2008. H-facts 1.1008. Internet: http://
www1.eere.energy.gov/hydrogenandfuelcells/pdfs/h2_safety_fsheet.pdf, accessed 04-06-2008.
54 Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Omgaan met risico's; de
risicobenadering in het milieubeleid. Bijlage bij het Nationaal Milieubeleidsplan. Den Haag: SDU
Uitgevers; 1989. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21137 nr 5.
55 Safety Standard for Hydrogen and Hydrogen Systems: Guidelines for Hydrogen System Design,
Materials Selection, Operations, Storage, and Transportation. Washington, DC: National Aeronautics
and Space Administration, Office of Safety and Mission Assurance; 1997 February 12. Safety
Standard NSS 1740.16 (cancelled July 25, 2005). Internet: http://www.hq.nasa.gov/office/codeq/
doctree/canceled/871916.pdf, accessed 22-07-2008.
56 Donaldson K, Stone V, Tran CL, Kreyling W, Borm PJA. Nanotoxicology. Occup Environ Med 2004;
61: 727-8.
57 Schultz MG, Diehl T, Brasseur GP, Zittel W. Air Pollution and Climate-Forcing Impacts of a Global
Hydrogen Economy. Science 2003; 302(5645): 624-7.
58 Tromp TK, Shia RL, Allen M, Eiler JM, Yung YL. Potential Environmental Impact of a Hydrogen
Economy on the Stratosphere. Science 2003; 300(5626): 1740-2.
59 Eiler JM, Tromp TK, Shia RL, Allen M, Yung YL. Assessing the Future Hydrogen Economy [letter,
reply]. Science 2003; 302(5643): 228-9.
60 Kammen DM, Lipman TE. Assessing the Future Hydrogen Economy . Science 2003;
302(5643): 226.
61 Lehman PA. Assessing the Future Hydrogen Economy . Science 2003; 302(5643): 227-8.
62 Lovins AB. Assessing the Future Hydrogen Economy . Science 2003; 302(5643): 226-7.
63 Forsberg CW. Future hydrogen markets for large-scale hydrogen production systems. Int J Hydrogen
Energy 2007; 32(4): 431-9.
64 Marris C. Public views on GMOs: deconstructing the myths. Stakeholders in the GMO debate often
describe public opinion as irrational. But do they really understand the public? . EMBO
reports 2001; 2(7): 545-8.
65 Slovic P. Perception of risk. In: The perception of risk. London: Earthscan Publications; 2000; Risk
society and policy series. p. 220-31.
66 Montijn-Dorgelo FNH, Midden CJH. The role of negative associations and trust in risk perception of
new hydrogen systems. J Risk Res. 2008;11(5):659-71.
67 Klein Wolt K, Jakobs E, van der Steenhoven P. De waterstofbus in Amsterdam. Een onderzoek naar
het draagvlak en acceptatie voor de waterstofbus. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst
Onderzoek en Analyse; 2005 juli. Internet: http://www.gvb.nl/OVERGVB/PROJECTEN/
BRANDSTOFCELBUS/Pages/Folders.aspx, accessed 02-07-2008.
Literatuur 49
68 Altmann M, Schmidt P, Mourato S, O'Gara T. AcceptH2 WP3: Analysis and comparisons of existing
studies. Ottobrunn, Germany/London: L-B-Systemtechnik/Imperial College of Science, Technology
and Medicine; 2003 August. Study in the framework of the ACCEPTH2 project: Public Acceptance
of Hydrogen Transport Technologies. Internet: http://www.accepth2.com/results/docs/WP3_final-
report.pdf, accessed 02-07-2008.
69 Mumford J, Gray D. Making a Drama Out of a Crisis a Dramaturgical Perspective on the New
Technology Controversy. J Risk Res 2007; 10(8): 1065-83.
70 Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Nationaal Milieubeleidsplan
4. 2001: vrom 01.0433 14548/176.
71 Rotmans J, Martens P. Transitions in a globalising world: what does it all mean? In: Martens P,
Rotmans J, editors. Transitions in a globalising world. Lisse, The Netherlands: Swets & Zeitlinger
Publishers; 2002. p. 117-31. Internet: http://sustainabilityscience.org/files/martens-
rotmans_transitions_ch6.pdf, consulted 04-06-2008.
72 Transitie-pad A5: waterstof. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken; 2004 januari. Transitie
naar een duurzame energiehuishouding.
73 Jeremy Rifkin: `Europe can lead the third industrial revolution'. Euractivecom. 2008 January 31.
Internet: http://www.euractiv.com/en/energy/jeremy-rifkin-europe-lead-third-industrial-revolution/
article-170005, accessed 25-07-2008.
74 van der Klein K, van Dijk J-J, Maatman D, Hisschemöller M, Knoester B, Florisson O, et al.
Waterstof: Brandstof voor Transities. Utrecht: SenterNovem; 2006 oktober. Advies van het Platform
Nieuw Gas, Werkgroep Waterstof. Internet: http://www.senternovem.nl/mmfiles/
Waterstof%20brandstof%20voor%20transities%2027-10-06_tcm24-200339.pdf, accessed 25-07-
2008.
75 Schot J. Constructive Technology Assessment Comes of Age. The birth of a new politics of
technology; 1998. International Summer Academy on Technology Studies, Deutschlandberg, Austria.
Internet: http://www.ifz.tu-graz.ac.at/sumacad/schot.pdf, accessed 11-11-2001.
76 Waterstof - H. Delft: Lenntech Water technology en Lucht behandeling; 2006. Internet: http://
www.lenntech.com/elementen-periodiek-systeem/H.htm, accessed 04-06-2008.
77 Hydrogen Properties. Washington, DC: US Department of Energy, College of the Desert; 2001.
Module 1. Internet: http://www1.eere.energy.gov/hydrogenandfuelcells/tech_validation/pdfs/
fcm01r0.pdf, accessed 04-06-2008.
50 Waterstof in het wegverkeer
A De commissie
B Enkele gegevens over waterstof
Bijlagen
51
52 Waterstof in het wegverkeer
Bijlage A
De commissie
· prof. dr. W.F. Passchier, voorzitter
bijzonder hoogleraar Risico-analyse, Universiteit Maastricht
· dr. ir. J.W. Erisman
chemicus, Unitmanager Biomassa, Kolen & Milieuonderzoek, Energie
Onderzoekcentrum Nederland, Petten
· drs. P.J. van den Hazel
medisch-milieukundige, Hulpverlening Gelderland Midden, Arnhem
· prof. dr. ir. D. Heederik
hoogleraar Gezondheidsrisico-analyse, Institute for Risk Assessment
Sciences, Universiteit Utrecht
· prof. dr. R. Leemans
hoogleraar Milieusysteemanalyse, Wageningen Universiteit en
Researchcentrum
· dr. ir. J. Legler
toxicoloog, Instituut voor Milieuvraagstukken, Vrije Universiteit Amsterdam
· dr. J.P. van der Sluijs
onderzoeker wetenschap, technologie en samenleving, Copernicus Instituut
voor Duurzame Ontwikkeling en Innovatie, Universiteit Utrecht
· drs. J.W. Dogger, secretaris
Gezondheidsraad, Den Haag
· dr. ir. P.W. van Vliet, secretaris
Gezondheidsraad, Den Haag
De commissie 53
De Gezondheidsraad en belangen
Leden van Gezondheidsraadcommissies worden benoemd op persoonlijke titel,
wegens hun bijzondere expertise inzake de te behandelen adviesvraag. Zij kun-
nen echter, dikwijls juist vanwege die expertise, ook belangen hebben. Dat
behoeft op zich geen bezwaar te zijn voor het lidmaatschap van een Gezond-
heidsraadcommissie. Openheid over mogelijke belangenconflicten is echter
belangrijk, zowel naar de voorzitter en de overige leden van de commissie, als
naar de voorzitter van de Gezondheidsraad. Bij de uitnodiging om tot de com-
missie toe te treden wordt daarom aan commissieleden gevraagd door middel
van het invullen van een formulier inzicht te geven in de functies die zij bekle-
den, en andere materiële en niet-materiële belangen die relevant kunnen zijn voor
het werk van de commissie. Het is aan de voorzitter van de raad te oordelen of
gemelde belangen reden zijn iemand niet te benoemen. Soms zal een adviseur-
schap het dan mogelijk maken van de expertise van de betrokken deskundige
gebruik te maken. Tijdens de installatievergadering vindt een bespreking plaats
van de verklaringen die zijn verstrekt, opdat alle commissieleden van elkaars
eventuele belangen op de hoogte zijn.
54 Waterstof in het wegverkeer
Bijlage B
Enkele gegevens over waterstof
Deze bijlage is ontleend aan 76.
Tabel 1 Enkele gegevens van het element waterstof (H).
Atoomnummer 1
Atoommassa 1,007825 g×mol -1
Dichtheid 0,0899×10 -3 g×cm -3 bij 20 °C
Smeltpunt - 259,2 °C (13,95 K)
Kookpunt - 252,8 °C (20,35 K)
Isotopen 1 en 2 neutronen (deuterium en tritium)
Energie eerste ionisatie 1311 kJ×mol-1
Ontdekt door: in 1671 door Boyle
Waterstof is het eerste element van het periodiek systeem. Onder normale
omstandigheden is het een kleurloos, geurloos en smaakloos gas, gevormd door
diatomaire moleculen H2. Het waterstofatoom, aangeduid als H, bestaat uit een
kern met één proton en uit één elektron. Waterstof is een onderdeel van water en
van alle organische stoffen en is overal aanwezig, niet alleen op aarde maar ook
in de rest van het heelal.
Toepassingen
De belangrijkste huidige toepassing van waterstof is bij de ammoniaksynthese.
Waterstof wordt verder veel gebruikt tijdens brandstofproductie, onder andere
tijdens hydrocracking (afbraak van stoffen door waterstof) en tijdens zwaveleli-
Enkele gegevens over waterstof 55
minatie. Grote hoeveelheden waterstof worden verbruikt tijdens katalytische
hydrogenatie van onverzadigde plantaardige oliën voor de productie van vaste
vetten. Hydrogenatie wordt toegepast tijdens de fabricage van organische pro-
ducten. Tenslotte wordt waterstof gebruikt als raketbrandstof.
Eigenschappen
Enkele eigenschappen van waterstof zijn opgesomd in tabel 1. Waterstof is van
alle bekende stoffen de lichtst ontvlambare. Het is wat beter oplosbaar in organi-
sche oplosmiddelen (zoals ethanol) dan in water. Veel metalen absorberen water-
stof. Absorptie van waterstof door staal resulteert in broos staal.
Bij kamertemperatuur is waterstof niet erg reactief, tenzij het is geactiveerd
door bijvoorbeeld een passende katalysator. Bij hoge temperaturen is waterstof
zeer reactief.
Hoewel waterstof over het algemeen diatomair is, zullen de moleculen bij
hoge temperaturen uiteenvallen in losse atomen. Vrije waterstofatomen zijn erg
reactief, ook bij normale temperaturen. Ze reageren met oxiden en chloriden van
metalen als zilver, koper, lood, bismut en kwik. Waterstof reageert met een aantal
metallische en niet-metallische elementen tot hydriden. Waterstofatomen kunnen
met zuurstof behalve tot water reageren tot waterstofperoxide (H2O2).
Waterstof reageert met zuurstof tot water, maar de reactie verloopt bij nor-
male temperaturen erg langzaam. Wanneer de reactie wordt versneld met behulp
van een katalysator of een elektrische vonk, vindt deze plaats met explosieve
snelheid. Het traject van explosieve concentraties is relatief groot vergeleken met
andere brandstoffen (figuur 4).
Figuur 4 Ontbrandbaarheidstrajecten van mengsels van een brandstof en lucht bij normale tempera-
tuur en druk.77
56 Waterstof in het wegverkeer