European Union



Brussel, 17 september 2008

De Commissie stelt voor het voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen in de Europese Unie uit te breiden

De Europese Commissie heeft vandaag voorgesteld het huidige voedselverstrekkingsprogramma voor de meest behoeftigen in de Europese Unie te verbeteren door de beschikbare financiële middelen met twee derde te verhogen tot circa 500 miljoen euro vanaf 2009 en door het mogelijk te maken een breder assortiment producten als voedselhulp beschikbaar te stellen. De oorspronkelijke opzet bestond erin landbouwoverschotten ("interventievoorraden") te gebruiken om voedselhulp te geven aan behoeftigen, maar in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw is de regeling gewijzigd om het mogelijk te maken de interventievoorraden onder bepaalde omstandigheden aan te vullen door aankopen op de markt. Nu er nauwelijks nog overschotten zijn en er in de afzienbare toekomst waarschijnlijk ook geen meer zullen ontstaan, moet de regeling het mogelijk maken om op permanente basis producten op de markt aan te kopen ter aanvulling van de resterende interventievoorraden. De lidstaten zouden de uit te reiken voedingsmiddelen kiezen en er zouden voedselverstrekkingsplannen worden opgesteld voor perioden van drie jaar. De betrokken voedingsmiddelen zouden verder worden uitgereikt in samenwerking met liefdadigheidsorganisaties en lokale sociale diensten. Vanaf het plan voor de periode 2010-2012 zou de regeling worden medegefinancierd. In die periode zou 75% (85% in de cohesieregio's) worden bekostigd uit de EU-begroting. Vanaf het plan voor de periode 2013-2015 zouden de EU en de lidstaat elk 50% van de kosten voor hun rekening nemen (in de cohesieregio's zou 75% uit de EU-begroting worden bekostigd). De Commissie vindt een verhoging van de beschikbare financiële middelen noodzakelijk omdat de stijgende voedselprijzen de voedselzekerheid voor de behoeftigen aantasten en het verstrekken van voedselhulp duurder maken. In 2006 hebben meer dan 13 miljoen EU-burgers van deze steunregeling geprofiteerd. Het is de bedoeling dat vanaf 2010 met het herziene programma kan worden gewerkt.

"Dit is een concrete manier waarop de Europese Unie sommige van de minst fortuinlijke mensen in onze samenleving kan helpen.", aldus Mariann Fischer Boel, commissaris voor Landbouw en plattelandsontwikkeling. "De recente stijging van de voedselprijzen heeft sommige mensen erg hard getroffen. Wij moeten deze zeer succesvolle regeling uitbreiden en de beschikbare financiële middelen verhogen om zo veel mogelijk mensen te kunnen helpen. Nu de interventievoorraden grotendeels een zaak van het verleden zijn, moeten wij het mogelijk maken de nodige voedingsmiddelen op de markt aan te kopen volgens de nationale voorkeuren op voedingsgebied."

De regeling is oorspronkelijk in 1987 ingesteld om het de lidstaten mogelijk te maken door de overheid opgeslagen overtollige hoeveelheden voedingsmiddelen vrij te geven voor gebruik als voedselhulp. Sindsdien is de situatie echter veranderd. De betrokken voorraden zijn nog nooit zo klein geweest, het aantal behoeftigen is toegenomen en de voedselprijzen zijn de laatste tijd sterk gestegen. Daarom is de Commissie van mening dat het van vitaal belang is meer financiële middelen uit te trekken voor de regeling en op permanente basis de mogelijkheid te bieden om voedingsmiddelen aan te kopen op de open markt.

De invoering van medefinanciering zal de planning en het financiële beheer helpen verbeteren en meer verantwoordelijkheid voor het programma bij de lidstaten leggen. Om nog doelmatiger te werken en continuïteit te garanderen dient een driejarenplan voor de voedselverstrekking te worden opgesteld. Het zou niet langer uitsluitend gaan om interventieproducten. Zo zouden bijvoorbeeld voor het eerst ook groenten en fruit en spijsolie beschikbaar kunnen worden gesteld in het kader van het programma.

Net als nu zouden de te verstrekken voedingsmiddelen door de nationale autoriteiten worden gekozen op basis van nutritionele criteria en zouden die voedingsmiddelen worden uitgereikt in samenwerking met partners van het maatschappelijk middenveld. De voedingsmiddelen zouden afkomstig zijn uit de interventievoorraden of van de markt, maar als er interventievoorraden voorhanden zijn, zouden die bij voorrang worden gebruikt. De uitreiking van voedselhulp moet kosteloos gebeuren of tegen een prijs die niet hoger is dan een bedrag dat verantwoord is in het licht van de kosten die de aangewezen organisatie voor de voedselverstrekking moet maken.

De lidstaten bepalen zelf of zij wel of niet aan het programma deelnemen. De voedselhulp is bestemd voor allerlei mensen die in armoede leven, zoals gezinnen in problemen, ouderen met onvoldoende middelen, daklozen, mindervaliden, kinderen in een risicosituatie, arme werkenden, kwetsbare buitenlandse werknemers en asielzoekers.

De lidstaten die aan het programma wensen deel te nemen, zouden organisaties - doorgaans liefdadigheidsorganisaties of lokale sociale diensten - selecteren die geschikt zijn om zich met de eigenlijke uitreiking van de voedingsmiddelen bezig te houden. Vervolgens zouden die lidstaten hun behoeften voor een programmaperiode van drie jaar bepalen en zouden zij hun verzoek indienen bij de Commissie, die de benodigde financiële middelen zou toewijzen. Dit laatste zou op jaarbasis gebeuren om aanpassingen te kunnen doorvoeren als de situatie in de loop van de programmaperiode verandert.

Hoewel de gemiddelde levensstandaard in de EU een van de hoogste ter wereld is, zijn er altijd mensen die niet zelf voor een behoorlijke voeding kunnen zorgen. In de EU dreigen naar schatting 43 miljoen mensen in "voedselarmoede" terecht te komen, wat betekent dat zij zich niet om de andere dag een maaltijd met kip, ander vlees of vis kunnen veroorloven. Momenteel nemen 19 lidstaten aan het programma deel.

Zie voor documenten en nadere informatie:

http://ec.europa.eu/agriculture/markets/freefood/index_en.htm