Universiteit van Tilburg

15 september 2008

Angst bij geimplanteerde defibrillator ongunstig voor hartpatient

Onderzoek en symposium over psychologische aspecten defibrillator

Mensen die levensbedreigende hartritmestoornissen hebben gehad en mensen met een verhoogd risico op deze stoornissen krijgen een defibrillator geïmplanteerd, een ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrillator). Dit apparaatje voorkomt de ritmestoornissen niet, maar kan ze wel stoppen door bijvoorbeeld een schok af te geven. Een deel van de patiënten is echter zo angstig, dat het hun welbevinden benvloedt en tot nieuwe hartritmestoornissen kan leiden, ontdekte de promovenda Krista van den Broek. Volgens haar moeten angstige ICD patiënten tijdig geidentificeerd en beter begeleid worden.

De ICD is een apparaat dat het hartritme controleert. Bij een levensbedreigende hartritmestoornis zorgt de defibrillator ervoor dat het hart met een schok weer wordt 'goedgezet'. Ondanks de medische voordelen van de ICD heeft de helft van de patienten echter een verhoogd angstniveau tijdens de implantatieperiode, zo blijkt uit het onderzoek van Krista van den Broek. Bij de helft daarvan is het angstniveau na een jaar nog steeds verhoogd. Vooral mensen met een zogenaamde Type D persoonlijkheid (een combinatie van negatieve gevoelens en sociale geremdheid) en mensen die gevoelig zijn voor angst, zijn daar vatbaar voor. Omdat angst verband houdt met het opnieuw optreden van hartritmestoornissen, vindt Van den Broek het van belang dat deze mensen tijdig opgemerkt worden.

De angst die patiënten ervaren beïnvloedt hun welbevinden. Ze maken zich zorgen over wat nog mogelijk is: 'In hoeverre kan ik nog sporten?'. Omdat hartritmestoornissen onvoorspelbaar zijn, vrezen patiënten een schok te krijgen in onhandige situaties, bijvoorbeeld in de auto. Bovendien kan een schok van de defibrillator ook behoorlijk pijnlijk zijn. Van den Broek vertelt dat sommige patienten de schok vergelijken met de trap van een paard in de rug. Patiënten vertonen ook vermijdingsgedrag en blijven misschien liever thuis uit angst dat er iets gebeurt.

Weinig onderzoeken richtten zich tot nog toe op de partners van patiënten. Uit het onderzoek van Van den Broek blijkt dat partners even veel angst kunnen ervaren als patiënten. Met name bij Type D patiënten is de partnerstatus van belang. Type D patienten hebben namelijk al een verhoogde kans op angst. Zonder partner wordt die kans nog groter en daarmee ook de kans op een nieuwe hartritmestoornis. Ook hier wijst Van den Broek op het belang van het tijdig screenen van deze mensen.

Voorafgaand aan de promotie van Krista van den Broek vindt op de Universiteit van Tilburg een symposium plaats onder de titel Psychological factors in implantable defibrillator treatment.

Krista van den Broek (1978) studeerde Klinische gezondheidspsychologie aan de Universiteit van Tilburg. In 2004 startte ze als onderzoeker bij het departement Medische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. Naast het onderzoek naar psychologische effecten van de implanteerbare defibrillator participeerde Van den Broek in onderzoek naar de herinnering van ouderschapsstijlen zoals ervaren tijdens de jeugd, en de invloed daarvan op het latere welzijn. Krista van den Broek blijft als onderzoeker verbonden aan onderzoeksinstituut CoRPS van de UvT.



Universiteit van Tilburg