Ordinair straatgeweld of ondermijning van de democratie?
Westerse democratieën reageren verschillend op nationale
bedreigingen, ook al zijn ze gebonden aan dezelfde
internationale verdragen en ervaren ze op bepaalde momenten in
de geschiedenis vergelijkbare bedreigingen. Met een
Vidi-subsidie gaat historica Beatrice de Graaf onderzoeken hoe
die verschillen historisch te verklaren zijn.
Beatrice de Graaf: `In Nederland sprak men nauwelijks over
terrorisme.'
Veiligheidsstaat
Hoewel westerse overheden zich na de Tweede Wereldoorlog
presenteerden als hoeders van democratie en nationaal welzijn,
vond er ook een heel andere ontwikkeling plaats. Regeringen
richtten veiligheidsdiensten op en ontwikkelden nationaal
veiligheidsbeleid. Daardoor konden nationale veiligheidsstaten
ontstaan. Beatrice de Graaf, verbonden aan het , gaat deze
ontwikkeling in vier verschillende landen onder de loep nemen.
Ze richt zich daarbij op Duitsland, de Verenigde Staten, Italië
en Nederland in de periode 1945-2001.
Verschillende uitwerking
`Deze landen waren gebonden aan dezelfde internationale
verdragen en ervoeren in principe vergelijkbare bedreigingen',
legt De Graaf uit. `Toch verschilde het nationale
veiligheidsbeleid aanzienlijk. Een relatief gestandaardiseerde
NAVO-doctrine werd bijvoorbeeld verschillend beargumenteerd,
uitgewerkt en verkocht in al die landen. Ik wil onder andere
weten met welke argumenten nieuw veiligheidsbeleid verkocht
werd aan de bevolking en hoe burgers gemobiliseerd werden tegen
nieuwe dreigingen en vermeende of reële staatsvijanden. Dat
heeft natuurlijk voor een groot deel te maken met verschillende
historische tradities, maar ook met de politieke ordening van
het bestel, met welke ministeries verantwoordelijk zijn voor
nationale veiligheid, hoe open of gesloten regeringen hierover
zijn et cetera.'
RAF
Een goed voorbeeld is het linkse terrorisme waaronder veel
westerse landen in de jaren zeventig gebukt gingen. De Graaf:
`Tot juni 1977 waren er in Duitsland en Nederland ongeveer
evenveel slachtoffers gevallen door terroristische aanslagen.
In Nederland waren er zelfs nog meer vormen van terroristische
bewegingen actief. De reacties in beide landen waren echter
heel verschillend. In Duitsland presenteerde de regering het
terrorisme van de RAF als niet minder dan een ondermijning van
de democratie en als de verlengde arm van het communisme.'
Afbeelding: Hanns-Martin Schleyer werd op 5 september 1977 door
de Rote Armee Fraktion (RAF) in West-Duitsland ontvoerd en zes
weken later, op 18 oktober, omgebracht. Schleyer stond volgens
de activisten van de RAF symbool voor het door hen gehate
'grootkapitaal'. Hij maakte carrière bij Daimler Benz, en was
ten tijde van zijn ontvoering voorzitter van enkele grote en
machtige werkgeversverenigingen.
Straatgeweld
Afbeelding: hevige krakersrellen tijdens de inhuldiging van
koningin Beatrix op 30 april 1980. Het motto dat de krakers
gebruikten was: Geen woning, geen kroning.
`In Nederland was de reactie heel anders. Hier sprak men
nauwelijks over terrorisme. De verschillende aanslagen werden
niet tot een homogene dreiging aaneengesmeed. Als een
tankstation werd opgeblazen, dan was dat ordinair straatgeweld,
of een aanval op een bedrijf, maar geen ondermijning van de
rechtsstaat of democratie. Die angst voor het communisme werd
in de Verenigde Staten wel weer gevoeld. Daar waren politici
aan de macht die in elke aanslag de hand van Moskou zagen. Toen
J. Edgar Hoover als hoofd van de FBI in het begin van de jaren
zeventig te maken kreeg met terroristische acties beval hij
zijn medewerkers aan te tonen dat Moskou die aanslagen
financierde. Op basis van archiefonderzoek kan ik dat echter
vrijwel uitsluiten. Ik vraag me af hoe invloedrijk dit soort
historische spookbeelden en nieuwe angsten waren. Misschien
waren politiek-bestuurlijke factoren minstens zo belangrijk.'
Noodtoestanden
Aan de hand van `punctueel' archiefonderzoek naar de
presentatie van nieuwe nationale dreigingen wil De Graaf
bovengenoemde factoren op een rijtje krijgen. De
toetsingsmomenten liggen nog niet helemaal vast, maar kunnen
bijvoorbeeld de oprichting van veiligheidsdiensten zijn, de
totstandkoming van nieuwe veiligheidsmaatregelen of speciale
eenheden. Het gaat om karakteristieke en nationaal erkende
momenten van speciale dreigingen, om officiële of gesuggereerde
nationale noodtoestanden. `Ik wil weten welke wetten er op zo'n
moment werden aangenomen en waarom', zegt ze. `Minstens zo
interessant is hoe het beleid werd verkocht aan parlement en
burgers. Daarom zal ik met mijn team een database van
dergelijke situaties aanleggen en de verklaringen van politici
en veiligheidspersoneel tijdens die situatie analyseren.'
Stasi
Voor haar promotieonderzoek onderzocht De Graaf de contacten
tussen de Nederlandse vredesbeweging en de DDR in de jaren
zeventig en tachtig. Op het proefschrift kwam veel commentaar,
zowel positief als negatief. `Veel mensen reageerden heel
enthousiast, eindelijk was aangetoond hoe repressief de Stasi
niet alleen ten aanzien van de eigen burgers had
gefunctioneerd, en hoe die dienst ook over de grenzen heen
buitenlanders in zijn ideologische greep had gehouden. Ik was
toen echter ook al gestuit op verslagen van westerse
veiligheidsdiensten, hoe zij met hun politiek andersdenkenden
omgingen.'
Burgercontrole
`Natuurlijk ga ik de westerse democratieën niet vergelijken met
de communistische dictaturen in Oost-Europa. Maar het beeld dat
er in het Westen na 1945 alleen een verzorgings- of
welvaartsstaat was ontstaan, klopt naar mijn idee niet. Het is
op zijn zachts gezegd opmerkelijk hoe snel en omvangrijk het
net van veiligheidsmaatregelen over de maatschappij is
geworpen, en hoe meegaand men in Nederland reageerde op de
toegenomen burgercontrole - enkele grote crisismomenten in de
jaren zeventig en tachtig ten spijt, toen er massaal tegen de
stationering van de zogeheten kruisraketten werd
gedemonstreerd.'
Geruisloos
Het onderzoek gaat niet verder dan 2001. `In de eerste plaats
ben ik historica', zegt De Graaf. `Maar ik ga natuurlijk wel
lijnen doortrekken. In de artikelen die ik nu schrijf doe ik
niet anders. We hebben misschien wel de mond vol van
antiterrorismewetgeving in de Verenigde Staten en de
ondermijning van burgerrechten. Maar hoewel daar veel
vrijheidsondermijnende wetsvoorstellen worden ingediend, is
daar ook een sterke lobby voor burgerrechten, die iedere
inperking van individuele vrijheden nauwlettend in de gaten
houdt. In Nederland is een dergelijke lobby helemaal afwezig.
De opbouw van onze veiligheidsstaat vond en vindt hier veel
geruislozer plaats.'
(16 september 2008/Marl Pluijmen)
16/9/2008
Universiteit Leiden