Kamerbrief inzake de notitie over financiële sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden
22-09-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Met verwijzing naar de beleidsreactie op het rapport 'Private sector ontwikkeling en armoedebestrijding' van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (TK 30800 V, nr 110) van 29 juni 2007 treft u in de bijlage, mede namens de minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken, een notitie aan over financiële sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Bijlage:
1
Notitie financiële sector ontwikkeling - toegang tot financiële diensten voor
effectieve armoedebestrijding
Aanleiding
In de Kabinetsagenda 2015, de Memorie van Toelichting op de begroting van Buitenlandse
Zaken en in de beleidsbrief aan de Tweede Kamer 'Een zaak van iedereen' van 16 oktober
20071 is bevordering van economische groei en een rechtvaardige verdeling van de welvaart
als één van de vier beleidsintensiveringen geïdentificeerd voor de Nederlandse
ontwikkelingssamenwerking. Het thema groei en verdeling omvat onder andere bevordering
van economische groei door middel van betere toegang van armen en kleine en middelgrote
bedrijven tot financiële diensten. Financiële sector ontwikkeling staat hoger op de
internationale ontwikkelingsagenda gezien de goede resultaten voor economische groei die
meer dan evenredig ten goede komt aan de armen. Meer aandacht voor de positieve rol van
financiële instellingen is gerechtvaardigd omdat consumenten en bedrijven met gebruik van
hun diensten beter kunnen participeren in economische bedrijvigheid via handel en
investeringen. De Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV)2 heeft in het rapport
'Private sector ontwikkeling en armoedebestrijding' aanbevolen nader op financiële sector
ontwikkeling in te gaan. In de beleidsreactie3 heeft het kabinet aanvullend beleid
aangekondigd voor zowel de zogenaamde enabling environment voor de financiële sector als
voor de versterking van de positie van individuele financiële instellingen. In deze brief wordt
dit beleid toegelicht.
Onrust op de werelwijde financiële markten
De huidige kredietcrisis die begon in de hypotheekmarkt in de Verenigde Staten en in de
daaraan gekoppelde kapitaalmarkt laat zien hoe verweven internationaal opererende banken
zijn. In tegenstelling tot recente financiële crises, die vooral ontwikkelingslanden troffen,
vinden de huidige problemen in financiële markten hun oorsprong in de Verenigde Staten en,
in mindere mate, in Europa. De vraag die rijst is hoe kwetsbaar banken in
ontwikkelingslanden zijn als gevolg van deze problemen. Vooralsnog vallen er bij banken in
ontwikkelingslanden weinig directe negatieve gevolgen te bespeuren. Wel neemt in algemene
zin de bereidheid bij Westerse banken af om risicovolle leningen te verstrekken. Commerciële
kapitaalstromen naar ontwikkelingslanden zullen hierdoor naar verwachting afnemen dan wel
minder hard groeien.4 In het algemeen geldt als goed nieuws dat vergeleken met de jaren
negentig ontwikkelingslanden beter in staat zijn abrupte externe schokken te verwerken. Dit is
te danken aan kleinere tekorten op de betalingsbalans, geringere begrotingstekorten, lagere
inflatie en overheidsschuld, grotere buitenlandse reserves en betere algemene macroeconomische
beleidskaders. Hierdoor is de financieringsbehoefte kleiner geworden en zijn de
buitenlandse reserves gegroeid. Met grotere buitenlandse reserves zijn abrupte veranderingen
in exporten of importen beter op te vangen.5 Vanzelfsprekend geldt in omgekeerde zin dat
landen met weinig reserves en een open economie snel in een ernstige crisis kunnen geraken
wanneer externe kapitaalverschaffers zich abrupt terugtrekken.
1 brief van 16 oktober 2007, TK 31250, nr 1
2 brief van 8 december 2006, TK 30800 V, nr 51
3 brief van 29 juni 2007, TK 30800 V, nr 110
4 World Bank Global Development Finance report, 2008
5 De effecten van buitenlandse reserves op het wisselkoersbeleid worden hier buiten beschouwing gelaten.
2
Verder kunnen sterkere lokale banken bedrijven en consumenten beter bijstaan gedurende een
economische terugval. Banken zijn immers sneller geneigd de kredietkraan dicht te draaien
als de eigen financiële positie onder druk staat. Een IMF publicatie6 laat zien dat landen met
een ontwikkelde financiële sector de schokken uit andere landen beter kunnen opvangen.
Veranderingen in internationale kapitaalstromen kunnen immers abrupte en hoge
welvaartskosten met zich brengen met een lagere economische groei en hogere armoede als
gevolg. In het recente mede door Nederland gefinancierde rapport van de Growth Commission
over de oorzaken achter het succes van landen bij hun ontwikkeling wordt het belang van een
sterk financieel systeem met adequaat toezicht onderstreept.7 Vanzelfsprekend is het hiervoor
geschetste rooskleurige beeld niet op alle ontwikkelingslanden evenzeer van toepassing en is
het ook in een gunstige uitgangspositie onmogelijk immuun te zijn voor langdurige
economische neergang bij de voornaamste handelspartners.
Toezicht op het bankwezen is verder een actueel onderwerp mede gezien de implementatie
van het Bazel-II akkoord.8 Ontwikkelingslanden willen graag aansluiten bij dit akkoord om
bijvoorbeeld toegang voor hun eigen banken op de internationale kapitaalmarkten te
faciliteren, maar dit vergt veel inspanningen. Verder is de standaardbenadering van
microleningen binnen Bazel-II problematisch. Microleningen worden verstrekt zonder dat er
een onderpand wordt gevraagd. Dit gebrek aan onderpand leidt, binnen de
standaardbenadering van het risicogeorienteerde Bazel II kapitaalakkoord, tot een relatief
hoge kapitaaleis. Dit lijkt niet in verhouding te staan met de goede terugbetalingservaringen
met deze leningen. Het Bazel Comité voor banktoezicht zet zich daarom in voor een separaat
regime voor microkredietverschaffing.
Waarom is armoedebestrijding gebaat bij een sterke financiële sector?
Een goed functionerende financiële sector is een van de randvoorwaarde voor de
ontwikkeling van de private sector. Financiële instellingen spelen een centrale rol in de
economie doordat zij in staat zijn om besparingen om te zetten in productieve leningen en
investeringen. De beheersing en afdekking van risico's door financiële instellingen maakt het
voor ondernemers en particulieren mogelijk om nieuwe initiatieven te ondernemen. Naarmate
de financiële sector beter ontwikkeld is, wordt het voor hen eenvoudiger om lange
termijnfinanciering te verkrijgen en om lange termijn risico's af te dekken. Voor huishoudens
gaat het dan bijvoorbeeld om hypotheken en pensioen- en levensverzekeringen en voor
bedrijven om de financiering van nieuwe investeringen via banken of door obligatie- en
aandelenemissies op de kapitaalmarkt. Zonder aanbod van krediet- en
verzekeringsmogelijkheden blijven armen vaker vastzitten in een armoedesituatie. Ook mag
niet onvermeld blijven dat een goed functionerende financiële sector het voor de overheid
goedkoper maakt om geld aan te trekken voor investeringen in bijvoorbeeld onderwijs en
gezondheidszorg.
Financiële sector ontwikkeling biedt een rechtstreekse impuls aan armoedevermindering. Uit
onderzoek blijkt dat in landen waar banken meer krediet verstrekken ook een afname van de
armoede optreedt, ongeacht of de kredieten direct ten goede zijn gekomen aan het armste deel
van de bevolking. Zo leidt een toename van tien procent in de ratio kredietverlening/ bruto
6 IMF World Economic Outlook, October 2007
7 The Growth Report: Strategies for Sustained Growth and Inclusive Development, Commission on Growth and
Development, 2008. Het rapport is te vinden op de website www.growthcommission.org
8 Het Basel II akkoord beschrijft een set minimumstandaarden voor kapitaalstoereikendheid bij banken die centrale banken
gebruiken bij hun toezichthoudende taak. Voor de inhoud van het akkoord zie de website www.bis.org/publ/bcbsca.htm
3
nationaal product tot een 2,5 tot 3 % afname in de armoede.9 Het inkomen van de armste 20%
van de bevolking groeit verder sneller dan het gemiddelde BNP per hoofd van de bevolking in
landen met een beter ontwikkelde financiële sector.10 Een recente studie van de Wereldbank
over toegang tot financiële diensten biedt aanvullend bewijs dat ontwikkeling van de
financiële sector een goed middel is om armoede te bestrijden.11 Financiële dienstverleners
stellen, wanneer zij goed functioneren, huishoudens en bedrijven in staat om deel te nemen
aan economische activiteiten. De centrale rol van financiële instellingen als draaischijf in de
economie tussen besparingen en investeringen is cruciaal voor het faciliteren van
economische groei. Vandaar dat er een beter ontwikkelde financiële sector bijdraagt aan een
hogere economische groei. Er is zo ook een indirect verband tussen financiële sector
ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei en afname van inkomensongelijkheid.12 Ook neemt
de omvang van de informele economie af naarmate meer gebruik wordt gemaakt van diensten
van financiële instellingen met een in het algemeen positief effect op belastinginkomsten en
arbeidsomstandigheden.
Armen zijn zeer gebaat bij het vergroten van de mogelijkheden om te sparen of verzekeringen
af te sluiten bijvoorbeeld om in tijden van tegenvallende inkomsten een buffer achter de hand
te houden of te sparen voor onderwijs voor de kinderen.13 Ook bieden financiële diensten de
mogelijkheid om deel te nemen aan de economie doordat handel met geldovermakingen vele
malen eenvoudiger en veiliger is dan met contanten. Het risicomijdende gedrag vermindert
wanneer gespaard wordt en verzekeringen kunnen worden afgesloten. Naast kredietverlening
zijn juist dit soort diensten van belang bij financiële sector ontwikkeling.14
Is er adequate wetgeving en is er sprake van toezicht op de banken?
De ontwikkeling van infrastructuur voor financiële dienstverlening (bijv. girale
betalingssystemen) is de laatste jaren in veel ontwikkelingslanden ter hand genomen.
Financiële instellingen functioneren beter in een goed ontwikkeld institutioneel kader.15
Daarom is in veel landen de onafhankelijkheid en de capaciteit van de centrale bank versterkt
om beter in staat te zijn toezicht te houden op het bankwezen. Verslaglegging en
openbaarheid van gegevens van banken is afgedwongen door betere regelgeving. Goed
financieel toezicht op basis van moderne regelgeving moet voorkomen dat financiële
instellingen verkeerde risicoinschattingen maken. Grotere transparantie bij verslaglegging
door banken moet de mogelijkheden voor politieke toedeling van kredieten verminderen. In
algemene zin geldt dat wanneer de transparantie in de financiële sector groter is, de banken
sneller kunnen groeien. Het helpt bijvoorbeeld extern kapitaal aan te trekken en draagt bij aan
concurrentie in de sector omdat partijen de eigen resultaten kunnen spiegelen aan
vergelijkbare spelers. De centrale banken hebben verder een belangrijke rol bij de verlening
van bankvergunningen aan voorheen buiten het toezicht vallende microkredietinstellingen. Zo
wordt het voor deze instellingen mogelijk betaaldiensten en spaarrekeningen aan te bieden
naast microkrediet.
9 Claessens, 'Access to Financial Services: A review of the issues and public policy objectives', 2005; Ross Levine, 'Finance
and Growth: Theory, evidence and mechanisms', 2005; Adviesraad Internationale Vraagstukken, 'Private sector
ontwikkeling en armoedebestrijding', nr 50, 2006
10 Beck, Demirgüç-Kunt en Levine, 'Finance, Inequality and Poverty: Cross country evidence', World Bank Policy Research
paper 3338, 2004
11 Demirgüç-Kunt, Beck, Honohan, Finance for All?: policies and pitfalls in expanding access, World Bank, 2008
12 Claessens, Feijen, 'Financial Sector Development and the Millennium Development Goals, 2006
13 Elbers, Gunning en Kinsey, 'Growth and Risk: Methodology and Micro-Evidence', World Bank Economic Review, 2007
14 Adviesraad Internationale Vraagstukken, 'Private sector ontwikkeling en armoedebestrijding', nr 50, 2006
15 Lensink, Meesters, Ínstitutions and Bank Performance: A Stochastic Frontier Analysis', Universiteit Groningen, 2008
4
Wetgeving op het gebied van registratie en het opeisen van onderpand biedt bescherming aan
zowel kredietverschaffers als hun klanten. Bij het ontbreken hiervan beperken banken zich
vaak tot een vaste klantenkring en/of vragen zij onderpand waarvan de waarde de kredietsom
verre overstijgt. Een ander vereiste voor ruime kredietverlening is een goede informatieinfrastructuur
over in een land uitstaande kredieten. Kredietregistratie maakt het voor banken
makkelijker leningen te verstrekken omdat verifieerbaar positief en negatief betalingsgedrag
is vastgelegd. Dit maakt het eenvoudiger om de risico's van klanten in te schatten. Onderzoek
in Argentinië heeft uitgewezen dat het aandeel niet terugbetaalde leningen afneemt van 3,8%
naar 2,9% wanneer banken voorafgaand aan de kredietverstrekking over betere informatie
over de kredietaanvrager beschikken.16
De ontwikkeling van kapitaalmarkten betekent dat grotere bedrijven en overheden lange
termijnkapitaal kunnen aantrekken waardoor ook meer ruimte is bij banken voor leningen aan
kleinere bedrijven. Obligatiemarkten in lokale valuta komen inmiddels van de grond dankzij
nieuwe garantieproducten. Door de ontwikkeling van kapitaalmarkten ontstaat er geleidelijk
ook meer interesse van beleggingsfondsen die zich specialiseren in opkomende markten. Zo
ontstaat er ook een geldstroom van particuliere beleggers naar ontwikkelingslanden.
De totstandkoming van wet- en regelgeving ter bestrijding van illegale geldstromen is verder
van belang. Toezicht en transparantie in het kapitaalverkeer, in samenhang met een modern
belastingsysteem, zijn noodzakelijk om de omvangrijke illegale uitstroom van kapitaal uit
ontwikkelingslanden tegen te gaan. Vooral landen met een nog broos financieel systeem zijn
kwetsbaar. Naar schatting verdwijnt jaarlijks USD 500 miljard naar buitenlandse
bankrekeningen. De Nederlandse regering is actief betrokken bij initiatieven gericht op het
tegengaan van illegale geldstromen (o.a. asset recovery).
Het aantal banken in ontwikkelingslanden neemt toe
Het aantal banken in ontwikkelingslanden neemt toe, mede door de vestiging van
buitenlandse banken. Hierdoor ontstaat er meer concurrentie met als gevolg dat banken
geprikkeld worden om nieuwe segmenten aan te boren buiten de gebruikelijke kring van
overheid, grotere bedrijven en rijkere klanten. Waar enkele jaren geleden in de meeste
ontwikkelingslanden nog maar enkele staatsbanken actief waren met als gevolg hoge kosten
en een matige bedrijfsefficiëntie is dankzij privatiseringen en liberalisatie van de financiële
sector nu sprake van een toenemend aantal banken en een betere dienstverlening. De lokale
banken staan er nu veel beter voor dan in het verleden. Verder spelen in bijna de helft van de
Afrikaanse landen buitenlandse banken een rol van betekenis.17 Ook legt de overheid door de
(gedeeltelijke) kwijtschelding en aflossing van haar schulden en beter begrotingsbeleid een
steeds minder groot beslag op de binnenlandse kredietmarkt. Hierdoor moeten de banken zich
meer richten op financiering van de private sector. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen
stijgt de ratio uitstaande bankverplichtingen tot het BNP. De gemiddelde ratio voor alle
ontwikkelingslanden is nu nog maar 15%. In middeninkomenslanden is deze verhouding al
25%.18 Liberalisering van de markt is geen doel op zichzelf: het gaat erom dat door middel
van eerlijke concurrentie er druk ontstaat om meer klanten op te zoeken, waaronder middenen
kleinbedrijf. Hoewel buitenlands eigendom van financiële instellingen soms op verzet stuit
16 Demirgüç-Kunt, Beck, Honohan, Finance for All?: policies and pitfalls in expanding access, World Bank, 2008
17 Honohan, Beck, Making Finance Work for Africa, World Bank 2007, p. 94
18 Dit is nog steeds een heel lage verhouding. In ontwikkelde economieën geldt een ratio van 250% als normaal.
5
vanwege een te snelle dominantie in een nog weinig ontwikkelde markt, kan het effect ook
positief zijn. Buitenlandse instellingen introduceren vaak nieuwe technologieën en
vaardigheden. Dit zet de overige lokale banken onder druk om zich ook te moderniseren.19
Het is voor ontwikkelingslanden wel van belang dominantie door enkele buitenlandse banken
te voorkomen aangezien het risico's op importeren van gevolgen van financiële crises op de
thuismarkten met zich brengt. In dit verband is het daarom goed dat ook banken in
ontwikkelingslanden uitbreiding naar naburige landen zoeken met als gevolg een versterking
van de lokale bankensector.
Naast banken kunnen pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen een grotere rol gaan
spelen. Aanbieders van verzekeringen beginnen gaandeweg in het kielzog van buitenlandse
banken hun weg naar ontwikkelingslanden te vinden in aanvulling op door de overheid
opgezette sociale vangnetten. Op termijn kunnen zij de rol van verschaffer van lange termijn
financieringsmiddelen (in lokale valuta) gaan spelen zoals dat in ontwikkelde economieën het
geval is. Verder kunnen durfkapitalisten als alternatief fungeren voor banken als verstrekkers
van risicokapitaal. Participatiefondsen tonen inmiddels meer interesse in risicovolle
beleggingen, maar zijn net zoals banken gebaat bij juridische bescherming voor
aandeelhouders en de verdere ontwikkeling van kapitaalmarkten. Liberalisering van
kapitaalmarkten dient in arme landen overigens altijd gefaseerd te gebeuren.
Toegang van armen en kleine bedrijven tot financiële diensten is nog beperkt
Op dit moment heeft ongeveer 30% van de bevolking in ontwikkelingslanden toegang tot
financiële diensten. In de groep van minst ontwikkelde landen heeft nog maar 10% van de
bevolking toegang tot bankrekeningen. Met name de armsten op het platteland zijn in veel
landen nog uitgesloten van financiële diensten. Het gaat bij verbeterde toegang tot financiële
diensten voor de armen om concrete zaken als de mogelijkheid om bankrekeningen te openen,
innovatieve manieren om geld over te maken en toegang tot krediet. Armen hebben geld vaak
nog onder de matras, en zijn daardoor zeer gevoelig voor inflatie. Innovatieve technieken
zoals mobiel telefoonbankieren leiden tot een vermindering van de transactiekosten van
economische activiteiten en derhalve tot een inkomensverbetering voor de armen. In Kenia
heeft Vodafone met succes deze techniek geïntroduceerd. Dit zal ook in andere
ontwikkelingslanden kunnen zorgen voor introductie van bankdiensten voor grote groepen
nieuwe klanten. Goed nieuws is dat juist in fragiele staten met zwakke banken technologisch
geavanceerde technieken goed kunnen werken. Het bedrijf Celpay heeft de in Zambia
opgedane ervaring kunnen toepassen in D.R. Congo voor bankdiensten per mobiele
telefoon.20 De introductie van een eenvoudige bankrekening in Zuid-Afrika die zonder al te
veel administratieve lasten kon worden geopend leidde in korte termijn tot 1,3 miljoen nieuwe
rekeninghouders, een toename van 10% op het totale aantal bankrekening in Zuid-Afrika. De
overheid speelde hierbij een proactieve rol.21
Goedkope en innovatieve wijzen van geldoverboeking in en naar ontwikkelingslanden hebben
aan belang gewonnen gezien de groeiende omvang van geldoverdrachten door familieleden in
het buitenland.22 Deze geldoverdrachten vormen een welkome aanvulling voor buitenlandse
investeringen en ontwikkelingssamenwerking bij het behalen van de MDG's vooral ook
19 Honohan, Beck, Making Finance Work for Africa, World Bank 2007, p. 98
20 Honohan, Beck, Making Finance Work for Africa, World Bank 2007, p. 157
21 Honohan, Beck, Making Finance Work for Africa, World Bank 2007, p. 61
22 Lensink, 'Internationale inkomensverdeling, groei en migratie', universiteit Groningen, 2008
6
wanneer zij via formele kanalen plaatsvinden.23 De inkomsten vanuit het buitenland vergroten
de koopkracht bij de ontvangers met een direct positief effect op de vermindering van
armoede. De ontvangers van geldovermakingen worden steeds vaker gezien als een
interessante doelgroep voor financiële dienstverleners bij het aanbieden van spaarproducten,
verzekeringen, kredieten, hypotheken en niet in de laatste plaats voor de introductie van
innovatieve en goedkope internationale betaalsystemen. Informele geldovermaking (bijv. via
'hawala' netwerken) vindt nu nog op grote schaal plaats bij afwezigheid van aantrekkelijke en
goedkope formele kanalen voor betalingsverkeer. Door de groeiende geldstromen wordt het
voor financiële instellingen en consumenten aantrekkelijker om op een andere wijze naar
buitenlandse geldovermakingen te kijken.
Microfinanciering biedt dikwijls soelaas bij de vraag naar krediet van veel mensen en
bedrijven die nu uitgesloten zijn van financiële diensten. Naar schatting meer dan een half
miljard huishoudens hebben behoefte aan een microkrediet.24 In de meeste
ontwikkelingslanden groeit het aantal microfinancieringsinstellingen sterk. De 3300 in
microkrediet gespecialiseerde instellingen gelieerd aan de Consultative Group to Assist the
Poor hebben tezamen 57,9 miljoen klanten. Tussen 2004 en 2006 is er sprake van
verdriedubbeling in geïnvesteerd kapitaal. In 2007 is ongeveer USD 4 miljard door
buitenlandse investeerders geïnvesteerd in kredietassociaties, NGO's en andere
microfinancieringsinstellingen.25 Microfinanciering is een welkom alternatief voor informele
geldschieters die hoge rentepercentages in rekening brengen. Microfinanciering is een
effectief instrument door het bereiken van vele nieuwe klanten en ook efficiënt dankzij
gedisciplineerde terugbetaling.
De bestaande banken in ontwikkelingslanden zijn over het algemeen nog zeer terughoudend
met het verstrekken van kleine kredieten door gebrek aan informatie over betaalgedrag van
klanten en bedrijven en door de hoge relatieve kosten. Gebrek aan toegang tot krediet wordt
veroorzaakt door het hiervoor genoemde gebrek aan concurrentie, maar ook door praktische
obstakels zoals geografische afstand tot een bank, onvoldoende gekwalificeerd bankpersoneel,
inadequate regelgeving, het ontbreken van identiteitsdocumenten, onderpand of een vaste
baan als vereiste voor krediet. Zo laten onderzoeken naar het investeringsklimaat van de
Wereldbank zien dat 67% van de bedrijven in Sub-Sahara Afrika een gebrekkige toegang tot
financiële diensten als een groot obstakel voor verdere ontwikkeling beschouwt. Vooral het
middensegment tussen microkredieten en grotere leningen van commerciële banken aan
bedrijven, zogenaamde mesokredieten, wordt in veel landen nog nauwelijks bediend. Kleinere
bedrijven melden als voornaamste redenen de bewerkelijke aanvraagprocedures, de zware
eisen aan onderpand en de hoge rentepercentages. Deze barrières gelden vooral wanneer er
geen goede informatie over de aanvragers beschikbaar is via een kredietregistratiesysteem. De
kwaliteit van het project of het betaalgedrag van de klant is in onderontwikkelde financiële
markten dan nog te weinig een bepalende factor voor kredietverlening.26
Uitwerking Nederlandse inzet
Nederland wil de komende jaren meer nadruk leggen op financiële sector ontwikkeling als
onderdeel van de groei en verdelingsagenda. Voor de programma's en activiteiten gelden drie
sporen:
23Adviesraad Internationale Vraagstukken, 'Private sector ontwikkeling en armoedebestrijding', nr 50, 2006, p 55. Zie ook de
separate brief aan de Tweede Kamer over migratie en ontwikkeling, van 4 juli 2008, TK 30 573, nr 11
24 ING, A Billion to Gain, a study on global financial institutions and microfinance, 2008
25 CGAP, Foreign Capital Investment in Microfinance, 2008
26 Demirgüç-Kunt, Beck, Honohan, Finance for All?: policies and pitfalls in expanding access, World Bank, 2008, p. 48
7
1. verbetering van het institutionele kader voor een stabielere financiële sector;
2. vergroting van het aanbod van financiële diensten;
3. verdieping van het aanbod van financiële diensten.
Spoor 1: Verbetering van het institutionele kader voor een stabielere financiële sector
Bij de vergroting van de stabiliteit van de financiële sector gelden de Wereldbank en het IMF
als leidende spelers. In veel lage-inkomenslanden werken zij in het kader van een
programmarelatie aan het verbeteren van het macro-economische en financiële sectorbeleid.
Gezamenlijk hebben zij het Financial Sector Assessment Programme (FSAP) ontwikkeld, dat
sinds 1999 regeringen en centrale banken informeert en ondersteunt op het gebied van
financiële sector ontwikkeling. Het accent ligt hierbij op aanbevelingen voor
capaciteitsversterking van centrale banken en andere overheidsinstellingen om hun
regulerende en toezichtfuncties te ontwikkelen.
Nederland ondersteunt FSAP programma's. Zo is Nederland donor van het Macroeconomic
and Financial Management Institute of Eastern and Southern Africa (MEFMI). MEFMI heeft
als doel het macro-economische en financiële management in 13 ontwikkelingslanden te
verbeteren door het geven van technische assistentie aan centrale banken, ministeries van
Financiën en andere relevante instellingen. Nederland ondersteunt verder twee regionale
expertisecentra voor technische assistentie van het IMF in sub-Sahara Afrika (AFRITAC).
Voorts onderhoudt Nederland een nauwe band met de landen waarmee het in
IMF/Wereldbank-verband een kiesgroep deelt.27 De Nederlandsche Bank i.s.m. het ministerie
van Financiën biedt technische assistentie voor verscheidene kiesgroeplanden op het terrein
van toezicht op het bankwezen, betalingsverkeer en financiële stabiliteit. Op wereldwijd
niveau participeert Nederland ook in diverse Standard Setting Bodies, waarin
gemeenschappelijke standaarden voor toezicht worden ontwikkeld. Opkomende economieën
worden bij dit werk in toenemende mate betrokken. Zo participeren zij in de 'Committee's
Core Principles Liaison Group' van het zogenaamde Bazel Comité. In de IMF artikel IV
consultaties, die met alle landen worden gehouden, wordt ook steeds meer aandacht besteed
aan de stabiliteit en ontwikkeling van de financiële sector. Nederlandse ambassades zijn in de
OS-partnerlanden een actieve partner bij de opstelling van de Poverty Reduction Strategy
Papers (PRSP's). Macro-economische stabiliteit via versterking van financiële instituties
vormt meer en meer onderdeel van deze PRSP's. Van belang is de opname van relevante
indicatoren voor de financiële sector in de bijbehorende Performance Assessment
Frameworks.
Het Nederlandse beleid zal naast deze multilaterale beleidsdialoog in veel gevallen ook op
landenniveau een concrete bijdrage kunnen leveren aan institutionele ontwikkeling door
totstandbrenging en implementatie van goede wet- en regelgeving. Kredietverlening is onder
andere afhankelijk van de versterking van eigendomsrechten (vooral bevordering landrechten
en registratie via kadasters), een onafhankelijk functionerende rechterlijke macht, het
voorhanden hebben van arbitragemechanismen en adequate regels voor kapitaalmarkten. Het
opzetten van kredietregistratiebureaus in de financiële sector geldt als prioriteit, daar het tot
snelle verbetering van de kredietverlening kan leiden. De bevordering van wetgeving voor
innovatieve financiële diensten zoals leasing, factoring en vormen van elektronisch bankieren
voor betalingen en sparen (o.a. met gebruik van mobiele telefoons) heeft verder prioriteit
27 Het gaat om de landen Armenië, Bulgarije, Bosnië-Herzegovina, Cyprus, Georgië, Israel, Kroatië, Macedonië, Moldavië,
Montenegro, Oekraïne en Roemenië.
8
omdat het banken in staat stelt om op grotere schaal financiële diensten aan te bieden dan via
traditionele zekerheden zoals onderpand. Het gaat er vooral om banken in staat te stellen met
lage kosten een groter landelijk bereik te realiseren.
Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties en programma's worden vooral geleverd
via het Wereldbank Trust Fund Financial Sector Reform and Strengthening Initiative (FIRST)
en het Nederlandse partnerschapsprogramma met IFC (Netherlands-IFC Partnership
Programme-NIPP). Het gaat hierbij om institutionele versterking d.m.v. technische assistentie
aan publieke en semipublieke organisaties met als uiteindelijke doel grotere toegang tot
kredieten en andere financiële diensten te bewerkstelligen voor bedrijfsleven en particulieren.
De intentie bestaat dat Nederland ook een bijdrage zal leveren aan het in 2007 door de G-8
gestarte initiatief voor financiële sector ontwikkeling in Afrika, Making Finance Work for
Africa (MFW4A). Doel is de samenwerking tussen de voornaamste donoren in deze sector en
de Afrikaanse spelers te bevorderen conform de Parijse agenda. Het secretariaat is
ondergebracht bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en werkt nauw samen met het hiervoor
genoemde FIRST-initiatief.
Nederlandse ambassades en financiële sector ontwikkeling
In diverse landen steunt Nederland via ambassadeprogramma's institutionele ontwikkeling
in de financiële sector. Doorgaans gaat het om door de betrokken donoren en het
ontvangende land geharmoniseerde en gecoördineerde ondersteuning van de financiële
sector als onderdeel van een politieke dialoog n.a.v. het PRSP en het Financial Sector
Assessment Programme (FSAP). Er is hierbij vooral aandacht voor toegang van armen en
kleine bedrijven tot financiële diensten als onderdeel van de prioriteit voor groei en
verdeling. Zo is in Zambia is grotere toegang tot financiële diensten één van de indicatoren
voor het verlenen van begrotingssteun door de buitenlandse donoren. Op deze wijze heeft
de Zambiaanse overheid er baat bij om Zambiaanse banken te bewegen aan een grotere
klantenkring diensten te verlenen. De vraagkant bij kredietverstrekking komt ook aan bod in
deze dialoog met de regering: zo is in Zambia een waardebonnensysteem voor het MKB
ondersteund waarbij bedrijven toegang krijgen tot advies bij het opstellen van
kredietaanvragen en bedrijfsexpansie. Voor meer informatie zie de website van de
Nederlandse ambassade in Zambia: www.netherlandsembassy.org.zm/index.html.
FIRST
Het Financial Sector Reform and Strengthening Initiative (FIRST) heeft sinds 2002
wereldwijd meer dan 240 op de financiële sector gerichte technische assistentieprojecten
ondersteund. Aansprekende resultaten heeft FIRST geboekt bij het opzetten van
kredietregistraties in post-conflictlanden zoals Timor-Leste, Rwanda en Angola. Deze
bureaus dragen bij aan vertrouwen bij kredietverstrekkers door inzicht in betaalgedrag bij
kredietnemers. FIRST biedt ook assistentie bij wet- en regelgeving ter bestrijding van
illegale geldstromen en witwaspraktijken (anti money laundering en combatting the finance
of terrorim -AML/CFT) en de implementatie ervan in operationele richtlijnen voor banken.
In de tweede fase die in 2007 van start is gegaan is de ambitie resultaten te laten zien van
stabiele financiële systemen voor armoedevermindering en afnemen van de
inkomensongelijkheid. Het partnerschap met de Wereldbank, IMF en de IFC is een
belangrijke meerwaarde van FIRST dat katalyserend wil zijn voor verdere ontwikkeling van
de financiële sector. Nederland heeft voor de eerste fase EUR 6 mln bijgedragen en heeft
voor de periode 2007-2012 een bijdrage van EUR 5 mln gereserveerd. Voor meer
informatie zie de website www.firstinitiative.org
9
Fragiele staten
De komende jaren geldt speciale aandacht voor fragiele staten, landen die lijden onder
politieke instabiliteit en die te maken hebben gehad met ernstige gewapende conflicten. Bij
deze landen gaat het allereerst om snelle economische wederopbouw. Op korte termijn
moeten snel resultaten worden geboekt. Binnen de financiële sector gaat het dan vooral om
het herstel van betalingssystemen, maar ook om het garanderen van adequaat toezicht op
banken. De meeste banken zullen blijven zitten met een portfolio met een groot aandeel
oninbare leningen die moeten worden afgeschreven. De centrale bank zal een cruciale rol
moeten vervullen bij het toezicht op de sanering en consolidatie van het bankwezen in de
fragiele staten. Tenslotte zal in fragiele staten aandacht zijn voor wetgeving die het mogelijk
maakt microkredieten te verstrekken. Deze kredieten kunnen in de eerste fase van
wederopbouw nuttig zijn voor de ondersteuning van bijvoorbeeld ex-strijders, boeren en
vrouwen. Een goed voorbeeld van de aandacht van Nederland voor microfinanciering in een
fragiele staat is de bijdrage van EUR 6 mln in Burundi voor een onafhankelijke Trust gericht
op de opbouw van de financiële infrastructuur alsook op monitoring van
microfinancieringsinstellingen. Daarnaast is aan de Banque Nationale pour le Développement
Economique in Burundi financiering verstrekt voor krediet aan het midden- en kleinbedrijf.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Bij dit spoor voor institutionele ontwikkeling geldt uiteraard de aandacht van Nederland voor
milieu- en sociale standaarden van de banken zelf. Nederland vindt in dit kader de naleving
van de zogenaamde Evenaar-richtlijnen (Equator principles) belangrijk en zet zich via de
raden van bewind van de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken hiervoor in. Deze
richtlijnen28 zijn door de Wereldbank/IFC ontwikkeld voor de beheersing van de sociale en
milieu-aspecten die verbonden zijn aan de financiering van ontwikkelingsprojecten.
De Evenaar-richtlijnen zijn vrijwillige richtlijnen die worden toegepast voor alle
projectfinancieringen groter dan USD 10 mln. Ze gelden voor alle industriële bedrijfstakken,
28 Voor meer informatie over de beginselen en de aangesloten banken zie de website www.equator-principles.com
Post-conflictlanden en IFC
Nederland werkt samen met de IFC via het in 2001 gestarte Nederlandse
partnerschapsprogramma met de IFC (Netherlands-IFC Partnership Programme-
NIPP) voor private sectorontwikkeling in lage inkomenslanden. Speciale aandacht
verdient hier de in 2007 opgerichte faciliteit voor post-conflictlanden gelanceerd
waardoor de IFC daar meer projecten kan uitvoeren. Nederland zal vanaf 2008 via het
NIPP voor post-conflictlanden een jaarlijkse extra bijdrage van EUR 2 mln leveren
bovenop het reguliere budget van het partnerschapsprogramma van EUR 10,7 mln per
jaar. Hierdoor komt er ruimte voor technische assistentie in post-conflictlanden voor
herstel van betalingssystemen, technische assistentie voor lokale banken en
microfinanciering. De IFC heeft in Afrika kantoren geopend in Bangui, Freetown,
Kinshasa en Monrovia.
Het NIPP richt zich op private sector ontwikkeling als geheel. Naast de financiële
sector (access to finance) gelden de thema's wet- en regelgeving, milieu en
maatschappelijk verantwoord ondernemen, infrastructuur/ publiek private
partnerschappen en kennis- en vaardigheden. Meer informatie over de met
Nederlandse bijdragen bereikte resultaten is te vinden op de website
http://www.ifc.org/ifcext/about.nsf/Content/Donors.
10
dus ook voor gevoelige sectoren als de mijnbouw, olie en gas en bosbouw. De Nederlandse
Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) spreekt zijn klanten aan op
vervuilend gedrag of slechte arbeidsomstandigheden.29 Daar waar Nederland als financier van
regelingen in de financiële sector betrokken is, zullen de criteria voor maatschappelijk
verantwoord ondernemen worden verbreed en aangescherpt op basis van best practices.
Gender en financiële dienstverlening
Vrouwen hebben in de meeste ontwikkelingslanden grotere moeite bankrekeningen te openen
of krediet te krijgen dan mannen. Zo heeft in Tanzania 11% van de mannen toegang tot een
bank, tegenover 5% van de vrouwen.30 Dit heeft vaak te maken met ongelijke eigendoms- en
erfrechten waardoor het voor vrouwen lastiger is om op gelijke voet economische activiteiten
te ondernemen. Vrouwen profiteren wel goed van microkredieten en leaseconstructies
aangezien daar geen onderpand is vereist. Kredietverlening aan vrouwen is overigens voor
banken gemiddeld veiliger. Vrouwen zijn immers risicomijdender dan mannen en vertonen
een betere terugbetalingsdiscipline. Vrouwen besteden tenslotte vaker geld aan
gezondheidszorg en onderwijs voor zichzelf en het gezin dan aan consumptie. Om deze
redenen is het zinvol om bij technische assistentie aan banken aandacht te besteden aan
vrouwen als klantensegment en te bezien of het aanbod van financiële producten voldoende
op deze doelgroep is toegesneden. Discriminatie van vrouwen bij eigendoms- en familierecht,
verbetering van kredietinformatiesystemen en het vergroten van de toegang van vrouwen tot
financiële markten komen aan de orde in de beleidsdialoog met ontwikkelingslanden. Het
Doing Business rapport van de Wereldbank, dat op landenniveau rapporteert over regelgeving
rond ondernemerschap, zal hierover vanaf 2008 voor mannen en vrouwen onderscheiden data
opnemen.31 Met Noorwegen en Zwitserland behoort Nederland verder tot de belangrijkste
donoren van Women's World Banking.
Spoor 2: Vergroting van het aanbod van financiële diensten
Vergroting van het aanbod aan financiële diensten in de financiële sector in
ontwikkelingslanden ontstaat in de eerste plaats door de toename van het aantal actieve
banken. Hiervoor is geschetst hoe door privatisering van staatsbanken en het openstellen van
de markten voor internationale instellingen de concurrentie in de financiële sector in veel
landen is toegenomen. IFC, EIB en de regionale ontwikkelingsbanken (AsDB, AfDB, EBRD
en IDB) richten zich op de vergroting van de concurrentie in de financiële sector. Nederland
29 Voor meer informatie zie de website
www.fmo.nl/FMO/documents/ESG/FMO_ES_Sustainability_Policy_incl_Exclusion_List.pdf
30 Wereldbank/IFC, "Doing Business: Women in Africa", 2008
31 Zie de website www.doingbusiness.org/Gender/womenentrepreneurs.aspx
Women's World Banking
De leden van het Women's World Banking (WWB)-netwerk dragen bij aan 50
microfinancieringsinstellingen in 29 landen met het oog op kredietverlening aan
vrouwen. WWB ondersteunt met advies en training wereldwijd instellingen die het
economische verkeer toegankelijk maken voor vrouwen. Nederland ondersteunt de
WWB vanaf de oprichting in 1979. Triodos is lid van het netwerk. Meer informatie is te
vinden op de website www.swwb.org .
11
draagt als aandeelhouder in deze instellingen bij aan deze doelstelling. Deze internationale
financiële instellingen (IFI's) assisteren in dit verband ook binnenlandse en buitenlandse
banken in ontwikkelingslanden d.m.v. deelnemingen in het aandelenkapitaal of
beschikbaarstelling van kredietlijnen (met name voor het midden- en kleinbedrijf).
Buitenlandse banken zorgen doorgaans voor introductie van hogere financieel-technische,
maar ook milieugerelateerde en sociale standaarden met positieve uitstralingseffecten op alle
andere banken in hetzelfde land.
FMO is het Nederlandse loket op het gebied van private sectorfinanciering in
ontwikkelingslanden. Van de totale uitstaande portfolio is 58% gericht op de financiële
sector.32 FMO is binnen deze sector een grote speler zowel wat betreft deelname in financiële
instellingen alsook vergroting van het aanbod aan financiële diensten. FMO beschikt over een
netwerk van ongeveer 100 lokale banken waarmee in ontwikkelingslanden wordt
samengewerkt. Via de speciale programma's Capacity Development (CD, voor technische
assistentie) en het fonds voor hoge risicofinanciering MASSIF33 wordt geïnvesteerd in de
kennis en mogelijkheden van kleine lokale banken die kredietverlening aan het midden- en
kleinbedrijf en kleine ondernemers (micro-financiering) willen vergroten.
Additionaliteit van financiering als uitgangspunt
Een belangrijke voorwaarde voor kapitaalverschaffing en technische assistentie door de
ontwikkelingsbanken is dat deze additioneel aan private geldstromen moeten zijn en geen
substituut. Wat door de markt opgepakt kan worden, óók in segmenten als microfinanciering,
dient aan de markt overgelaten te worden. Donorinvesteringen moeten zich vooral richten op
moeilijke, risicovolle sectoren of regio's of op nieuwe en innovatieve producten voor lokale
financiële markten. Daarnaast gelden de uitgangspunten van het katalyseren van private
middelen (als aanvulling op door deze ontwikkelingsbanken geïnvesteerde middelen) en de
bijdrage aan sociale doelstellingen bijvoorbeeld ten aanzien van vrouwen of scholing.
Om deze redenen hecht Nederland aan een transparante werkwijze van deze instellingen en
aan toepassing van heldere criteria voor investeringen wat betreft ontwikkelingsrelevantie.
Eén van de terreinen waar Nederland zal toezien op de additionaliteit van IFI's is
microfinanciering. IFI's stellen zowel technische assistentie als kredietlijnen ter beschikking
aan microfinancieringsinstellingen en kunnen daarmee in sommige gevallen private
geldverschaffers verdringen bij hun potentiële investeringen in
microfinancieringsinstellingen.
Groter aanbod van microfinanciering
Nederland zal blijvend aandacht besteden aan microfinancieringsinstellingen ten behoeve van
de verbetering van toegang tot financiële diensten. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen
diverse typen instellingen: van kleinschalige coöperatieve NGO's tot aan instellingen met een
volledige bankvergunning waarbij naast microfinanciering ook andere bankdiensten worden
aangeboden. In Nederland hebben achttien organisaties actief op het gebied van
microfinanciering in ontwikkelingslanden zich verenigd in het Nederlands Platform
Microfinanciering (NPM). Naast het ministerie zijn NGO's, commerciële banken, FMO en
32 FMO jaar verslag 2007, www.FMO.nl
33 Meer informatie over de activiteiten van FMO in de financiële sector is te vinden op de website
http://www.fmo.nl/en/sectors/financialsector.php
12
sociale investeerders lid van het platform. Binnen het NPM wordt gesproken over best
practices voor de diverse segmenten en samenwerking tussen de partijen voor de gehele keten
van microfinanciering, d.w.z. van NGO tot commercieel opererende bank. Ook wordt in
NPM-verband de hiervoor genoemde additionaliteit van donorfinanciering in deze sector
nauwlettend gevolgd. NPM-leden realiseerden in 2006 EUR 29 mln aan schenkingen, EUR
390 mln aan leningen, EUR 92 mln aan investeringen en EUR 25 mln aan garanties.
Nederland draagt actief bij aan de ontwikkeling van microfinancieringinstellingen via het
reeds genoemde MASSIF-programma van FMO. Een voorbeeld van een activiteit op
microfinancieringsterrein is Terrafina, een verband van drie NPM-leden (ICCO, Oikokredit
en de Rabobank Foundation) gericht op rurale ontwikkeling in Afrika.34 Op wereldwijd
niveau hebben de donoren die actief zijn op het terrein van microfinanciering zich verenigd in
de Consultative Group to Assist the Poor (CGAP). CGAP biedt overzichten over activiteiten
en ontwikkelingen, doet onderzoek, ontwikkelt good practices, verzorgt trainingen en
functioneert als netwerk.
Een opvallende - en welkome - trend is overigens dat, gezien het succes van
microfinanciering, in toenemende mate commerciële banken, pensioenfondsen (waaronder
ABP en PGGM) en particuliere investeerders belangstelling krijgen voor microfinanciering.
Dit stelt multilaterale ontwikkelingsbanken en FMO in staat aandelen aan deze partijen te
verkopen en zich te richten op nieuwe markten waar zij meer toegevoegde waarde hebben. Op
deze wijze blijft de additionaliteit van deze door de overheid ondersteunde organisaties
gewaarborgd. Om particulieren in Nederland te interesseren voor beleggingen in
ontwikkelingslanden, en bij instellingen voor microfinanciering in het bijzonder, is de
regeling sociaal-ethische beleggingen in het leven geroepen, die een belastingvoordeel biedt
voor deze beleggingen. In 2007 investeerden particulieren EUR 70 mln in dit type
beleggingen. Het Holland Financial Centre kan daarbij ook een rol spelen.35
Midden- en kleinbedrijf en mesokrediet
Daarnaast schenkt Nederland veel aandacht aan toegang tot krediet voor het midden- en
kleinbedrijf. Het ontbreken van mogelijkheden voor het middensegment in leningen, de
zogenaamde mesofinanciering, is in veel ontwikkelingslanden een obstakel voor groei van
kleinere en middelgrote bedrijfsleven. Op dit terrein zal als onderdeel van de
Schoklandinitiatieven voor verscheidene landen een speciale mesofinancieringsfaciliteit
worden ingesteld. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal vanaf 2008 subsidie beschikbaar
stellen voor pilot-projecten van Nederlandse organisaties die samenwerken met financiële
instellingen in een drietal landen (Georgië, Mozambique en Vietnam). Hierbij kan gedacht
worden aan het opleiden van bankpersoneel, het investeren in computersystemen of
beschikbaarstelling van risicokapitaal.
Het ministerie van Economische Zaken stelt FMO in staat achtergestelde leningen te bieden
aan Nederlands midden- en kleinbedrijf voor investeringen in opkomende markten.36 Ook
biedt het ministerie van Economische Zaken de mogelijkheid aan Nederlandse banken borg te
staan voor handels- en investeringsactiviteiten buiten de EU.37
34 Voor meer informatie zie de website www.terrafina.nl
35 Voor meer informatie zie de website www.hollandfinancialcentre.com
36 Faciliteit Opkomende Markten, zie de website www.fmo.nl/en/products/ifom.php
37 zie de website www.senternovem.nl/bbmkb/financiele_steun/index.asp
13
Naast de aandacht voor het aanbod aan financiële diensten geldt ook de noodzaak om
bedrijven en particulieren in staat te stellen om hiervan gebruik te maken. In de bredere
Nederlandse inspanning voor private sectorontwikkeling vormen de kennis en vaardigheden
van het MKB ook een speerpunt.38 Zo is assistentie bij het opstellen van bedrijfsplannen van
direkt belang bij het aanvragen van krediet. De kennis bij veel particulieren over financiële
diensten is vaak nog beperkt aanwezig. Banken en andere dienstverleners hebben baat bij
campagnes voor financiële alfabetisering omdat potentiële klanten de aangeboden producten
dan beter op waarde kunnen schatten. Microfinancieringsinstellingen geven ook geregeld
voorlichting over spaar-, verzekerings- en kredietmogelijkheden.
Financiële dienstverlening in rurale gebieden
Gebrek aan krediet raakt vooral ook ondernemers in de rurale gebieden. Bijzondere prioriteit
heeft dan ook de verbetering van de financiële dienstverlening op het platteland.39 De
gebrekkige infrastructuur op het platteland betekent dat er vaak geen bankfilialen in de
onmiddellijke omgeving zijn te vinden. Juist in de rurale gebieden is toegang tot krediet en
bankdiensten een voorwaarde voor hogere productiviteit. Financiële dienstverlening heeft in
deze gebieden bij uitstek positieve gevolgen voor economische groei en armoedebestrijding.40
De hiervoor genoemde organisatie Terrafina is bijvoorbeeld om deze reden vooral in de rurale
gebieden actief.
Nederlandse banken spelen in rurale gebieden ontwikkelingslanden een positieve rol. Zo is de
Rabobank als aandeelhouder actief betrokken bij de verdere ontwikkeling van rurale banken
in China, Mozambique, Paraguay, Rwanda, Tanzania en Zambia. Een aansprekend voorbeeld
is de herstructurering van 50 kantoren van de Zambiaanse bank Zanaco waarvoor via de
Nederlandse ambassade in Zambia EUR 2 miljoen subsidie beschikbaar is gesteld voor
inhuren van technische assistentie en trainingen. Rabobank heeft 49% van het
aandelenkapitaal van Zanaco. In 2002 kocht ING het Vysya-netwerk, een Indiaas bedrijf met
een landelijk opererend netwerk voor bankdiensten en verzekeringen. Eén van de afdelingen
van de bank is de Agri and Social Banking Unit speciaal opgericht om leen- en
spaarproducten aan te bieden in rurale gebieden.
38 Het Nederlandse programma uitzending managers speelt hier een constructieve rol, zie de website www.pum.nl
39 Zie hiervoor ook de brief van 8 mei 2008 aan de Tweede Kamer inzake landbouw, rurale bedrijvigheid en
voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, TK 31 250, nr 14
40 Claessens, Feijen, 'Financial Sector Development and the Millenium Development Goals', 2006
Het Schokland akkoord en mesofinanciering
Met het 30 juni 2007 op Schokland getekende akkoord hebben de regering en diverse
Nederlandse banken, bedrijfsleven en NGO's zich bereid verklaard een additionele
inspanning te leveren om mesofinanciering verder te ontwikkelen. Er zijn
subsidiemogelijkheden voor bijvoorbeeld initiatieven en samenwerkingsverbanden
waarbij Nederlandse partijen betrokken zijn. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de
zogenaamde 'brede relatielanden' zoals die zijn benoemd in de brief 'Een zaak van
iedereen' waar de betrokken Nederlandse ministeries een gezamenlijke aanpak
bevorderen vanuit gedeelde lokale en Nederlandse belangen. In 2008 zal een
mesofinancieringspilot in rurale gebieden in Vietnam en enkele andere landen worden
gestart. Voor meer informatie over het Schokland-mesofinancieringsakkoord zie
www.hetakkoordvanschokland.nl/akkoorden/mesokrediet.
14
Geldovermakingen
Nederland besteedt tenslotte onder dit tweede spoor aandacht voor het bevorderen van
concurrentie en daarmee terugdringen van de kosten van geldovermakingen. De door het
ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde website www.geldnaarhuis.nl biedt
informatie voor een aantal relevante landen. Voor het overige is de rol van de overheid op dit
terrein beperkt: het zijn de financiële instellingen die vooral moeten inspelen op de
mogelijkheden binnen dit marktsegment.
Spoor 3: Verdieping van het aanbod van financiële diensten
Speciale aandacht zal binnen een derde spoor worden geschonken aan innovatieve
financierings- en risicomanagementinstrumenten. Deze instrumenten beogen nieuwe
klantensegmenten in de markt aan te boren. Het gaat hierbij om verdieping van het aanbod
door speciaal op armen en midden- en kleinbedrijf toegesneden producten te ontwikkelen.
Nederland zal de ontwikkeling van nicheproducten bevorderen zoals leasing, achtergestelde
en convertibele leningen, durfkapitaal, hypotheken, verzekeringen en garantiestelling.
Verzekeringen dienen als sociaal vangnet voor armen bij onvoorspelbare risico's als ziekte of
natuurrampen. De overheid heeft hier een belangrijke taak via het opzetten van een sociale
zekerheidsstelsel. Een aanvullend privaat systeem voor individueel risicomanagement in
financiële markten kan voorzien in een belangrijke behoefte juist daar waar de publieke sector
niet goed functioneert, zowel voor de arme bevolking als voor de groeiende middenklasse.
Het Commodity Risk Management programma van de Wereldbank is een van de door
Nederland ondersteunde innovatieve programma's. Dit programma ter afdekking van
marktrisico's heeft aan belang gewonnen in het licht van de stijgende prijzen voor voedsel en
kunstmest. Relevante partijen in ontwikkelingslanden worden daarbij gewezen op de in de
kapitaalmarkt aanwezige mogelijkheden om prijsrisico's van basisproducten via bijvoorbeeld
opties af te dekken. Nederland heeft EUR 1,4 mln aan dit programma bijgedragen.
FMO is voornemens via het hiervoor genoemde MASSIF-programma een aandeel te nemen
in een werelwijd fonds voor afdekking van risico's gerelateerd aan natuurrampen. De
haalbaarheid van dit ambitieuze Index Re programma voor verzekering en herverzekering
wordt op dit moment door de Wereldbank en IFC onderzocht.
Nederland heeft op dit terrein het voornemen om naast ziektekostenverzekeringen ook op
andere terreinen het gebruik van verzekeringen te ondersteunen. Op dit moment biedt het
Health Insurance Fund (HIF) op pilot-basis al ziektekostenverzekeringen aan in enkele
landen in Afrika waardoor meer mensen beschermd kunnen worden tegen financiële
tegenvallers in geval van ziekten. Commerciële verzekeringsbedrijven in Afrika worden
gestimuleerd om ziektekostenverzekeringen te ontwikkelen voor lage (informele)
inkomensgroepen, die tot nog toe geen ziektekostenverzekering konden nemen. Deze groepen
zullen een tijdelijke subsidie ontvangen op hun premiebetaling. Het ontwikkelen van
degelijke verzekeringssystemen draagt bij aan een duurzame infrastructuur van de
gezondheidszorg in Afrika. Parallel aan de versterking van de ondersteuning van de
verzekeringsbedrijven wordt gewerkt aan verbetering van de kwaliteit van de zorg en
uitbreiding van de capaciteit, omdat de beschikbaarheid van goede zorg immers
doorslaggevend is bij de bereidheid om een verzekering af te sluiten.
15
Een vierde programma op dit terrein is het Currency Exchange Fund (TCX) voor
financieringen in lokale valuta. De lokale kapitaalmarkt wordt hiermee verder ontwikkeld.
Bedrijven zijn zo niet meer afhankelijk van schommelingen in de wisselkoers aangezien ze
niet langer in buitenlandse valuta hoeven te lenen.
Tot slot: hoe meten we de resultaten?
Inspanningen in de financiële sector lenen zich goed voor geavanceerde resultaatmeting. Voor
de Nederlandse activiteiten in de financiële sector zal zo goed mogelijk in kaart worden
gebracht hoe veel mensen uiteindelijk baat hebben bij deze activiteiten en in welke mate, dat
wil zeggen de uiteindelijke impact van de projecten. De komende jaren zal systematischer
gebruik worden gemaakt van zoveel mogelijk gemeenschappelijke indicatoren voor
programma's om de resultaten in termen van armoedebestrijding beter in kaart te brengen. De
regering zal conform de bestaande afspraken over programma-evaluaties hier zo veel
mogelijk inzicht bieden.
De partnerorganisaties van Nederland in de financiële sector besteden ook steeds meer
aandacht aan resultaatmeting. Zo maakt FMO voorafgaand aan de definitieve goedkeuring
van een investering een inschatting van de ontwikkelingsrelevantie voor de economische,
milieu- en sociale dimensie. De Economic Development Impact Score (EDIS) van FMO is
bepalend voor het bereiken van de meerjarige doelstellingen van deze instelling. Op het
TCX - The Currency Exchange Fund
Een voorbeeld van een innovatief product is The Currency Exchange Fund (TCX). FMO
heeft het initiatief genomen voor de oprichting van dit fonds ter afdekking van lokale
valutarisico's in ontwikkelingslanden. TCX maakt lokale valuta transacties mogelijk door
middel van een gespreide portefeuille aan derivaten. TCX draagt bij aan het oplossen van
de zogenaamde currency mismatch (leningen in harde valuta, inkomsten in lokale valuta)
en de maturity mismatch (kort lenen, lang uitzetten). Op langere termijn helpt TCX lokale
kapitaalmarkten en de lokale private sector te ontwikkelen. Een achtergestelde lening van
de Nederlandse overheid ter waarde van EUR 50 miljoen heeft een sterk katalyserende
invloed gehad op de participatie van een groot aantal (regionale) ontwikkelingsbanken tot
een aandelenkapitaal van ruim USD 390 mln. Het TCX Fund N.V. is in Nederland
gevestigd. Dit initiatief is een concreet voorbeeld van wat diverse Nederlandse banken en
NGO's hebben afgesproken in het kader van het Schokland Akkoorden initiatief van 30
juni 2007. Meer informatie is te vinden op de website www.tcxfund.com.
Health Insurance Fund
Voor een gezonde economie zijn gezonde mensen noodzakelijk. Per jaar zijn er zo'n 100
miljoen mensen die ten gevolge van ziekte en ziektekosten terugvallen onder de armoedegrens.
Het Health Insurance Fund (HIF) van de Stichting HIF is baanbrekend. Dit project behoort tot
de akkoorden getekend op 30 juni 2007 te Schokland. Nigeria is het eerste land waar het HIF in
2007 van start is gegaan. Zo profiteren nu zo'n 30.000 marktvrouwen in Lagos en een rurale
gemeenschap in Kwara State van dit initiatief. Goede behandeling bij ziekte stelt mensen in
deze groepen in staat om productief te blijven ook ten gunste van de locale economie. HIV/Aids
maakt altijd deel uit van de verzekering. In totaal is een bedrag van EUR 100 mln gereserveerd
voor de activiteiten van het HIF in vier à vijf pilot-landen over een periode van 4-5 jaar. Meer
informatie is te vinden op de website www.hifund.org.
16
terrein van technische assistentie loopt IFC voorop bij de inschatting van de positieve effecten
van technische assistentie op bijvoorbeeld toegang van armen tot financiële diensten en het
creëren van banen als gevolg van betere kredietverstrekking. IFC houdt bijvoorbeeld bij het
ontwerp van de projecten al rekening met resultaat- en impactmeting door toepassing van
gemeenschappelijke indicatoren. Zo heeft IFC-assistentie voor de oprichting van
kredietbureaus in acht landen geleid tot 9,3 miljoen informatieverzoeken van banken hetgeen
geleid heeft tot kredietverlening van in totaal USD 4,7 miljard. Vanzelfsprekend is
toerekening van deze positieve effecten bij impactmeting lastig aangezien bijvoorbeeld niet
met zekerheid kan worden gesteld of nu juist het gebrek aan informatie over de
kredietwaardigheid van de klant doorslaggevend was voor de kredietverlening. Deze
toerekening is in algemene zin lastiger wanneer de technische assistentie betrekking heeft op
de wet- en regelgeving in de financiële sector en makkelijker wanneer het gaat om verbreding
van kredietverlening of inspanningen voor een grotere toegang tot financiële diensten.
Samenwerkingsverband NFX: leren van eerdere ervaring
Het Nederlandse samenwerkingsverband voor financiële sectorontwikkeling NFX
functioneerde van 2004 tot 2006. Het heeft geleid tot een zestal technische
assistentieprojecten op basis van initiatieven die gezamenlijk zijn ontwikkeld door
Nederlandse banken en de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en
Financiën. Na een evaluatie in 2006 is besloten deze samenwerking te beëindigen
vanwege de uiteenlopende verwachtingen tussen de overheid en de deelnemende
banken. De door de overheidspartijen beoogde kennisuitwisseling voor nieuwe kansen
voor banken in ontwikkelingslanden en opkomende markten kwam moeizaam van de
grond. De banken beoogden vooral een netwerk te creëren met de Nederlandse overheid
en hadden uit concurrentie-overwegingen minder oog voor het delen van projectideeën.
Door deze uiteenlopende visies leverde dit platform niet de beoogde meerwaarde.
17
Bijlage: financiële sector ontwikkeling in cijfers
Programma's/ voorziene uitgaven (x 1000 EUR) 2008 2009 2010
Spoor 1 institutionele ontwikkeling:
African Development Bank/trust fund 140 700 0
IFC/NIPP/ financiële sector 2.000 2.000 2.000
FIRST/ multidonor trustfund 1.000 1.000 1.000
Spoor 2 vergroting van het aanbod van financiële diensten:
FMO Capacity Development 10.500 7.900 12.000
FMO MASSIF 19.640 19.140 18.000
Mesofinanciering 0 1.000 1.000
UN Advisorsgroup 296 0 0
Women's World Banking 668 668 501
CGAP 814 370 370
INAFI Micro Finance 46 0 0
Nederlands Platform Microfinanciering 63 66 66
Spoor 3 verdieping van het aanbod van financiële diensten:
Commodity Risk Management 445 0 0
Stichting Sustainable Agriculture Guarantee Fund 300 300 300
TCX Currency Exchange Fund 12.500 12.500 12.500
Health Insurance Fund 10.397 16.100 18.591
Risicomanagement & pensioenverzekeringen 0 2.000 3.000
Totaal: 58.364 63.745 63.329
Uitgaven ambassadeprogramma's (x 1000 EUR) 2007 2008
Bolivia 1.515 1.822
Burkina Faso 248 39
Burundi 1.348 2.694
Colombia 814 241
Egypte 400 800
Indonesie 1.300 1.333
Mali 82 90
Macedonia 0 160
Mozambique 250 400
Nicaragua 77 441
Palestijnse Aut. 764 3.126
Rwanda 940 551
Suriname 0 400
Tanzania 607 949
Vietnam 93 345
Zambia 1.605 1.728
Totaal: 10.045 15.120
18
MFS-partners (x 1000 EUR) 2007
Uitgaven deelnemers MFS financiële sector (Cordaid, HIVOS,
ICCO, Oxfam Novib) 31.800
Uitstaande portfolio financiële sector
ontwikkelingsbanken41 (x 1.000.000 EUR) Bedrag Aandeel staat
FMO (FMO-A) (2007) 960 51,00%
EBRD (2007) 6700 2,50%
IFC (2006/2007) 4320 2,37%
IIC (2007) 453 1,54%
AsDB (2007) 733 1,00%
EIB/ACP-ontwikkelingslanden (2007) 890 4,40%
AfDB (1967-2007) 5072 1,80%
Wereldbank (IDA/IBRD 1990-2007) 29780 2,26/2,09%42
41 Het gaat om cumulatieve cijfers, de jaartallen tussen de haakjes geven het jaar van de verslaggeving aan.
42 Nederlands aandeel in IBRD is 2,26% en in IDA 2,09%
Ministerie van Buitenlandse Zaken