Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

2008Z02861 / 2080900580

Vragen van het lid Zijlstra (VVD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de voorrang die de Universiteit Utrecht aan allochtone studenten verleent om student- assistent te worden naar aanleiding van de antwoorden op eerdere vragen. (Ingezonden 22 september 2008)


1
Als allochtone studenten, zoals u stelt, niet worden voorgetrokken omdat het gaat om `extra' student-assistentschappen die speciaal voor allochtone studenten zijn gecreëerd, 1) hebben zij op de Universiteit Utrecht daarmee in elk geval méér vacatures om op te solliciteren dan autochtone studenten en zij in deze zin dus bevoordeeld zijn?


2
Als allochtone student-assistenten, zoals u stelt, zijn geselecteerd op basis van kwaliteit, waarom slaagden deze studenten er dan voorheen niet in om aangenomen te worden op de reguliere student-assistent vacatures?


3
Kunt u aangeven of de kwaliteitscriteria die gehanteerd worden gelijk zijn aan de kwaliteitscriteria die gehanteerd worden voor de reguliere student-assistentplaatsen? Kunt u aangeven waar de eventuele verschillen zitten en indien er verschillen zijn, kunt u dan aangeven hoe deze zich verhouden tot uw uitspraak dat er geen sprake is van het voortrekken van allochtone studenten?


4
Welk onderzoek heeft de Universiteit Utrecht gedaan naar de oorzaken van de verminderde doorstroom van allochtone studenten naar de wetenschap, alvorens extra plaatsen te creëren?


5
Deelt u de mening dat rolmodellen belangrijk zijn voor de emancipatie van allochtonen en dat rolmodellen juist een voorbeeldfunctie vervullen omdat zij op eigen kracht resultaat boeken, zonder daarbij bevoordeeld te worden ten opzichte van andere groepen?


1) Aanhangsel Handelingen nr. 3534, vergaderjaar 2007-2008