Rechtbank Maastricht
Uitspraak in de zaak van de kastmoord te Nuth
In de zaak van een dode in een kamerverhuurbedrijf te Nuth heeft de
rechtbank beide verdachten veroordeeld voor doodslag.
In deze zaak, ook wel bekend onder de naam "kastmoord", heeft de
officier van justitie vrijspraak gevorderd voor één verdachte en
veroordeling ter zake van moord voor de andere verdachte. Beide
raadslieden vroegen vrijspraak voor hun cliënten. Eén verdachte heeft
altijd ontkend het slachtoffer om het leven te hebben gebracht, de
andere verdachte heeft ter zitting zijn bekennende verklaring
ingetrokken. Er is onvoldoende bewijs om te kunnen vaststellen wie het
slachtoffer heeft gedood.
Volgens de rechtbank staat vast dat vanaf een bepaald moment naast het
slachtoffer enkel nog beide verdachten in de desbetreffende nacht in
het pand (een kamerverhuurbedrijf) aanwezig waren. Kort daarop is het
slachtoffer overleden. In deze korte periode is het slachtoffer in
ieder geval door één verdachte geslagen tegen het hoofd en door de
andere verdachte minstens één keer gestoken. Deze eerste steek heeft
niet de dood van het slachtoffer veroorzaakt. Wie wel de dodelijke
steek heeft toegebracht, kan de rechtbank niet vaststellen. Vast
staat, dat één van beide verdachten dat moet zijn geweest.
Nu binnen een kort tijdsbestek in een kleine ruimte, het pand, door
beide verdachten ernstig geweld is uitgeoefend op het slachtoffer,
gaat de rechtbank ervan uit dat er van medeplegen sprake is, wat tot
gevolg heeft dat beiden strafrechtelijk voor de dood verantwoordelijk
zijn.
De rechtbank betrekt bij dat oordeel vooral de vele onverklaarde
omstandigheden, zoals het feit dat uit forensisch onderzoek is
gebleken dat bloed van het slachtoffer is aangetroffen op schoenen en
sokken van één van de verdachten, het feit dat DNA van deze verdachte
ook is gevonden op de schuurspons waarmee in de woning is
schoongemaakt, deze verdachte wist hoeveel messteken het slachtoffer
in de borst had, waar het lichaam van het slachtoffer was verborgen,
terwijl deze verdachte nooit bij de autoriteiten melding heeft gemaakt
van het feit dat het slachtoffer na die nacht niet meer is gezien.
Wat betreft de andere verdachte acht de rechtbank het van belang dat
zijn DNA is aangetroffen op het dekbedovertrek waarachter het lichaam
van het slachtoffer was verborgen in de muurkast, hij volgens uitingen
tegenover de moeder van het slachtoffer wist dat het slachtoffer dood
was, nog voordat het stoffelijk overschot was gevonden en het feit dat
deze verdachte evenmin bij de autoriteiten melding heeft gemaakt van
verdwijning van het slachtoffer. Al deze onverklaarde omstandigheden
wijzen op betrokkenheid van beide verdachten bij de dood van het
slachtoffer
De rechtbank in Maastricht heeft de beide verdachten veroordeeld tot
een gevangenisstraf van 8 jaar wegens doodslag.
LJ Nummers
BF2465
BF2469
Bron: Rechtbank Maastricht
Datum actualiteit: 25 september 2008 Naar boven