Beantwoording vragen van de leden Ferrier, Voordwind en Van der Staaij over
marteling van christenen in Eritrea
24-09-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Ferrier, Voordewind en Van der Staaij
over marteling van christenen in Eritrea. Deze vragen werden
ingezonden op 26 augustus 2008 met kenmerk 2070828170.
De minister van Buitenlandse Zaken, De minister voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. M.J.M. Verhagen Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de
heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van
de leden Ferrier, Voordewind en van der Staaij (CDA, CU, SGP) over
martelingen van christenen in Eritrea.
Vraag 1
Kent u het bericht "Martelen andersdenkenden onder Isayas normaal"? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze praktijken jegens gelovigen van zogenaamde
`verboden religies' in Eritrea?
Antwoord
Mensen die tot religieuze minderheden behoren worden in Eritrea bloot
gesteld aan vervolging en marteling. Dit is een ernstige schending van
de mensenrechten. Ieder individu heeft het recht zijn of haar geloof
in alle vrijheid te belijden, zoals onder meer is vastgelegd in
artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Er
rust niet alleen een absoluut verbod op marteling, ook het verbieden
van een godsdienstige stroming is in strijd met de rechten van de
mens.
Vraag 3
Op welke manier kan de Nederlandse regering deze praktijken aan de
orde stellen, bilateraal en/of in internationaal verband, nu Nederland
de ontwikkelingsrelatie met Eritrea afbouwt?
Antwoord
Nederland stelt de mensenrechtensituatie regelmatig aan de orde in
bilaterale diplomatieke en politieke contacten met Eritrea. Zoals wij
u ook in juni 2008 schreven heeft de Nederlandse minister voor
Ontwikkelingssamenwerking de mensenrechtensituatie in een gesprek met
de Eritrese president tijdens zijn reis door de Hoorn van Afrika in
maart 2008 ter sprake gebracht. De mensenrechtensituatie is een
belangrijke reden de bilaterale ontwikkelingssituatie te beëindigen.
Daarnaast heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken de
schending van mensenrechten in Eritrea aan de orde gesteld in een
gesprek met de Eritrese minister van Buitenlandse Zaken tijdens de
EU-Afrikatop in december 2007. Ook in reguliere contacten met de
Eritrese autoriteiten komt het onderwerp steevast terug.
Naast het bilaterale kanaal worden mensenrechten eveneens in
EU-verband aan de orde gesteld. De politieke dialoog met Eritrea onder
artikel 8 van het Verdrag van Cotonou werd op 31 juli jl. hervat en
daar zal dit onderwerp ook op de agenda staan. Nederland zal zich
ervoor inspannen dat dit voldoende aandacht krijgt.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van de gevangenschap van de 72-jarige Nederlander
Tekle Tesfay in Eritrea, los van eventueel anderen? Zo ja, wat heeft
de Nederlandse regering voor hem gedaan en eventueel voor anderen? Zo
neen, op welke wijze kan de Nederlandse regering hem en eventueel
anderen ondersteunen?
Antwoord
Ja, wij zijn op de hoogte van deze gevangenschap. De heer Tesfay heeft
echter naast de Nederlandse ook de Eritrese nationaliteit en wordt
door Eritrea als Eritrees onderdaan beschouwd. Hierdoor was het
aanvankelijk niet toegestaan betrokkene van Nederlandse zijde bij te
staan. Inspanningen van de Nederlandse ambassade in Asmara hebben
ertoe geleid dat in het kader van gedetineerdenbegeleiding, betrokkene
- bij hoge uitzondering - sinds februari 2006 de gebruikelijke
consulaire bijstand kan worden verleend.
Mede gezien de hoge leeftijd van de heer Tesfay is op grond van
humanitaire redenen bij herhaling bij de Eritrese autoriteiten
aangedrongen op vervroegde invrijheidsstelling. De vele interventies
van Nederlandse zijde om betrokkene vervroegd vrij te krijgen, hebben
tot op heden nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Nederland zal
zijn situatie echter aan de orde blijven stellen.
1) Trouw, 21 augustus 2008
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken