* >De advocaat: superheld van de rechtsstaat?
Harm Brouwer spreekt op jaarcongres advocatenorde
De advocaat: superheld van de rechtsstaat?
Dames en heren,
Het is mij oprecht een groot genoegen vandaag hier in 's-Hertogenbosch
op uw jaarcongres te mogen spreken. Ik voel mij bevoorrecht en ervaar
het als één van die zeer spaarzame zegeningen, die je in dit ambt
krijgt, en dus ook moet tellen.
Ontspan uzelf ook! Het is geenszins mijn bedoeling uw beroep en uw
beroepsgroep op de hak te nemen. Ik zeg het maar bij voorbaat, in het
licht van de verwijten, die enkelen uwer onlangs publiekelijk over het
OM hebben uitgestrooid. Zo zouden wij een perfide organisatie zijn,
die je belazert waar je bijstaat, in een zaak waarin we wel tot
vervolging hadden besloten. En een stelletje lafaards in een zaak
waarin we niet tot vervolging hadden besloten. Ik ben vandaag niet
gekomen om met deze of gene appeltjes te schillen. Dat doe ik niet,
niet alleen uit overwegingen van fatsoen en omdat ik vind, dat je je
niet publiekelijk denigrerend over elkaar binnen de rechtspleging hebt
uit te laten, maar ook omdat het niet overeenstemt met het beeld, dat
ik in het algemeen van de advocatuur in Nederland heb. Ik kom daar
later graag nog op terug.
De titel van dit congres is `de advocaat: held van de rechtsstaat'.
Zonder vraagteken welteverstaan. Zoiets als `melk: de witte motor' of
`kip: een veelzijdig stukje vlees'. Die gekozen titel is uiteraard
prikkelend bedoeld, dat snap ik wel! Maar mijn primaire reactie is:
kan dat niet wat ambitieuzer? Held van de rechtsstaat? Slechts een
held, niets meer? Een held oftewel een `hero', is, zoals de Engelsen
het zeggen, `just another coward who ran in the wrong direction'. Een
held is dan iemand, die iets doms doet en daarbij onwaarschijnlijk
veel geluk heeft.
Waarom wil de advocaat in plaats van gewoon als held, zich niet meteen
als Superheld van de Rechtsstaat afficheren? Een superheld, of zoiets
als een super PG, dat is pas andere koek! Dan bevinden we ons in het
domein van Spiderman, Batman en Wonder Woman.
Superhero
U bent allen advocaat, dus u kent de rechtspraak als uw broekzak. Ik
hoef u dus eigenlijk niet te vertellen waar de officiële definitie van
het woord `superhero' te vinden is. Maar volledigheidshalve doe ik
het toch maar. Het was in een uitspraak van het New York Court of
Appeals uit 1954: National Periodical Publications v. Empire Comic.
Dit was een beslissing in een geschil over onder andere de vraag of de
term ` superhero' auteursrechtelijk beschermd kon zijn. In dat verband
gaven de New Yorkse rechters de volgende definitie van een superheld:
"a character of unprecedented physical prowess dedicated to acts of
derring-do in the public interest." Vertaald in het Brouweriaans is
dat ' iemand met ongekende fysieke bekwaamheden, die gedurfde dingen
doet ten behoeve van het algemeen belang'.
Even afgezien van het fysieke aspect, komt dat toch aardig in de buurt
van het beeld, dat in de media van de advocaat wordt neergezet; in
ieder geval van de strafrechtadvocaat. Ook overigens zijn er
duidelijke overeenkomsten van advocaten met superhelden. Een aantal
van de karakteristieken van superhelden, zie je bijna één op één bij
de advocatuur terug. Superhelden dragen bijzondere cape-achtige
kostuums en ze verplaatsen zich vaak met buitenissige vervoermiddelen,
zoals de batmobile. U kunt daar probleemloos uw toga en uw Porsches,
Jaguars en op maat gemaakte Vespa's tegenover stellen. Bovendien zijn
superhelden gebonden aan een sterke morele code en hebben ze een
krachtig ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. U hebt uw eed, uw
gedragsregels en uw tuchtrecht. En hoe dat bij u met dat
rechtvaardigheidsgevoel zit, dat hoef ik, denk ik, niet uit te leggen.
Er is echter één element uit de definitie van superheld, waar ik even
gemakshalve overheen gestapt ben, en dat is dat dienen van het
algemeen belang. In hoeverre reikt de taak van de advocaat op dit punt
verder dan, dat hij reeds het algemeen belang dient door het belang
van zijn cliënt goed en integer te behartigen? U bent allen bekend met
de discussies over de voorgestelde kernwaarden in art. 10a van de
Advocatenwet. De advocaat is onafhankelijk, partijdig, deskundig,
integer, discreet én houdt rekening met het algemeen belang van een
goede rechtsbedeling. Die laatste kernwaarde is natuurlijk het
twistpunt. In de concept-memorie van toelichting staat daarover: `Aan
alle kernwaarden kleeft een zeker publiek belang, waarmee de advocaat
rekening moet houden. Advocaten moeten zich goed rekenschap geven van
de maatschappelijke gevolgen, die met hun handelen en nalaten kunnen
samenhangen'.
De NOvA stelt zich in zijn reactie op het voorontwerp van wet op het
standpunt, dat de verwezenlijking van die kernwaarde niet een
verantwoordelijkheid is van de individuele advocaat, maar van de
algemene raad en van de raden van toezicht.
Als dat zo is, dan komt uw status van superheld natuurlijk wel in het
gedrang. Wat is nou een superheld, als hij of zij niet voor het
algemeen belang strijdt?
Wat daar ook van zij, ik zou die discussie over de vraag in hoeverre
de zorg voor het algemeen belang van een goede rechtsbedeling ook de
zorg van de individuele advocaat is, als rode draad voor deze
inleiding willen gebruiken.
In dat verband wil ik het over drie onderwerpen hebben:
* De medialisering van het strafrecht;
* De behoefte aan zelfreflectie binnen de advocatuur;
* En last, but definitely not least: de bescherming van het
verschoningsrecht.
Gemedialiseerde samenleving
Voordat ik dat doe, wil ik eerst het beeld schetsen, dat ik zelf van
de advocatuur heb. Dan grijp ik vooral terug op mijn ervaring als
rechter en raadsheer en in het bijzonder op mijn vijf jaar als kort
gedingrechter in mijn hoedanigheid van president van de rechtbank
Utrecht. Dat beeld is zeker niet negatief. Ik heb in het algemeen
redelijke tot goede tot zeer goede advocaten aan het werk gezien met
een hoge mate van engagement. En dat geldt voor vrijwel alle
rechtsterreinen. De juridische kwaliteit is in het algemeen op orde.
Ik denk, dat dit in belangrijke mate terug te voeren is op de wijze,
waarop wij in Nederland onze advocaten opleiden, ook in termen van
education permanente, met het puntensysteem en wat dies meer zij.
Daarbij wil ik onderstrepen, dat die kwaliteit zich heeft kunnen
ontwikkelen, ondanks de commercialisering van de advocatuur. De
onheilsprofeten van weleer, die een verschraling van de advocatuur en
een verlies aan integriteit en aan juridisch denkvermogen voorspelden,
hebben, denk ik geen gelijk gekregen.
Een ontwikkeling die ik alleen maar toejuich. Juist daar waar de
maatschappelijke belangen van de handhaving zo hoog zijn, heeft het OM
immers een kwalitatief goede advocatuur nodig als contragewicht.
Dat wat mijn eigen - deels door de praktijk bepaalde - beeld van de
advocatuur betreft.
Waar ik met enige verwondering steeds naar kijk, is de wijze waarop de
advocatuur - en dan vooral sommigen binnen de strafrechtadvocatuur -
bezit van een deel van de media hebben weten te nemen.
Onze samenleving is in korte tijd sterk gemedialiseerd. Door de
ICT-revolutie zijn de mogelijkheden om nieuws te maken en het
vervolgens te verspreiden exponentieel toegenomen. Het vaste
nieuwsritme van de ochtendkrant en het avondjournaal is hopeloos
verouderd. Nieuws is nu altijd en overal beschikbaar: op zondag, op
vakantie in Thailand, op de laptop in de trein. Men moet tegenwoordig
buitengewoon veel moeite doen om niet mee te krijgen wat er in de
wereld gebeurt. Ondertussen is de nieuwsvoorziening ook
gehorizontaliseerd. De gevestigde media hebben meer aandacht voor de
reactie van de man op de straat en diezelfde man op straat kan via
zijn eigen weblog en via YouTube-filmpjes zelf nieuws leveren.
Vroeger waren de Media nog een onduidelijke entiteit, die je van alles
de schuld kon geven, zoiets als het weer, maar tegenwoordig zijn wij
allemaal onderdeel van de media: Media"R"Us.
Juist het strafrecht is buitengewoon geschikt voor die vluchtige,
laagdrempelige, moderne media. Strafrecht bevat veel drama en
herkenbare emoties, iedereen voelt er wel iets bij. In het strafrecht
zijn er, zoals bij een soap opera, steeds nieuwe ontwikkelingen en,
net als bij een sportevenement, kent het strafrecht - althans in de
publieke beleving - winnaars en verliezers.
Om op die wijze als brandstof voor de media te kunnen fungeren, moet
het strafrecht natuurlijk wel op maat worden gesneden. Minder nuance,
meer emotie en een veel hogere doorloopsnelheid. Zo is er in de media
een product ontstaan, dat niet veel meer met de daadwerkelijke
rechtspleging te maken heeft, maar dat des te gretiger aftrek vindt.
Een aantal strafrechtadvocaten heeft handig en ogenschijnlijk in het
belang van hun cliënten op deze medialisering ingespeeld. Het lijkt
inmiddels onvoorstelbaar, maar nog niet zo heel lang geleden was het
hoogst ongebruikelijk, dat een advocaat aan de vooravond van de
behandeling van de strafzaak tegen zijn cliënt, in een praatprogramma
ging zitten. Een dergelijke mediale pro-formazitting (of moet ik het
een pro- dramazitting noemen?) is tegenwoordig tamelijk gemeengoed
geworden.
De strafrechtadvocatuur heeft dus handig op de inherente zwakheden van
de moderne media ingespeeld en heeft aldus een permanent podium voor
zich gecreërd. Vanuit een strategisch perspectief bezien, is dat knap
gedaan.
Het OM heeft met deze ontwikkeling in de relatie media en
(strafrecht)advocatuur niet kunnen maar ook niet willen, concurreren.
Het OM is nu eenmaal gegeven zijn positie beperkt in de aard van de
informatie, die het met de media wil delen, evenzeer als dat geldt
voor de wijze waarop.
De vraag rijst wel hoe deze strafrechtadvocaten vervolgens gebruik
maken van het door henzelf gecreëerde podium. Meestal heb ik daar niet
zoveel moeite mee. Een advocaat moet nu eenmaal primair partijdig zijn
en - binnen de grenzen van het recht en de codes van de eigen
beroepsgroep - alles doen wat zijn cliënt kan helpen. Niet voor de
eerste maal haal ik met instemming een uitspraak van uw eigen
landelijk Deken in NRC-Handelsblad aan: `een advocaat die de grenzen
niet opzoekt, die is eigenlijk verwijtbaar bezig'.
Maar toch, soms vraag ik mij af of sommige strafrechtadvocaten in hun
kennelijke ijver de belangen van hun cliënten te behartigen niet de
sloopkogel vervaarlijk laten slingeren in de richting van een goede
rechtspleging en het publieke vertrouwen daarin; lees de
lezerscommentaren in de kranten en op de websites!
Ik sta mij hier niet te beklagen over wat het Openbaar Ministerie
allemaal wordt aangedaan. Gegeven zijn positie bij de rechtshandhaving
moet het OM tegen stootjes en stoten kunnen. Bovendien dienen ook wij
ons werk kwalitatief goed te doen. En schieten wij daarin te kort dan
is kritiek en zware kritiek op zijn plaats. Maar, is wat in termen van
mediabeeld slecht is voor het OM, dus goed voor de advocatuur? Ik
betwijfel dat ten zeerste.
De strafrechtadvocatuur dicht zich veel ruimte toe bij het optreden in
het media en in het algemeen heb ik daar niet zoveel moeite mee. Maar
soms vraag ik mij echter in gemoede af wat voor zin het heeft om het
OM rücksichtslos af te fakkelen. Is dat echt in het belang van de
goede rechtsbedeling? OM en advocatuur zijn dan wel geen bondgenoten,
maar we zijn wel belendende percelen. Als we vuilnis in elkaars
voortuin storten, moeten we niet verbaasd zijn, wanneer het over de
heg terugdwarrelt.
Kanttekening
Dat brengt mij bij een andere kanttekening. De kwaliteit van het OM
wordt in niet onbelangrijke mate bepaald door de kwaliteit van de
strafrechtadvocatuur. Wij doen ons best en dat op een integere wijze,
maar het recht en de waarheidsvinding zijn er uiteraard zeer mee
geholpen, wanneer een advocaat kritisch meekijkt. Veel van de
verbeteringen in wetgeving en procedures waar het gaat om de
bescherming van de belangen van verdachten en de kwaliteit van de
waarheidsvinding, zijn nu eenmaal mede op de rails gezet, dankzij het
werk van vasthoudende advocaten. Begrijpelijkerwijs werd dan ook in de
nasleep rond de Schiedammer Parkmoord door advocaten opgemerkt, dat de
echte tegenspraak voor het OM van hen moet komen. Inderdaad, wij
hebben naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord in het kader van
ons Versterkingsprogramma Opsporing en Vervolging veel belangrijke
maatregelen getroffen, maar om de druk op de ketel te blijven houden
is het belangrijk, dat de advocatuur ons zeer kritisch blijft volgen.
Vanuit dat perspectief vind ik het opmerkelijk, dat de advocatuur -
voor zover ik weet - zelf geen consequenties heeft verbonden aan de
Schiedamse zaak en aan andere (al dan niet vermeende) misslagen.
Natuurlijk, een justitiële dwaling is primair ons probleem. Vandaar
dat wij samen met de politie en het NFI aan het werk zijn gegaan om
onze werkwijze fundamenteel te verbeteren.
Maar kan de advocatuur met de hand op het hart zeggen, dat aan die
kant van de streep alles goed is gegaan? Zijn de bewuste verdachten
optimaal verdedigd? Was de kennis van de forensische opsporing
adequaat? Waren de cassatiemiddelen en herzieningsverzoeken van het
niveau, dat je ervan mocht verwachten?
Eerlijk gezegd verwondert het mij, dat een beroepsgroep die zó met de
kwaliteit van het eigen werk bezig is, op dit punt geen actie
onderneemt. Waarom is er van uw kant geen evaluatie gekomen van
Schiedam of van Lucia de B.? Is het vanuit uw taak in deze zaken, echt
allemaal zo goed gelopen als het geroffel op de borst en uw verwijten
aan OM en rechtspraak in de media, doen geloven?
Ik begrijp heel goed dat het niet de taak van de Orde is om het werk
van advocaten publiekelijk te fileren, evenmin als het de taak van het
OM is de kwaliteit van het werk van de advocaat te evalueren.
Maar is het voor u echt niet mogelijk om een meer discrete evaluatie
op te zetten, bijvoorbeeld door oud-advocaten of door wetenschappers?
Niet om het OM en de rechtspraak van hun primaire
verantwoordelijkheden te ontheffen, niet om advocaten achteraf ter
verantwoording te roepen of aan de publieke schandpaal te nagelen,
maar wel om van te leren ten behoeve van een goede rechtsbedeling als
onderdeel van het algemeen belang.
Geheimhoudersgesprekken
Ik zei, dat het OM belang heeft bij een scherpe advocatuur; net zozeer
hebben wij - en de rechtsstaat als geheel - belang bij een
(strafrecht)advocatuur, die zich bereid toont het eigen functioneren
in de echt belangrijke zaken nog eens tegen het licht te houden.
De NOvA claimt namens de advocatuur de zorg te hebben voor het
algemeen belang van een goede rechtsbedeling. De evaluatie van het
optreden van advocaten in zaken, waarin de verdachte ten onrechte is
veroordeeld, lijkt mij een geschikt project, waarmee de Orde die zorg
voor het belang van een goede rechtsbedeling onder meer gestalte kan
geven.
Die goede rechtsbedeling is echter niet alleen de zorg van de Orde
alleen. Het is ook aan de overheid om te waarborgen, dat advocaten hun
werk naar behoren kunnen doen. Een terrein waar die overheid - en het
OM in het bijzonder - de nodige steken heeft laten vallen, is het
beschermen van het verschoningsrecht bij afgetapte telefoongesprekken
tussen verdachten en hun advocaten. Dat verschoningsrecht, staat voor
het maatschappelijk belang, dat ieder zich vrijelijk en zonder vrees
van openbaarmaking van het toevertrouwde voor bijstand en advies tot
een advocaat kan wenden.
U kent allemaal de voorgeschiedenis. Bij de invoering van de wet
Bijzondere Opsporingsbevoegdheden heeft de wetgever nadrukkelijk de
mogelijkheid opengehouden, dat telefoongesprekken worden opgenomen,
waaraan een geheimhouder deelneemt. Wanneer de gesprekken onder het
verschoningsrecht blijken te vallen, moeten ze worden vernietigd.
Wanneer dat niet het geval is, kunnen de processen-verbaal van de
gesprekken aan het dossier worden toegevoegd, mits de
rechter-commissaris daar toestemming voor geeft.
Om de vernietigingsplicht handen en voeten te geven zijn een Besluit
en een Instructie ingevoerd. De naleving van die vernietigingsplicht
bleek in de praktijk geen sinecure te zijn. In een aantal zaken doken
geheimhoudersgesprekken op die vernietigd hadden moeten zijn. Het
dieptepunt was de niet- ontvankelijkverklaring van het OM eind vorig
jaar in de strafzaak tegen tweeëntwintig leden van de Hells Angels
vanwege `ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken op de
regelgeving welke het verschoningsrecht moet waarborgen ' (aldus de
rechtbank Amsterdam).
Die beslissing was reden voor het OM om grondig te onderzoeken, waarom
het in die zaak mis was gegaan en daar consequenties aan te verbinden
voor onze werkwijze en die van de politie. Tot dan toe was de leidende
gedachte: hoe waarborgen wij, dat binnen ons bestaande systeem het
verschoningsrecht optimaal beschermd wordt. Maar tijdens die evaluatie
doken in andere zaken echter weer nieuwe gevallen op, waarin
geheimhoudersgesprekken ten onrechte niet vernietigd waren. Ook nu
iedereen wakker was geschrokken door de zaak tegen de Hells Angels,
ging het nog steeds niet goed. Dat roept de vraag op of het huidige
systeem van vernietiging achteraf wel voldoende waarborgen kán bieden.
Die vraag is des te pregnanter geworden nu de civiele rechtbank Den
Haag twee weken geleden in een vonnis heeft bepaald, dat de staat
onrechtmatig handelt jegens de Nederlandse Vereniging van
Strafrechtadvocaten, wanneer bij een onderzoek betrokken
politieambtenaren en officieren van justitie kennis nemen van een
gesprek waaraan een zelf niet verdachte advocaat heeft deelgenomen.
Over die uitspraak is overigens veel te zeggen en dat moet ook
gebeuren, maar niet op deze plek.
Nummerherkenning
Ik stel vast, dat het huidige systeem van vernietiging achteraf in de
praktijk onvoldoende garanties kan bieden, dat het verschoningsrecht
te allen tijde beschermd wordt. De procedure gaat over te veel
schijven, is te complex en de verdeling van de verantwoordelijkheden
is te diffuus. Zo kan ik niet garanderen, dat het niet nog eens
ernstig misgaat. Wat ik overigens ook vaststel - en dat wil ik graag
benadrukken - is, dat het hier niet om een integriteitprobleem gaat.
Er is geen sprake van boos opzet van de kant van het OM en politie.
Van slordigheid, van miscommunicatie en van overwerktheid ja, maar er
is geen sprake van enige kwade intentie om onzorgvuldig met
geheimhoudersgesprekken om te springen.
Het College van PG's is er thans dan ook voorstander van en heeft het
voornemen de Minister van Justitie daartoe te adviseren, dat een
systeem van nummerherkenning wordt ingevoerd. Dat betekent, dat de tap
automatisch stop wordt gezet, wanneer contact ontstaat tussen een
verdachte en een als zodanig aan ons bekend telefoonnummer van een
advocaat. Dat impliceert, dat er automatisch voor wordt gezorgd, dat
er geen opnames worden gemaakt van geheimhoudersgesprekken. Menselijke
fouten worden aldus uitgesloten.
Nu zult u wellicht denken: `waarom ben je daar niet veel eerder mee
gekomen?'
Dat is allereerst, omdat wij lang hebben gedacht voldoende
zorgvuldigheid binnen het huidige systeem, binnen het stelsel zoals de
wetgever dat voor ogen heeft gehad, te kunnen bieden. Maar ook, omdat
de invoering van nummerherkenning geen ei van Columbus is. Er zijn ook
nadelen aan verbonden.
Ik doel dan niet op de financiële en praktische consequenties. De
tapkamers van de politie moeten geschikt gemaakt worden voor het
automatisch uitschakelen van de tap, wanneer een advocaat over de lijn
komt. Dat is ongetwijfeld kostbaar en gecompliceerd, maar daar komen
we uit, zolang de wil aanwezig is, en die is er.
Lastiger wordt het, wanneer een advocaat gebruik maakt van niet
aangemelde nummers en hij via zijn cliënt dus toch over de tap kan
komen. Ik neem aan, dat de advocatuur beseft, hoe belangrijk het is,
dat de tapkamers steeds over de actuele nummers van advocaten
beschikken en voorts dat advocaten ervan doordrongen zijn, dat zij een
risico nemen, wanneer zij via niet-herkenbare lijnen voor hun cliënten
bereikbaar zijn. U hoort het, de invoering en werking van een systeem
van nummerherkenning ter waarborging van het verschoningsrecht, is een
verantwoordelijkheid van advocatuur, politie en OM gezamenlijk.
Dat geldt helemaal voor het volgende probleem. Hier betreft het de
keerzijde van de invoering van nummerherkenning. Wat doen wij met de
advocaat, die bewust cliënten van deze telefoonlijnen gebruik laat
maken. Jammer genoeg is dat geen perverse fantasie van het OM. Wij
komen in onderzoeken tegen, dat verdachten de telefoon van hun
advocaat mogen lenen. Gelukkig slechts heel af en toe, maar het komt
voor en dan gaat het niet alleen maar om onschuldige gesprekken. Deze
mogelijkheid is voor ons een probleem, maar even goed voor u.
Ik ben dan ook benieuwd met welke oplossingen de NOvA komt om
oneigenlijk gebruik van geheimhoudertelefoons aan banden te leggen. In
ieder geval hebben in randvoorwaardelijke zin zowel het OM als de Orde
er belang bij, dat een in te voeren systeem van nummerherkenning zo
vlekkeloos mogelijk functioneert. Mijn overtuiging is, dat we daar -
in samenspraak met andere betrokkenen, zoals de NVSA, de politie en
het ministerie van Justitie - goed uit gaan komen.
Morele professionaliteit
Dan kom ik tot slot nog even terug bij mijn aanvankelijk opgeworpen
vraag: is de advocatuur de superheld van de rechtsstaat? Mijn antwoord
daarop is: 'ik hoop het niet'. Als ik een verdachte ben of partij in
een geding, heb ik geen behoefte aan iemand die zich op mijn kosten de
rol van superheld aanmeet of een media-status nastreeft. Wat ik wél
zou willen is een advocaat die partijdig, vakbekwaam, alert en integer
zijn of haar werk doet. In het laatste jaarverslag van de Orde kom ik
een paar keer, het helaas niet verder uitgewerkte, begrip `morele
professionaliteit' tegen, als onderdeel van de vakbekwaamheid van de
advocatuur. Zo iemand zou ik wel als raadsman willen, iemand die
morele professionaliteit aan de dag legt. Dat lijkt mij stukken beter
dan een juridisch adviseur, die heldendom nastreeft.
Dank u wel!
Openbaar Ministerie