MBO raad
Internationalisering vraagt actieve en pragmatische rol mbo
22-09-2008 -
De onderwijsinstellingen in het mbo moeten zich actiever opstellen als
het om internationalisering gaat. 'Wil internationalisering werkelijk
slagen dan zal de betrokkenheid van onderwijsinstellingen daarbij
aanzienlijk moeten worden vergroot.' Dat stelt Frans van Vught,
voorzitter van het Netherlands House for Education and Research
(Nether) in Brussel, tijdens het congres Grensverleggend Samenwerken
van Colo, AOC Raad en MBO Raad op vrijdag 19 september in Rotterdam.
'Internationalisering is een proces dat grotendeels door overheden
wordt bedacht', aldus Van Vught. De rol van het middelbaar
beroepsonderwijs daarin is nog te gering. Het afgelopen vrijdag
opgerichte platform Europese aanbieders van middelbaar
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, EUproVET, is wat hem betreft
een stap in de goede richting. Waarbij het van groot belang is dat dit
platform in relatie wordt gebracht tot de overheid. 'De nationale
overheden moeten dit platform steunen', aldus Van Vught, 'want
internationalisering kan niet tot stand komen zonder de
onderwijsinstellingen. Waarbij het van belang is te kiezen voor een
`down tot earth'-benadering. Alleen dan zullen we de internationale
beroepsbeoefenaar terugzien in de Europese ruimte.'
Buitenlandervaring in onderwijscurriculum
Ook de andere sprekers op het congres bepleiten een pragmatische
benadering van internationalisering in het mbo. Staatssecretaris Marja
van Bijsterveldt refereert aan de internationale agenda die zij
binnenkort wil presenteren. Dat zal een pragmatische agenda zijn,
passend bij het mbo, aldus de bewindsvrouw. `Internationalisering
vraagt om beheersing van de talen. Om tolerantie ten aanzien van
andere culturen. Om een open mind om te willen leren van elkaar. Om
kennis die je mondiaal kunt verkopen. Vijftig procent van de
Nederlanders vindt het belangrijk internationaal te worden opgeleid.
Daar kan het mbo niet bij achter blijven. In het onderwijscurriculum
van het mbo zal meer aandacht voor buitenlandervaring moeten komen,'
aldus Van Bijsterveldt. De middelen die hiervoor via Leonardo da
Vinci-projecten beschikbaar komen, zullen daartoe in de periode 2007-
2013 worden verdrievoudigd. Daarnaast zal ook de betrokkenheid van de
onderwijsinstellingen bij het Kopenhagenproces moeten worden
versterkt. Overheden zullen daar ook zelf een impuls aan moeten geven.
Geen grote internationale structuren
Ook Loek Hermans, voorzitter van MKB-Nederland, wijst op de praktische
kant van de zaak. `Een gemiddeld mkb-bedrijf heeft zes medewerkers.
Zo'n bedrijf heeft dus mensen nodig die hun talen spreken, de cultuur
van een land kennen, contacten hebben en kennis van het buitenland
hebben. Dat geldt voor landen als China en India, waar mkb-bedrijven
in toenemende mate hun markt hebben. Maar belangrijker is aandacht
voor de economieën in de directe omgeving van Nederland: Duitsland,
België, Frankrijk en Groot-Brittannië.
Buitenlandervaring is voor veel mkb-bedrijven van belang,' aldus
Hermans. Maar op grote internationale structuren zit het mkb niet te
wachten. Internationalisering is belangrijk, maar wel `down to earth'.
Hermans: `Een instrument als Europass bijvoorbeeld biedt informatie
aan werkgevers over de competenties en mogelijkheden van de
betreffende student en is daarmee voor kleine mkb-bedrijven een
perfect middel om inzichtelijk te maken wat men aan iemand kan
hebben.' Hermans vraagt de onderwijsinstellingen in het mbo vooral in
contact te treden met bedrijven over hun vraag en meer aandacht te
hebben voor de begeleiding tijdens stages in het buitenland. Een extra
taak en verantwoordelijkheid waar ook ouders scherp op zullen letten.
Betere begeleiding tijdens internationale stage
Een signaal dat ook wordt afgegeven door Erwin Meijnders, directeur
hrm van Spliethoff Group. Dit bedrijf, dat is gekozen tot beste
internationale leerbedrijf van het jaar 2008, werkt al jaren nauw
samen met onderwijsinstellingen als het Nova College en STC (het
Scheepvaart- en Transportcollege). Spliethoff is actief in de
zeevaart, een sector waarin een personele groei van zestig procent
wordt verwacht voor de komende drie jaar. Voor het lange termijn
bemanningsbeleid van Spliethoff is het van het grootste belang om
studenten te behouden. Een betere begeleiding van leerlingen moet
uitval tijdens en na de opleiding voorkomen, en de doorstroom naar het
zeevaartberoep vergroten. Meijnders pleit daarom voor het doorbreken
van de waterscheiding tussen onderwijs en de mogelijkheid om mbo'ers
eerder in hun opleiding stage te laten lopen.
Erkenning internationale diploma's
Voor Clemens Cornielje, voorzitter van de AOC Raad, is de erkenning
van internationale diploma's een van de prioriteiten op het gebied van
internationalisering. `Agrarisch onderwijs moet wel internationaal
zijn. Een op de twintig mbo'ers in het groene beroepsonderwijs gaat
naar het buitenland. Eenduidigheid, ook in diploma's, is dan van groot
belang.'
De voorzitter van Colo, Paula Swenker, wijst op het belang van het
kunnen meenemen van studiefinanciering. Voor mbo'ers die de
beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen, betekent dit het kunnen
meenemen van de leer-arbeidsovereenkomst. Ook moeten volgens haar
opleidingen in Europees verband vergelijkbaar worden gemaakt. Hiertoe
zal het zogenoemde European Qualification Framework (EQF)
daadwerkelijk tot stand moeten worden gebracht.
Bijlage:
Presentatie Spliethoff