De Nederlandse Bank


Speech directeur Kellermann 'Een goede voorbereiding is (meer dan) het halve werk'

Speech

Datum 18 september 2008
Tijd 15:00 uur
Lokatie DNB pensioenmiddag, Apeldoorn
Spreker Mr. A.J. Kellermann, directeur van de Nederlandsche Bank

Tijdens de vorige pensioenmiddag stond Arnold Schilder hier, die de toen ernstig zieke Dirk Witteveen verving. Dirk is uiteindelijk op diezelfde dag, 13 september 2007 overleden. Dirk heeft zich met hart en ziel ingezet om het toezicht op pensioenfondsen te moderniseren.

In de 'September-brief' uit 2002 gaf hij duidelijk aan langs welke lijnen deze modernisering plaats moest vinden. Een kostendekkende premie, transparantie over de aard van het indexatiebeleid en de noodzaak om buffers af te stemmen op het risicoprofiel van het pensioenfonds stonden hierin centraal. Ik sta hier voor het eerst, maar ik ben vastberaden om op de door Dirk ingeslagen weg voort te gaan.

Pensioenfondsen moeten ambitieuze doelstellingen waar maken. Ongeveer 90% van de actieve deelnemers aan een pensioenfonds heeft een pensioenregeling met voorwaardelijke indexatie op basis van een vooraf gedefinieerde maatstaf. Dit zijn mooie cijfers, want voor koopkrachtbehoud is indexatie noodzakelijk. Pensioenfondsen krijgen bij de realisatie van deze ambities te maken met voor hen onbeïnvloedbare factoren, zoals inflatie, rente, beleggingsresultaten of langlevenrisico. Een goede voorbereiding op mogelijk toekomstige situaties is dan ook nodig om de ambities te kunnen realiseren. Ik wil het met u hebben over die onbeïnvloedbare factoren, de manier waarop u zich daarop kunt voorbereiden en de eisen die de wetgever aan een goede voorbereiding stelt.

Dirk was een fanatieke wielrenner. Ik wil het belang van een goede voorbereiding dan ook illustreren met een voorbeeld uit de wielersport. Vorige maand vonden de Olympische Spelen plaats. Wielrenster Marianne Vos, als nummer 1 van de wereldranglijst topfavoriet, had zich tot doel gesteld de olympische wegrace te winnen. Zij had zich maanden voorbereid op de extreem hoge temperaturen waarin de Olympische wegrace zou plaatsvinden. Ze ging op trainingsstage in El Salvador en was weken op pad in Spanje en Italië. Marianne Vos liet niets aan het toeval over om in Peking optimaal te presteren. Maar op zondag 10 augustus, de dag van de Olympische wegrace, regende het in Peking en was het slechts achttien graden. Marianne Vos ging dan ook verkleumd ten onder en vond zichzelf vol ongeloof terug op de zesde plaats. De les die we hieruit kunnen leren is helder. Om te willen winnen is een ambitieuze doelstelling nodig, om te kunnen winnen een goede voorbereiding. Het resultaat hangt echter ook af van onbeïnvloedbare factoren, zoals in dit geval het weer.

Ook pensioenfondsen hebben te maken met factoren die zij niet kunnen beïnvloeden. Zo is de inflatie in Nederland de afgelopen maanden behoorlijk opgelopen. Bedroeg deze in juni vorig jaar nog 1,4%, inmiddels is deze opgelopen tot 3,0% in augustus (noot 1). Als indexatie onvoorwaardelijk is, leidt hogere inflatie tot hogere uitkeringen. Als indexatie voorwaardelijk is - zoals in de meeste pensioenregelingen - leidt hogere inflatie niet meteen tot hogere uitkeringen, aangezien dan alleen wordt geïndexeerd voorzover de financiële positie van het pensioenfonds toereikend is. Die financiële positie is echter geraakt door de kredietcrisis. Hoewel pensioenfondsen maar weinig directe uitzettingen hebben op subprime gerelateerde activa, zijn zij wel geraakt door de mutaties in aandelenkoersen en rentes. De AEX-index is gedaald van 550 punten medio juni 2007 tot rond de 375 punten nu. De 15-jaars-rente heeft in diezelfde periode geschommeld tussen 4,6 en 5,1%. Dit heeft geleid tot fluctuaties in de dekkingsgraden van pensioenfondsen. In juni 2007 bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad ruim 150%, terwijl deze zich momenteel beweegt in de range 125 tot 130%.

Sommigen trekken de conclusie dat de volatiliteit in dekkingsgraden het gevolg is van marktwaardering en pleiten ervoor de verplichtingen niet langer op marktwaarde te baseren. De kritiek komt er in de kern op neer dat marktwaardering van de verplichtingen de dekkingsgraad afhankelijk maakt van dagelijkse mutaties in de kapitaalmarktrente, waarbij men vreest dat de dagelijks fluctuerende dekkingsgraad het pensioenfondsbeleid gaat dicteren. Zowel de analyse als het pleidooi verdienen mijns inziens geen navolging. We moeten de registratie van de werkelijke financiële positie van een fonds, op basis van marktwaardering, goed onderscheiden van de beleidsreactie die daarop moet volgen. Marktwaardering van zowel de beleggingen als de verplichtingen biedt een goed zicht op de werkelijke financiële positie van het fonds en biedt daarmee een goede basis voor de beleidsbeslissingen van het pensioenfonds. Gegeven de marktwaardering is de volatiliteit van de dekkingsgraad het gevolg van het niet volledig afdekken van risico's (mismatch). Naarmate de mismatch groter is, vertoont de dekkingsgraad een grotere volatiliteit. Pensioenfondsen die de omvang van het mismatch-risico beperken, hebben een relatief stabiele dekkingsgraad.

Met mismatch-risico is op zichzelf bezien niets mis. Het accepteren van fluctuaties in de dekkingsgraad is vaak een bewuste keuze van een pensioenfonds, die helpt om het rendement te behalen dat nodig is om de indexatie te realiseren. Een pensioenfonds moet dan wél kunnen laten zien dat zij deze risico's kan beheersen. Dit betekent dat het fonds moet beschikken over een recente actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) met daarin vastgelegd een goed doordachte financiële opzet. In deze actuele nota geeft het pensioenfonds aan hoe het de relevante risico's wil beheersen. Het fonds omschrijft hierin bij voorkeur ook de maatregelen die het wil nemen bij teruglopende dekkingsgraden. Met een continuïteitsanalyse kan vervolgens worden getoetst hoe de financiële positie van het fonds zich in verschillende toekomstscenario's ontwikkelt en of de in de ABTN beschreven sturingsinstrumenten voldoende effect hebben. Wat doet bijvoorbeeld een hogere inflatie met de financiële positie? En wat kan het fonds in zo'n situatie doen? In hoeverre helpt bijvoorbeeld een premieverhoging bij het op peil houden van de financiële positie van het fonds? Op dit soort vragen geeft een continuïteitsanalyse antwoorden. Een dergelijke analyse creëert een goed beeld van de risicobeheersing van het pensioenfonds. Helaas komen wij in de praktijk nog vaak verouderde ABTN's tegen. Soms ontbreken zelfs elementaire zaken als een verklaring van de beleggingsbeginselen of een onderbouwing van de hoogte van de kostendekkende premie. Dit zijn ernstige gebreken. Wij verwachten op dit punt een substantiële verbetering, zodat een fonds kan laten zien dat het de relevante risico´s beheerst.

Pensioenbeleid is wat dat betreft een kwestie van vooruitzien. Goed beleid voorkomt een situatie waarin snelle premie- of indexatieaanpassingen moeten plaatsvinden. Bij een dergelijk beleid past een kostendekkende premie en een indexatiebeleid gericht op indexatie conform de gestelde ambitie. Bij zo'n beleid, dat geheel binnen de invloedssfeer van pensioenfondsen ligt, past het ook om in goede tijden een vermogenspositie op te bouwen die boven de wettelijke eisen ligt. Een goed lange termijnbeleid reserveert meevallers in goede tijden voor het opvangen van tegenvallers in slechte tijden.

Een goede voorbereiding op de toekomst is bovendien niet vrijblijvend. De wetgever heeft met de consistentie-eis gedefinieerd wat zij onder een goede voorbereiding verstaat. De wetgever eist van pensioenfondsen dat de realisatie consistent is met de gewekte verwachtingen omtrent het indexatiestreven. DNB ziet er daarom op toe dat de door het fonds gekozen financiering in voldoende mate uitzicht biedt op realisatie van de gewekte verwachtingen over voorwaardelijke toeslagverlening. Drie begrippen staan hierbij centraal. Allereerst de gewekte verwachtingen. Deze komen overeen met de toeslagambitie van het fonds. De AFM ziet toe op de informatieverschaffing over de toeslagambitie. Om deze ambitie te realiseren is adequate financiering nodig. Hieronder verstaan we zaken als de nagestreefde vermogenspositie, de inzetbare sturingsinstrumenten en de hoogte van de parameters. Al deze variabelen zijn vastgelegd in de ABTN. Tot slot de realisatie van voorwaardelijke toeslagen. Hieronder verstaan we de toegekende indexatie in de voorgaande drie jaar. Een fonds voldoet aan de consistentie-eis als het met een continuïteitsanalyse kan aantonen dat de gekozen financiering in voldoende mate uitzicht biedt op realisatie van de gewekte verwachtingen.

Het kan natuurlijk gebeuren dat een fonds er ondanks een goede voorbereiding niet altijd in slaagt om de indexatieambitie volledig te realiseren. Dit is geen ramp. In voorwaardelijk geïndexeerde pensioenregelingen is immers op voorhand duidelijk dat indexatie achterwege kan worden gelaten om financiële schokken op te vangen. We moeten er echter wél alles aan doen om ervoor te zorgen dat de gewekte verwachtingen kunnen worden gerealiseerd. Als de realisatie achterblijft bij de ambitie, moet het pensioenfonds nog eens kritisch kijken naar de financiële opzet. En als het pensioenfonds dat niet doet, zal de toezichthouder dit doen. In dit licht wil ik graag stilstaan bij het belang van een realistische inschatting van de parameters. Uit de resultaten van de enquête onder pensioenfondsen voor het indexatielabel, blijkt dat een aantal fondsen de parameters vaststelt op een niveau onder de wettelijke minima of boven de wettelijke maxima. Dit is niet toegestaan. Deze fondsen hebben dan ook nog het een en ander te bespreken met de toezichthouder. Ook zien wij dat veel fondsen parameters kiezen die gelijk zijn aan de wettelijke maxima of minima. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat de parameter voor de verwachte loonontwikkeling afhangt van de loonindex waarmee het pensioenfonds de uitkeringen wil indexeren. In de praktijk zien we echter dat het merendeel van de fondsen, ongeacht de gekozen loonindex, een parameter voor de verwachte loonontwikkeling kiest die gelijk is aan het wettelijke minimum. De wettelijke maxima en minima voor de verschillende parameters zijn echter niet bedoeld als normen. Wij verwachten op dit punt verbetering. Pensioenfondsen moeten een eigen inschatting maken over realistische parameters en deze op een prudent niveau vaststellen.

Kortom, de consistentie-eis draagt er aan bij dat pensioenfondsen waar maken wat zij beloven en dat zij de mogelijkheden om risico's te beheersen goed benutten. Niets meer en niets minder. U zult de komende tijd de nodige inspanning moeten verrichten om te zien of u voldoet aan de consistentie-eis. De recent gepubliceerde regeling over de consistentie-eis kan u hierbij helpen.

Ik heb tot nu toe vooral gesproken over beheersing van financiële risico's. Pensioenfondsen moeten echter ook het nodige doen om andere dan puur financiële risico's te beheersen. De afgelopen tijd is in de media veel aandacht besteed aan integriteitsrisico's bij vastgoedtransacties, onder andere naar aanleiding van onderzoek van het Financieel Expertise Centrum. Ook DNB heeft onderzoek gedaan naar vastgoedtransacties door pensioenfondsen. Daaruit blijkt dat de aandacht van pensioenfondsen voor de integriteit van partijen met wie zij zaken doen, vaak in geen verhouding staat tot de financiële belangen die ermee gemoeid zijn. Hoewel pensioenfondsen dit risico volledig kunnen beheersen, verricht vrijwel geen van de onderzochte fondsen een systematische risicoanalyse op het gebied van integriteit. Zonder een goede diagnose kunnen eventuele problemen echter niet worden gesignaleerd, laat staan opgelost. Gelukkig kan het ook anders. Zo heeft één pensioenfonds recent besloten om verkocht onroerend goed nog een tijd te volgen nadat het verkocht is. Mocht het onroerend goed snel weer worden doorverkocht voor een opvallend hogere of lagere prijs dan is dat reden voor vragen aan de vermogensbeheerder. Dit lijkt mij een goed voorbeeld van een fonds dat serieus aan de slag gaat om integriteitrisico's te beheersen.

Ik wil tot slot nog even terug naar Marianne Vos. Acht dagen na de desastreuze wegrace, wierp haar voorbereiding toch vruchten af. Tijdens de puntenkoers behaalde zij uiteindelijk het Olympische goud. Resultaten hangen gelukkig niet alleen af van de specifieke omstandigheden op de wedstrijddag. Een gedegen voorbereiding en natuurlijk een beetje geluk zijn nodig om ambities te realiseren. Van pensioenfondsen wordt verwacht dat zij zich ook goed voorbereiden. Daarbij hoort een streven naar voldoende buffers en een effectieve inzet van sturingsmiddelen op lange termijn. Een goed begin is wat dat betreft meer dan het halve werk om de goudgerande indexatieambities te realiseren.

Noot 1: Volgens de Europees geharmoniseerde methode (HICP). Volgens de in Nederland ook gebruikte CPI-methode bedroeg de inflatie in juni vorig jaar 1,7% en was deze in augustus 2008 opgelopen tot 3,2%.
---

Lees voor