College van Beroep voor het bedrijfsleven
Tekort aan verantwoorde zorg kan gevolgen hebben voor eerder
vastgestelde eigen bijdrage
Het uitvoeringsorgaan waarbij de verzekerde, aan wie zorg is verleend
in een instelling of verzorgingshuis, staat ingeschreven, is gehouden
van hem of haar een eigen bijdrage te heffen overeenkomstig hetgeen
dwingendrechtelijk is voorgeschreven in het Bijdragebesluit zorg,
indien de verleende zorg zich kan kwalificeren als zorg waarop de
verzekerde overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens (art. 6 en 10
van) de AWBZ recht heeft. Dit is door de CRvB bepaald in een uitspraak
van 24 juli 2002. LJN AE6165. Zoals uit de navolgende uitspraak blijkt
kan de eerder vastgestelde eigen bijdrage ook achteraf nog worden
betwist met het argument dat geen verantwoorde zorg is verleend.
Bij een gefundeerde betwisting van de kwaliteit van de geleverde zorg
aan de zorgaanbieder is het aan de zorgaanbieder om aan te tonen dat
in het concrete geval verantwoorde zorg is geleverd. In de rapporten
van de internist X. en de verpleeghuisarts Y., de bevindingen van de
klachtencommissie en de brief van de Inspectie voor de
Volksgezondheid, ziet de Raad voldoende grond om aan te nemen dat aan
de kwaliteit van de geleverde zorg in de situatie van appellant kan
worden getwijfeld. Weliswaar is in de rapportage van het
multidisciplinair overleg van 21 januari 2002 vermeld dat de conditie
van appellant is verbeterd, dat zijn decubitus genezen is en dat
appellant rustiger lijkt, maar de Raad acht dat ontoereikend voor de
eindconclusie dat appellant gedurende zijn opname bij T. verantwoorde
zorg heeft ontvangen. Illustratief acht de Raad in dit verband dat het
verslag van 21 januari 2002 aangeeft dat appellant in vergelijking met
zijn gewicht bij opname (toen woog hij 90 kilo, wat voor zijn lengte
niet ongebruikelijk zwaar was) 15 kilo lichter was geworden. Ter
zitting heeft verpleeghuisarts Y. verklaard dat blijkens het
zorgdossier appellant op 28 augustus 2002 nog maar 68 kilo woog.
Tenslotte acht de Raad een gemotiveerde en concreet toegelichte
weerspreking van de namens appellant aangedragen voorbeelden van
onvoldoende zorg te meer van belang nu de Klachtencommissie bij het
gegrond verklaren van het merendeel van de klachten van de familie A.
aanbevelingen heeft geformuleerd, de Inspecteur voor de
Volksgezondheid een kritische kanttekening heeft geplaatst en de
directie van T. heeft erkend dat er veel is misgegaan rond de
verzorging van appellant. De Raad is van oordeel dat sprake is van
nieuw gebleken feiten, te weten ernstige twijfel over de kwaliteit van
de aan appellant verleende zorg, waarvoor hem destijds eigen bijdragen
zijn opgelegd. Volgt vernietiging van het besluit wegens strijd met
art. 7:12, lid 1, Awb.
LJ Nummer:
BF1248
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 24 september 2008