Persbericht
Broeikaseffect versnelt herstel ozonlaag
18 september 2008 - Het door het broeikaseffect toenemende
temperatuurverschil tussen de tropen en de Noordpool in de hogere
atmosfeer leidt mogelijk tot een versneld herstel van de ozonlaag. Dit
concluderen onderzoekers van het KNMI en de Technische Universiteit
Eindhoven.
Schematische weergave van Brewer-Dobson circulatie op Noordelijk
Halfrond tijdens winter
De dunner geworden ozonlaag herstelt pas als ozonafbrekende stoffen,
met name CFK's, uit de atmosfeer zijn verwijderd. Deze
chloorfluorkoolstoffen worden op grote hoogte afgebroken door
UV-straling, die daar het sterkst is.
CFK's komen in de hogere luchtlagen terecht door de zogeheten
Brewer-Dobson circulatie. Deze beweging wordt aangedreven door
grootschalige slingeringen in de luchtstroming op grote hoogte. Zo
wordt de lucht in de winterperiode op het Noordelijke Halfrond bij de
evenaar omhoog gedreven, gaat vervolgens noordwaarts en komt bij de
Noordpool weer omlaag. De meegevoerde CFK's worden dan door de sterke
UV-straling in de hogere luchtlagen voor een groot deel afgebroken.
Hoe sneller deze circulatie is, hoe sneller CFK's uit de atmosfeer
verdwijnen en de ozonlaag kan herstellen, concluderen de onderzoekers
Alwin Haklander en Peter Siegmund. Tijdens hun onderzoek hebben
klimaatmodellen aangegeven dat het versterkte broeikaseffect zorgt
voor een sneller verloop van de Brewer-Dobson circulatie.
De luchtaandrijving wordt namelijk sterker naarmate de
temperatuurverschillen groter zijn. Door het versterkte broeikaseffect
neemt de temperatuur tussen de vijftien en twintig kilometer hoogte
boven de tropen toe, terwijl deze bij de polen juist afneemt. Hierdoor
worden de temperatuurverschillen tussen de tropen en de polen vergroot
en daarmee het tempo waarmee de Brewer-Dobson circulatie de CFK's uit
de atmosfeer helpt te verwijderen.
Op dinsdag 23 september 2008 om 16.00 uur zal Alwin Haklander zijn
proefschrift The Brewer-Dobson circulation: interannual variability
and climate change verdedigen aan de Technische Universiteit
Eindhoven.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut