17 sep 2008
>
Onderdeel: Wageningen Universiteit
Nummer: 063

Om goed faunabeheer op te zetten kan een dichtbevolkt land als Nederland heel goed als voorbeeld dienen voor de rest van de wereld. Overal groeit de bevolking en daarmee de druk op de wildstand. Daarom zal het faunabeheer elders steeds meer op dat van Nederland gaan lijken. Wel moet het overleg tussen alle betrokken partijen goed worden ontwikkeld. En dat is in Nederland â het land van het âpolderoverlegââ nog nauwelijks het geval, omdat de betrokken partijen elkaar niet als gesprekspartner erkennen. Dat zegt prof.dr. Ron Ydenberg bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar Faunabeheer (Wildlife Management) aan Wageningen Universiteit op donderdag 18 september.

De groei van de bevolking in de wereld raakt snel de grenzen van de ecologische draagkracht van de aarde. Geen ander probleem heeft zoveel invloed op de kwaliteit van leven, aldus prof. Ydenberg in zijn inaugurele rede Cooperative Wildlife Management in the 21st Century. Eén van de vragen daarbij is die naar goed en duurzaam faunabeheer, want overal waar de bevolking groeit doen zich conflicten voor met de faunastand. Prof Ydenberg vergelijkt de situatie in Canada, waar zijn grootste ervaring ligt, met die van Nederland. Hoewel het dunbevolkte Canada met zijn omvangrijke wildernis befaamd is om zijn faunastudies, ziet hij verrassende overeenkomsten met Nederland, omdat ook in Canada zich de grootste problemen in het faunabeheer voordoen rond de grote steden en de dichtbevolkte agglomeraties daaromheen. Daarom zou Nederland, en Wageningen Universiteit in het bijzonder, naar zijn mening een heel goede basis kunnen vormen om deskundigheid rond faunabeheer te ontwikkelen die voor gebieden waar de bevolking groeit. De leerstoel van prof. Ydenberg is mogelijk gemaakt door de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging (KNJV).

Samenwerking
Goed faunabeheer komt pas echt van de grond als daarbij alle mogelijke partijen bij betrokken zijn. In zijn rede noemt Ydenberg het voorbeeld van wilde zalmsoort (sockeye salmon) die voorkomt in de buurt van de Queen Charlotte Islands in Canada niet beneden een bepaald duurzaam niveau te laten zakken om zo de soort in stand te houden. Bij die afspraak die tot ieders tevredenheid heel goed blijkt te werken, zijn ook de plaatselijke vissers betrokken.
Voorbeelden als deze zouden ook voor Nederland moeten gelden, zoals rond de grote aantallen aan wilde zwijnen op de Veluwe of wilde ganzen in de weidegebieden. Maar juist in Nederland komt dat niet van de grond. Ydenberg wijt dat aan het feit dat de vele partijen die bij het faunabeheer betrokken zijn elkaar niet als legitieme partij en daarmee als gesprekspartner erkennen..

Verandering
Het wildbeheer en de studie daarnaar is door de jaren heen sterk veranderd. Beperkte het zich vroeger tot vooral de soorten waarop werd gejaagd en op het vaststellen van regels voor het jagen en vissen, het aanpassen van de leefomgeving aan de soorten en de uitroeiing van roofdieren. Nu is wildbeheer allesomvattend qua soorten die in een bepaald gebied voorkomen en is de nadruk op âbehoudâ komen te liggen. Dat betekent dat roofdieren weer worden geïntroduceerd en zelfs eerder geïntroduceerde soorten weer worden verwijderd. In het laatste geval gaat het bijvoorbeeld om de regenboogforel, in veel gebieden geïntroduceerd om de sportvisser te plezieren, maar die oorspronkelijke diersoorten verdringt. Verder wijst Ydenberg op de herintroductie van de wolf in het Yellowstonepark in de VS. Die had een grote keten aan positieve effecten op de soortenrijkdom in dit nationale park: de wolf verdrong herten en andere grote grazers uit de open gebieden in het park, waardoor daar het bestand aan bomen en struiken kon groeien; dat betekende een gunstige leefomgeving voor bevers die het gebied weer gingen bevolken; de bever beïnvloedde de hydrologie van het gebied en daarom de voedselrijkdom van de bodem in zeer gunstige zin waardoor de vlinderstand zich sterk kon uitbreiden. Opvallend was dat deze positieve ontwikkeling zich onverwacht snel en sterk voordeed.

Lessen voor Nederland
De voorbeelden van elders die Ydenberg noemt, inclusief een betere samenwerking, zouden ook goed kunnen worden toegepast op problemen en discussies die zich in Nederland voordoen. Hij wijst daarbij bijvoorbeeld op de grote aantallen wilde ganzen in de weidegebieden. Wilde ganzen, zoals brandganzen, verblijven langer in Nederland dan jaren geleden. Ydenberg ziet als mogelijke oorzaak, naast het vele voedsel dat hier voor de ganzen te vinden is, ook de explosieve uitbreiding van het aantal zeearenden in de Oostzee. Om de grote aantallen van de ganzen tegen te gaan, zou niet meer moeten worden gegrepen naar omstreden methodes als vergassen van de ganzen, maar zou kunnen worden gedacht aan het grootschalig bevorderen van de roofvogelstand hier in Nederland en zelfs reintroductie van soorten die het gedrag van ganzen beïnvloeden en die een eerder vertrek naar zomerverblijfgebieden in het noordoosten van Europa kunnen bewerkstelligen. Naar dat soort kwesties wil Ydenberg graag onderzoek doen.

Ron Ydenberg (Vancouver 1955), heeft Nederlandse ouders die voor zijn geboorte naar Canada emigreerden. Hij studeerde aan de Simon Fraser University in Vancouver. Na enige tijd in Nederland studies te hebben verricht (o.a. aan de Rijksuniversiteit in Groningen) en zijn promotie aan de Universiteit van Oxford, keerde hij naar de Simon Fraser University terug waar hij nu directeur is van het Centre for Wildlife Ecology. Sinds enige tijd is hij tevens buitengewoon hoogleraar Faunabeheer aan Wageningen Universiteit.