Gerechtelijke organisatie

Gebruik vals paspoort door asielzoeker kan vallen onder bescherming artikel 31 Vluchtelingenverdrag

haarlem, 22 september 2008 - Sinds 1 juli 2006 is het openbaar ministerie weer begonnen met het dagvaarden van vreemdelingen die in het bezit zijn van valse paspoorten. Hierdoor rijst de vraag wat te doen met strafzaken waarin een vreemdeling die asiel heeft aangevraagd in Nederland, wordt vervolgd omdat hij een vals paspoort heeft gebruikt om Nederland binnen te komen. Artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag speelt hier een centrale rol. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat vluchtelingen strafrechtelijk niet mogen worden vervolgd als zij een land illegaal binnenkomen, als zij tenminste rechtstreeks komen vanuit het land waar zij vervolgd werden en zich, kort nadat zij in een veilig land zijn aangekomen, melden bij de autoriteiten van dit veilige land.

In het Nederlandse strafrecht is al tijden discussie over de precieze uitleg van artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag. Daarom heeft de rechtbank Haarlem een aantal zaken van asielzoekers met valse paspoorten laten behandelen door een speciale meervoudige kamer, waarin rechters met een strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke achtergrond zaten. Deze rechtbank heeft op 17 september uitspraak gedaan in drie zaken.

De rechtbank heeft allereerst de vraag beantwoord of een geval waarin een asielzoeker wordt verweten dat hij een vals paspoort heeft gebruikt, wel kan vallen onder de bescherming van artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag. Hierover is in het verleden door Nederlandse strafrechters verschillend geoordeeld. De rechtbank Haarlem heeft beslist dat dit wel het geval is. Tegenwoordig worden strenge visum eisen gesteld en aan luchtvaartmaatschappijen worden sancties opgelegd als ze personen vervoeren die niet in het bezit zijn van de goede reispapieren. Daarom zit er voor een vluchteling vaak niets anders op dan met een vals paspoort naar een veilig land te reizen. Als deze asielzoekers niet zouden kunnen vallen onder artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag, dan zou de beschermende werking van deze bepaling in grote mate worden uitgehold.

Daarnaast heeft de rechtbank op een aantal andere punten beslist hoe naar haar oordeel artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag moet worden uitgelegd. Zo heeft de rechtbank aangegeven wat de eis dat een asielzoeker rechtstreeks afkomstig moet zijn uit het onveilige land van herkomst inhoudt. Ook heeft zij bepaald welke criteria moeten worden gehanteerd om te beoordelen of een asielzoeker zich op tijd heeft gemeld bij de autoriteiten.

De rechtbank heeft zich daarnaast uitgesproken over de vraag of het openbaar ministerie wel zaken van een asielzoeker met een vals paspoort mag vervolgen als er nog geen beslissing is genomen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft gesteld dat het niet zo kan zijn dat een vreemdeling die wordt aangehouden met een vals paspoort, automatisch strafvervolging kan blokkeren door asiel aan te vragen. De strafrechter kan op een aantal punten zelf, zonder de uitkomst van de asielprocedure af te wachten, toetsen of het gebruik van het valse paspoort door de asielzoeker wel valt onder de bescherming van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag. Maar met betrekking tot de vraag of een vreemdeling wel vluchteling is, zal de strafrechter slechts uiterst terughoudend mogen toetsen als de asielprocedure nog loopt. De uiteindelijke beoordeling daarvan hoort bij de vreemdelingrechtelijke instanties te liggen.

LJ Nummers

BF1164
BF1174
BF1177

Bron: Rechtbank Haarlem
Datum actualiteit: 22 september 2008 Naar boven