Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlage 4
Cultuurfondsen en toezicht
Aanleiding
De cultuurfondsen vervullen een essentiële rol bij de uitvoering van het cultuurbeleid van de
Rijksoverheid. Met de invoering van de herziene subsidiesystematiek (Verschil Maken) is die rol nog
belangrijker geworden; de fondsen verdelen een groter budget en verstrekken nu ook meerjarige
subsidies. Mede daarom heeft u gevraagd om extra aandacht voor het toezicht op de fondsen en heeft u
verzocht om een `Code of Conduct'. In onderstaande beschrijving geef ik aan wat de taakverdeling
tussen mij en de fondsen is en hoe het toezicht op de fondsen waarvan de `Code of Conduct'
onderdeel uitmaakt - is ingericht.
Taken fondsen
Met ingang van 1 januari 2009 zijn er acht cultuurfondsen, elk met eigen werkterrein en taak. Dit zijn
het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten, het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Nederlands Fonds
voor de Film, het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst, het Stimuleringsfonds
voor Architectuur, de Mondriaan Stichting, het Fonds voor de Letteren en het Nederlands Literair
Productie- en Vertalingenfonds.
De cultuurfondsen zijn zogenaamde `verdeelfondsen'; zelfstandige bestuursorganen die subsidies aan
instellingen toekennen met als doel het instandhouden, ontwikkelen en bevorderen van
cultuuruitingen, passend binnen het vanuit OCW bepaalde beleid. De fondsen beschikken de komende
subsidieperiode in totaal over circa 150 miljoen per jaar.
De zelfstandige status van de fondsen waarborgt dat zij onafhankelijk zijn in hun oordeelsvorming over
de te subsidiëren cultuuruitingen. Dit vloeit voort uit het zogeheten `Thorbecke-adagium', de overheid
is geen beoordelaar van kunst, maar laat dit oordeel over aan onafhankelijke deskundigen.
In het kader van Verschil Maken is na uitgebreid overleg besloten de rol van de fondsen te versterken,
terwijl het Rijk zich alleen richt op de basisinfrastructuur. De grotere rol voor de fondsen past binnen
de taken zoals die bij de oprichting van de cultuurfondsen zijn vastgesteld. Bij de behandeling van de
totstandkoming van de Wet op het specifiek cultuurbeleid is hierover gesteld dat `het gaat om
beslissingen waarbij directe politieke sturing en verantwoordelijkheid niet aan de orde zijn, aangezien
in zeer overwegende mate oordelen over de artistieke, cultuurhistorische, of andere culturele waarde
dan wel uitvoerende handelingen in het geding zijn.'1 De fondsen staan dicht bij de artistieke praktijk
en kunnen flexibel opereren.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 20 987, nr. 12.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 1
Verantwoordelijkheid minister
Hoewel de fondsen volledig onafhankelijk zijn in hun beoordelingen en besluiten over
subsidieaanvragen, draag ik wel stelstelverantwoordelijkheid voor de fondsen als uitvoerders van
cultuurbeleid. Anders gezegd: ik ben verantwoordelijk voor een goede taakuitvoering van deze
organisaties.
De wijze waarop ik daaraan invulling geef is deels vastgelegd in de Wet op het Specifiek
Cultuurbeleid (Wsc). Ik benoem de leden van het bestuur van een fonds; wanneer de fondsen overgaan
van het klassieke bestuursmodel naar een Raad van Toezichtmodel zal ik de leden van de Raad van
Toezicht benoemen. Ik keur de statuten van de fondsen goed. Alle subsidieregelingen van de fondsen
worden ter goedkeuring aan mij voorgelegd en ik kan aanwijzingen geven met betrekking tot de inhoud
van subsidieregelingen. Uiteraard ken ik de fondsen subsidie toe en is de subsidiebeschikking aan het
fonds de plek waarin ik afspraken vastleg over hoe de subsidie dient te worden besteed.
De totstandkoming van de subsidie aan de fondsen licht ik nader toe. In een beleidsbrief (voor deze
periode is dat Kunst van Leven) beschrijf ik mijn cultuurbeleid voor de komende jaren; dit vormt het
beleidsmatige kader waarbinnen de fondsen moeten opereren opereren. De fondsen dienen voor
aanvang van de subsidieperiode een begroting en in veel gevallen een beleidsplan in, waarin zij
aangeven hoe zij het beleid in concrete activiteiten willen uitwerken. Over deze plannen vraag ik advies
aan de Raad voor cultuur. Vervolgens maak ik de afweging over de hoogte van de subsidie en de
activiteiten die het fonds daarvoor moet uitvoeren. Ik voer hierover overleg met de fondsen en maak
nadere afspraken over door het fonds uit te voeren activiteiten en te behalen resultaten, maar ook over
de bedrijfsvoering van het fonds. Dit wordt telkens voor een periode van vier jaar vastgelegd in de
definitieve beschikking aan het fonds.
Begin dit jaar heb ik u gemeld dat ik voornemens ben de cultuurfondsen onder de werking van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen2.De Kaderwet bevat op een aantal punten, zoals
informatieplicht en bevoegdheden om in te grijpen bij taakverwaarlozing, een regeling voor zaken die
tot nu toe enkel impliciet geregeld waren.
Toezicht
In aansluiting op de rijksbrede visie op toezicht is het toezicht op de fondsen een systeem van checks
and balances dat bestaat uit meervoudige verantwoording en toezicht.
Ik hecht veel belang aan horizontale verantwoording en toezicht, waarmee verantwoording wordt
afgelegd aan de belanghebbenden van de fondsen en de maatschappij. In reactie op uw verzoek om een
governancecode voor de cultuurfondsen bied ik u hierbij de Code of Conduct Cultuurfondsen aan (zie
bijlage). Deze is door de fondsen zelf opgesteld. Ik stel vast dat de Code ten opzichte van de reeds
bestaande waarborgen een meerwaarde heeft, en zal de fondsen vragen de Code met ingang van de
komende subsidieperiode in te voeren. De Code bevat afspraken tussen de cultuurfondsen over:
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 25 268, nr. 50.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 2
- Objectiviteit en integriteit
Eisen aan de (benoeming van de) leden van het bestuur c.q. de Raad van Toezicht, waarborgen
voor objectiviteit, onafhankelijkheid en deskundigheid van medewerkers, transparante en
inzichtelijke bezwaarprocedures
- Transparantie in beleid en besluitvorming
Actieve communicatie over beleid, over procedures, criteria en voorwaarden, publicatie van
regelingen, motivatie van besluiten, openbare jaarverslagen waarin onder andere
bezwaarprocedures en voortgang van bestedingen zijn opgenomen.
- Evaluatie kwaliteit van functioneren en besteding van middelen
Evaluatie van zowel het beleid als de besteding van middelen. Regelmatig overleg met
stakeholders en partners.
De fondsen rapporteren in hun jaarverslagen over hun omgang met de Code.
Ook de visitaties van de fondsen die met ingang van 2009 worden ingevoerd spelen een rol in het
horizontale toezicht, omdat de procedure dusdanig wordt ingesteld dat fondsen met elkaar vergeleken
kunnen worden. Alle cultuurfondsen zullen met ingang van 2009 eens per subsidieperiode worden
gevisiteerd. Deze visitaties worden uitgevoerd door een of meer visitatiecommissies die door mij
benoemd worden, op voordracht van de fondsen. De visitaties worden breed opgezet, zowel de fondsen
als ikzelf kunnen onderwerpen voor visitatie aandragen. Als opdrachtgever stel ik de inhoud en
procedure van de visitatie vast, zodat een onafhankelijke beoordeling met voldoende diepgang is
gegarandeerd. De uitkomsten van de visitaties zijn openbaar en dragen zo bij aan de maatschappelijke
verantwoording.
Ten slotte dienen de fondsen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beginselen van
behoorlijk bestuur in acht te nemen. Als instellingen van mening zijn dat er sprake is van
belangenverstrengeling, misbruik van bevoegdheden of dat besluiten van een fonds niet zorgvuldig
voorbereid, niet proportioneel en onvoldoende gemotiveerd zijn kunnen ze zich wenden tot de
bestuursrechter.
In aanvulling op het horizontale toezicht richt ik mijn verticale toezicht selectief en proportioneel in. In
de subsidiebeschikking worden de afspraken over de besteding van de toegekende subsidie vastgelegd.
Daarnaast worden afspraken gemaakt over de wijze van rapportage en verantwoording: welke
informatie leveren de fondsen op welke momenten aan over de uitgevoerde activiteiten en behaalde
resultaten. Ook de visitatierapporten kunnen een bron van informatie voor het verticale toezicht
vormen. Twee keer per jaar vinden ambtelijke voortgangsgesprekken met de fondsen plaats.
Als er aanwijzingen zijn dat de fondsen niet goed functioneren heb ik verschillende mogelijkheden om
te interveniëren. Een `lichte' interventie om zo nodig bij te sturen is het arrangeren van een bestuurlijk
overleg. Interventie kan ook door het fonds de opdracht te geven om statuten of reglementen te
wijzigen. Dergelijke wijzigingen hebben direct gevolgen voor de subsidiepraktijk. Op basis van de Wsc
kan ik indien nodig overgaan tot schorsing of ontslag van bestuurders. De Awb biedt bevoegdheden om
subsidies aan het fonds te wijzigen of in te trekken. De zwaarste vorm van interventie is ontbinding van
de stichting.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 3
Conclusie
In mijn beleving zijn de fondsen voor hun publieke taken niet alleen opdrachtnemer en uitvoerder van
het ministerie van OCW, maar - binnen welomschreven grenzen- ook partners die ruimte en
vertrouwen genieten. De rol die de fondsen spelen in het cultuurbeleid vereist een inhoudelijke
onafhankelijkheid, waar ik niet in wil en kan treden. Dat neemt uiteraard niet weg dat ik mijn
stelselverantwoordelijkheid voor de fondsen volledig neem.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 4
Code of Conduct Cultuurfondsen
De publieke cultuurfondsen in Nederland werken objectief, zorgvuldig,
transparant en efficiënt. Ieder fonds is deskundig, informeert, luistert, werkt
open en op basis van inzichtelijk beleid. De fondsen hechten aan publieke
verantwoording. Ze onderschrijven deze Code of Conduct en zijn daarop
aanspreekbaar. Zij publiceren over hun omgang met de Code in het jaarverslag.
Objectiviteit en integriteit
De bestuurlijke organisatie is zo ingericht dat een onafhankelijke taakvervulling
gewaarborgd is. Het bestuur c.q. raad van toezicht bestaat uit minstens vijf
onafhankelijke leden; zij treden periodiek af. Benoemingen geschieden voor een periode
van ten hoogste vier jaar en er kan maximaal één maal worden herbenoemd. De directie
c.q. raad van bestuur wordt in beginsel eveneens voor een eindige periode benoemd. Op
de interne bestuurlijke verhoudingen is de Code cultural governance van toepassing.
De medewerkers van het fonds werken objectief. Het fonds kent hiervoor interne
waarborgen, waaronder instructies met betrekking tot onverenigbare functies voor
toezichthouders, bestuursleden, medewerkers en adviseurs.
Adviescolleges worden door het bestuur benoemd. Onafhankelijke en deskundige
beoordeling is daarbij leidraad. Daarom wordt gelet op diversiteit in samenstelling en
regelmatige doorstroming. Het fonds gaat bij de samenstelling belangenverstrengeling
tegen, zorgt voor een brede representatie van de sector en maakt de samenstelling van
adviescolleges openbaar.
De taken en verantwoordelijkheden van adviseurs zijn expliciet vastgelegd door het
bestuur.
Het fonds beschikt in het kader van de Algemene wet bestuursrecht over een
bezwaarprocedure, waarbij een besluit integraal en onafhankelijk kan worden
heroverwogen. De afhandeling is transparant en inzichtelijk. Het fonds publiceert de
ontvangen bezwaren en afhandeling in het jaarverslag.
Het geheel van (voor subsidiebesluiten) relevante organen, personen en procedures staat
beschreven in een huishoudelijk reglement.
Transparantie
Het fonds publiceert zijn beleid in een meerjaren beleidsplan inclusief begroting. Het plan
bevat duidelijke doelstellingen en kan prioriteiten aangeven. Alle geldende regelingen zijn
gepubliceerd in de Staatscourant.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 5
Het fonds publiceert in het jaarverslag over de wijziging van beleid of totstandkoming
van nieuw beleid en reglementen. Daarbij besteedt hij aandacht aan regulier overleg met
stakeholders, externe evaluatie en het beleid van de Minister.
Het fonds geeft duidelijke voorlichting en informatie over zijn identiteit, de doelstelling,
de programma's en de financiële mogelijkheden. De instelling stelt deze informatie
permanent beschikbaar via de website.
De voortgang van de bestedingen aan de doelstellingen wordt jaarlijks in het jaarverslag
gerapporteerd. Het jaarverslag bevat de ondersteunde projecten, bezwaarprocedures en
de jaarrekening, die is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Het
jaarverslag is openbaar en is via de website beschikbaar.
Besluitvorming
Het fonds informeert mogelijke aanvragers actief over de bestaande
ondersteuningsmogelijkheden, procedures, criteria en voorwaarden.
Het fonds informeert aanvragers zo snel mogelijk na ontvangst van een aanvraag over
behandeltermijnen en contactpersonen.
Het fonds hanteert duidelijke criteria waarop aanvragen worden beoordeeld. Besluiten
over toekenning en afwijzing zijn voorzien van een motivering, die is gerelateerd aan de
doelstelling en criteria van de regeling.
Kwaliteit van functioneren
Het fonds evalueert regelmatig het (externe oordeel over) het eigen functioneren en
maakt de resultaten openbaar. Het bestuur evalueert regelmatig de uitvoering van het
beleid, dat waar nodig wordt bijgesteld.
Het fonds voert regelmatig overleg met financiers, stakeholders, bestuurlijke partners en
samenwerkingspartners.
Besteding van de middelen
De besteding vindt plaats op basis van de in het Beleidsplan geformuleerde doelen. De
bestedingen worden geëvalueerd, de resultaten hiervan worden meegenomen in nieuwe
beleidsplannen.
Het fonds kent procedures die toezien op de correcte besteding van verstrekte subsidies
door aanvragers, en heeft de mogelijkheid tot het opleggen van sancties.
Bijlage 4 Cultuurfondsen en toezicht 6