Gerechtelijke organisatie

Persbericht van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad in de Enschedese ontuchtzaak

Den Haag, 23 september 2008 - Op 23 september 2008 heeft Advocaat-Generaal mr. N.A.M. Schipper aan de Hoge Raad advies uitgebracht over het verzoek van de heer K. om zijn veroordeling door het Gerechtshof te Arnhem op 20 februari 2002 (rechtspraak.nl: LJN AD9410) in de zogenaamde Enschedese ontuchtzaak te herzien. Het advies luidt als volgt. Er is geen grond om de veroordeling te herzien, omdat er geen sprake is van een nieuwe omstandigheid die het ernstige vermoeden oplevert dat de heer K. ten onrechte is veroordeeld. Ook is er geen grond om nader onderzoek naar de zaak te doen. Het herzieningsverzoek moet dus door de Hoge Raad worden afgewezen. Klik hier voor de samenvatting van het advies.

De achtergrond
Het onderzoek in de Enschedese ontuchtzaak is medio 1998 gestart en in april 2000 afgerond. In deze zaak zijn K., zijn echtgenote en haar broer veroordeeld voor verkrachting en (mede)plegen van ontucht met minderjarigen, onder wie twee dochters van K. De heer K. verblijft momenteel in een TBS-kliniek.
De zaak is in maart 2006 aangemeld bij de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Die heeft de zaak nader onderzocht en daarover in december 2007 rapport uitgebracht. Aan de CEAS was de onderzoeksvraag voorgelegd of informatie aan de rechter is onthouden die mogelijk tot een ander oordeel had kunnen leiden, doordat processen-verbaal van een aantal slachtoffers/getuigen geen deel hebben uitgemaakt van het procesdossier. De CEAS heeft deze onderzoeksvraag ontkennend beantwoord. Voorts heeft de CEAS zelf nog een bredere vraagstelling ontwikkeld. Naar aanleiding daarvan is zij van mening dat aanvullende informatie uit het onderzoek bij de stukken had moeten worden gevoegd. Deze bevinding leidt de CEAS niet tot de conclusie dat het rechterlijk oordeel waarschijnlijk wezenlijk anders had geluid.
Naar aanleiding van het verschijnen van het genoemde rapport heeft het College van procureurs-generaal (Openbaar Ministerie) aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzocht om op basis van het rapport te beoordelen of er aanleiding bestaat voor het indienen van een vordering tot herziening bij de Hoge Raad of voor het doen van nader onderzoek (persbericht 18 december 2007). Vervolgens heeft mr. G.G.J. Knoops namens de heer K. op 1 februari 2008 een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad ingediend. Dat verzoek berust vrijwel geheel op de bevindingen van de CEAS.

Het herzieningsverzoek
Kort samengevat voert het herzieningsverzoek op basis van de onderzoeksresultaten van de CEAS de volgende punten aan als grond voor herziening:

De mogelijkheid van beïnvloeding van slachtoffers; verschillen tussen de geluidsbanden en de uitgewerkte verslagen van verhoren; onvoldoende distantie van de zaaksofficier van Justitie; het buiten het dossier blijven van enkele onderzoeksresultaten; het verrichten van onvoldoende onderzoek; de wijze van verhoren van de jeugdige slachtoffers; de rol van de halfzus van één van de dochters bij het afleggen van haar verklaring; nieuwe inzichten met betrekking tot het fenomeen âcollaborative storytellingâ en verschil van opvatting tussen deskundigen.

Het advies
De door mr. Knoops in het verzoek opgeworpen vraag of de bevindingen van de CEAS als zodanig een grond voor herziening opleveren, wordt in het advies ontkennend beantwoord.
De Advocaat-Generaal komt tot de conclusie dat het herzieningsverzoek niet â zoals voor herziening vereist is â een novum aanvoert, dat wil zeggen een nieuwe omstandigheid die het ernstige vermoeden oplevert dat K. ten onrechte is veroordeeld. Daarbij speelt een belangrijke rol dat veel van de hiervoor vermelde, in het herzieningsverzoek aangevoerde punten, reeds bij de behandeling van de strafzaak aan de orde zijn geweest.
Ook de door mr. Knoops toegezonden nieuwe ontlastende verklaring van één van de twee dochters, weergegeven in een uitzending van KRO reporter op 20 augustus 2008 en in een aan mr. Knoops toegezonden brief, brengt de Advocaat-Generaal niet tot een andere conclusie. Hij wijst in dit verband op het volgende. Enerzijds worden er geen aannemelijke gronden genoemd waarom deze dochter destijds een onjuiste verklaring zou hebben afgelegd. Anderzijds wordt de oorspronkelijke belastende verklaring van deze dochter bevestigd door ander bewijsmateriaal, terwijl de betrouwbaarheid van die belastende verklaring reeds bij de behandeling van de strafzaak uitvoerig aan de orde is geweest.

De Advocaat-Generaal heeft nog aandacht geschonken aan het arrest van het Hof tegen de achtergrond van de door de CEAS onder ogen geziene âbange vraagâ of de veroordeelden wellicht onschuldig zijn aan bewezenverklaarde feiten. Hij komt tot de slotsom dat het Hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op de verklaringen van de slachtoffers maar tevens op in voldoende mate voorhanden zijnd aanvullend bewijs. Zijns inziens is de veroordeling van aanvrager minder fragiel is dan de CEAS in haar rapport tot uitdrukking heeft gebracht. Een aanleiding om nader onderzoek te verrichten is er niet. Het advies van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad luidt dan ook dat het verzoek dient te worden afgewezen.

Zie voor het volledige advies:
LJN BF1321

Verdere gang van zaken
De Hoge Raad zal nu mede op basis van het advies van de Advocaat-Generaal moeten beslissen over het herzieningsverzoek. Indien de Hoge Raad tot herziening beslist, zal hij de zaak verwijzen naar een gerechtshof dat nog niet over de zaak heeft geoordeeld. Dat hof zal de zaak dan opnieuw moeten onderzoeken en beoordelen.

Den Haag, 23 september 2008
mr. J.W. Fokkens,
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Contactpersoon voor de pers:
mr. M.J.A. Duker,
kabinet van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tel 070-3611267

Positie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad maakt geen deel uit van het College van procureurs-generaal en het openbaar ministerie. De Procureur-Generaal staat aan het hoofd van en geeft leiding aan het Parket bij de Hoge Raad. Het Parket bij de Hoge Raad bestaat uit de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, de plaatsvervangend Procureur-Generaal en Advocaten-generaal bij de Hoge Raad. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is voor het leven benoemd en onafhankelijk. Hetzelfde geldt voor de plaatsvervangend Procureur-Generaal bij de Hoge Raad en de Advocaten-generaal bij de Hoge Raad.

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 23 september 2008 Naar boven