innovatie is prioriteit in de zorg
Toespraak, 10 september 2008
Minister Klink beschouwt innovatie als één van de speerpunten in zijn
beleid. Bij het UMC St. Radboud prees hij MijnZorgNet. Zorg voor de
patiënt dicht bij huis en in samenhang.
Dames en heren,
Anderhalve week geleden sprak ik tijdens de opening van het academisch
jaar aan de Universiteit Twente over het onderwerp innovatie. Dat is,
zoals u weet, één van mijn speerpunten voor de komende jaren. Ook van
universiteiten, zoals Twente en Nijmegen. Want innovatie speelt een
grote rol bij het verbeteren van de kwaliteit en de veiligheid van de
gezondheidszorg.
Vorige week kreeg in Twente enkele voorbeelden. Ik noemde bij die
gelegenheid een aantal voorbeelden van innovatie in de zorg. Eén van
mijn favoriete voorbeelden is MijnZorgNet, bedacht en ontwikkeld
binnen het UMC St. Radboud.
Waarom is dat één van mijn innovatie-favorieten? De oorzaak is gelegen
in het feit dat hier veel zaken samenkomen die in feite -althans naar
mijn overtuiging- kernstukken van het beleid van de toekomst zouden
moeten zijn. Voordat ik op die kernstukken terugkom, wil ik eerst stil
staan bij het waarom van de hervorming van het zorgstelsel.
De stelselherziening waar wij momenteel aan werken, probeert tegemoet
te komen aan een aantal maatschappelijke problemen. Zij wordt
-terecht- vaak verbonden met de betaalbaarheid van de zorg. Ceteris
paribus zouden de zorgkosten in ons land rond 2040 een 9,3% van het
BNP gaan behelzen tegen nu een percentage van 14 a 15% in 2040.
Gevoegd bij de kosten van ons pensioen betekent dit een (te) grote
belasting van de toekomstige generaties. Achtergrond van deze
kostenstijging is onder meer de demografische ontwikkeling. Het aantal
mensen dat zorg ontvangt, zal toenemen. Ook al blijven de kosten aan
het levenseinde min of meer stabiel, toch zal het aantal chronische
aandoeningen fors stijgen en tot kosten leiden. Om die reden is het
van belang de doelmatigheid in de zorg goed in de gaten te houden en
daarin te investeren. Implementeren blijft altijd een probleem.
Maar ondernemerschap en innovaties vragen ook wel om een omgeving die
behoefte heeft creativiteit. Om zorgaanbieders die de uitdaging willen
aangaan, die vooruit denken, een business plan maken en daarbij een
zeker ondernemersrisico durven te lopen. Het is om die reden dat mijn
voorganger - de heer Hoogervorst- het verzekeringsstelsel hervormde
door ziekenfondsen en particuliere verzekeraars te integreren, hen
verplichtte te werken met a) een voor allen geldend basispakket en b)
een voor alle verzekerden geldende premie. Dit laatste is nodig om
competitie te laten gaan over zorginkoop en niet te laten vermengen
(of vervuilen) door risicoselectie op basis van leeftijd,
gezondheidstoestand etc.
Daarmee was de basis gelegd voor gereguleerde concurrentie tussen
verzekeraars. Maar wat heb je aan verzekeraars met elkaar wedijveren
als ondertussen de prijzen van DBC's, zeg maar van het aanbod, of de
producten van ziekenhuizen zijn gefixeerd. Geen verzekeraar die dan in
termen kosten en prijsstelling het verschil kan maken. Als ik de
kosten van investering in de IC niet in een fatsoenlijke prijs van het
aantal uren beademing kan uitdrukken, dan kan ik ook geen fatsoenlijke
investeringsbeslissing nemen, zo stelde onlangs een bestuurder uit de
zorg tijdens een interview met de Volkskrant. Het is om die reden dat
ik me, samen met de mensen van mijn departement, de afgelopen
anderhalf jaar zo sterk heb willen maken voor meer vrije prijzen in de
zorg. Vrije prijzen die inzicht geven in kosten. Want als er vrije
prijzen zijn, dan gaan zorgondernemers kostprijzen bepalen. Met
daarnaast meer transparantie rond de kwaliteit van de zorg die geboden
wordt. Op die manier willen wij werken aan een context waarin
innovatie loont en wordt aangemoedigd. Dit om de groeiende zorgvraag
en de daarmee verbonden kostenstijging in te bedden in een hogere
arbeidsproductiviteit en daarmee lagere prijzen. Voor de
betaalbaarheid van de zorg is dat van wezenlijke betekenis. Het is om
die reden dat ik zeer verheugd ben dat een universiteit als de uwe
investeert in innovatie
Er is een tweede reden waarom ondernemingszin van betekenis is. Aan de
ene kant constateren we een groeiende zorgvraag als resultante van de
demografische patronen. Aan de andere kant leiden diezelfde patronen
tot schaarste aan personeel in de zorg, het onderwijs etc. Om u een
impressie van de spanningen die zich gaan aftekenen te geven, wijs ik
u op het feit dat er tot 2020 een half miljoen mensen extra in de zorg
zullen moeten gaan werken. De totale uitstroom uit het onderwijs
bestaat in diezelfde periode uit 200.000 schoolverlaters. Wat een
tekort aan personeel betekent, hebben wij eind jaren negentig en begin
2000 kunnen zien: oplopende wachtlijsten, mensen die naar het
buitenland gaan om zorg te krijgen, verschillen tussen mensen die dat
wel en die dat niet kunnen betalen. Ondertussen is dit een probleem
dat zich ook -en dan in de regel nog veel heviger- zal voordoen in de
landen om ons heen: in Duitsland, Italie, Spanje, maar ook en vooral
Polen, Roemenie etc. Ook Japan en China krijgen met deze problematiek
te maken. Ook hier dus schaarste en daarmee tegelijkertijd nieuwe
markten. Want het land en de onderneming dat via innovaties de
arbeidsproductiveit weet te verhogen, neemt een enorme voorsprong. Ook
en juist hier kunnen bedrijven, zorgaanbieders en universiteit en
kennisinstellingen de handen ineen slaan en bijdragen aan een zorg
zonder wachtlijsten.
Door de vrijheidsgraden in de zorg te vergroten werkt mijn ministerie
en werkt ook dit kabinet aan een cultuur van ondernemerschap in de
zorg. Ondernemerschap dat de kwaliteit van de zorg verlening
aantoonbaar dient en daaraan ten dienste staat. Gaandeweg zien we
zorgaanbieders die van die vrijheid gebruik maken en willen maken. De
prikkels zijn -om het zo maar eens te zeggen- de afgelopen tijd
herijkt. Nu komt het erop aan de innovatieprogramma's te verstevigen.
Het is om die reden dat het Zorginnovatieplatform in het leven is
geroepen. Het is om die reden dat wij daarbij nauw samenwerken met
mijn collega Van der Hoeven. Juist op het maatschappelijke, zo u wilt,
publieke domein is er de noodzaak en liggen er de kansen om te
innoveren. Het ZIP wil die kansen onder de aandacht brengen,
bijvoorbeeld via MijnZorgNet.
Dames en heren,
Ik stond tot nu toe stil bij twee belangrijke redenen voor de
hervormingen in de zorg: het beheersen van de kosten en het vermijden
van wachtlijsten vanwege een gebrek aan personeel. Ik wil u een derde
noemen. Immers, betaalbaarheid en voldoende personeelscapaciteit zijn
in feite slechts randvoorwaarden van zorgverlening. Belangrijke en
onmisbare randvoorwaarden. Maar er tekent zich een derde ontwikkeling
af: de aard van de zorgvraag zal in de nabije toekomst (nog verder)
veranderen. Om die reden dient de hervorming ook een zorginhoudelijk
doel. Meer en meer mensen krijgen te maken met chronische
aandoeningen. De komende tijd zal dat aantal met 40% toenemen. Om die
vraag naar zorg op te vangen zijn zowel structuurveranderingen nodig
die ondernemerschap en innovaties aanmoedigen als productinnovaties
van belang. Ook hier gaat het dus om prikkels en programma's, om
voorwaarden voor ondernemerschap en innovaties.
Mensen met chronische aandoeningen, zoals diabetes, hartfalen, COPD,
Parkinson etc. hebben vrij permanent ondersteuning nodig. Dat vraagt
om zorg die bij voorkeur dicht bij huis en in samenhang wordt
verleend. Het vraagt om een goede afstemming tussen huisarts, diëtist,
internist, verpleegkundigen etc. Onze huidige stelsel is daarop om
verschillende redenen nog onvoldoende toegesneden. Dat komt omdat de
zorg nog altijd langs lijnen van echelons (vanuit beroepen en typen
instellingen) is georganiseerd. De eerste lijn (fysiotherapeuten,
huisartsen etc.) wordt op een andere manier bekostigd dan de tweede
lijnsziekenhuizen. Verzekeraars lopen meer risico over de zorg die in
de eerste lijn wordt aangeboden dan over de zorg die een ziekenhuis
aanbiedt. Het loont voor hen te vaak juist niet om te investeren in de
eerste lijn en daarmee de zorg als het ware naar mensen toe te
brengen. Er is nog te weinig sprake van substitutie van het ziekenhuis
naar de eerste lijn, terwijl de patiënt daar soms wel bij zou varen.
Met name het Kamerlid Omtzigt wijst mij daar terecht met enige
regelmaat op. Hij vertolkt daarmee een terechte wens van de Kamer.
Daarom zullen wij de komende tijd hard werken en prioriteit geven aan
onder meer het ontwikkelen van zorgstandaarden. Zorgstandaarden die in
feite goed in kaart brengen welke samenhangende zorg een hartfalen- of
een Parkinsonspatient nodig heeft. Op basis van die zorgstandaarden
zullen kwaliteitsindicatoren worden ontwikkeld zodat patient/client en
zorgverzekeraar ook daadwerkelijk weten welke netwerk van
zorgaanbieders (een netwerk dat over de echelons heen werkt) de beste
kwaliteit en begeleiding biedt. Ook de bekostiging zullen we moeten
aanpassen, met als richtsnoer de gerechtvaardigde verlangens van de
patient: een patient die belang heeft bij het op orde brengen van de
zorgketen en bij een intensieve samenwerking tussen eerste en tweede
lijn. Dat betekent een meer functionele bekostiging, zodat direct
duidelijk is of de zorg in termen van prijs en kwaliteit beter
dichtbij huis dan wel in een ziekenhuis kan worden aangeboden. De
risicoverevening zal daarbij worden aangepast, zodat verzekeraars niet
op voorhand de voorkeur geven aan tweedelijnszorg en zorg dichtbij
huis meer kansen krijgt. De hervormingen in de zorg staan zo in dienst
van de kwaliteit, de samenhang en de nabijheid van zorg.
Zo kom ik bij drie lijnen die de komende tijd in zorginhoudelijke zin
centraal zullen moeten staan
In de eerste plaats een opwaardering van de eerste lijnszorg of beter
van netwerken waarbij de eerste lijn een belangrijke rol speelt.
Chronische zorg dichtbij en geconcentreerd rond patiënten. Dat
vereiste een aanpak van de zorg over de echelons heen: om netwerken
dus van expertise. Netwerken waarbij nurse practitioners,
praktijkassistenten, huisartsen, fysiotherapeuten in de thuisomgeving
verschaffen. Netwerken waarbij specialisten de behandelingen op
afstand monitoren, met expertise begeleiden en kennis verspreiden. De
werking van die netwerken kan worden ondersteund met moderne
technische middelen, terwijl de structuur en inrichting van de zorg
daarop aangepast dienen te worden. Organisatorische knelpunten moeten
daarbij worden overwonnen. Vrije prijzen kunnen daarbij een rol
spelen, evenals een meer functionele bekostiging van de eerste lijn
(huisartsen).
In de tweede plaats een verbetering van de informatievoorziening.
Tijdige informatie over patiënten is cruciaal voor de chronische zorg.
Gegevens over ziekteverloop, de behandeling, gezondheidsindicatoren,
over vragen, angsten en verwachtingen van patiënten moeten intensief
worden uitgewisseld tussen zorgverleners onderling en tussen
zorgverleners en patiënten. Informatiesystemen kunnen patiënten
ondersteunen bij hun zelfzorg, bij het hanteren van de ziekten en het
vermijden van een verslechtering van de gezondheidstoestand en van
complicaties. Terecht wijzen Lucienne Berenschot en Leo vd Geest erop
dat door de verkokering van de zorg een groot deel van de chronisch
zieken momenteel te vaak te maken krijgen met tegenstrijdige adviezen,
voor zover zij die al krijgen. U zou de hartfalenpatienten de kost
moeten geven die nu eens bij een revalidatiecentrum, dan weer bij een
ziekenhuis of bij de huisarts consulten en adviezen krijgen. De
informatie-uitwisseling is nog veel te vaak afwezig of suboptimaal,
terwijl met een goede begeleiding gezondheidswinst èn levensvreugde
(afwezigheid van vrees) voor het oprapen liggen. Daarom is het EPD van
belang. Daarom is een goede ondersteuning van netwerken via ict van
belang. Digitalisering klinkt zo snel afstandelijk, maar in feite
brengt die de zorg en toewijding dichtbij mensen.
Een derde lijn zal de patient zelf serieuzer genomen moeten worden.
Albert Schweitzer zei het al: in iedere patient schuilt in feite een
dokter en wij artsen zijn op ons best wanneer we patiënten in contact
brengen met de dokter in henzelf. Mij viel onlangs tijdens een
conferentie over zorginnovatie (Rotterdam) op dat mensen van Philips
zeiden dat zij bij hun innovaties tegenwoordig beginnen bij de wensen
van patiënten zelf. Mij viel op dat dit ook in Nijmegen gebeurt. Eerst
verkennen wat de zorgvraag precies is, want anders faalt de
behandeling. De mate waarin therapieen voor chronisch zieken slagen,
heeft alles te maken met de mate waarin de patient de aanpak
ondersteunt, begrijpt en kan toepassen.
MijnZorgNet
MijnZorgNet sluit daar nauw bij aan. Er wordt gewerkt vanuit een
zorgconcept dat met patiënten is ontwikkeld. Een (centraal)
kenniscentrum ondersteunt niet alleen regionale zorgverleners, zoals
fysiotherapeuten en huisartsen maar ook de patiënten. Zij kunnen
permanent met hun vragen terecht bij specialisten, via internet. De
hulpverleners die vanuit de eerste lijn mee werken in het Netwerk
worden speciaal geschoold vanuit het UMC St Radboud ziekenhuis. Zij
specialiseren zich met andere woorden in de zorg voor Parkinson
patiënten. Gestreefd wordt derhalve naar volledige transparantie in de
richting van zowel patiënten als van behandelaars die deelnemen aan
het Netwerk (open standaarden). '
MijnZorgNet begint met twee patiëntengroepen (parkinson en
fertiliteit). Opschaling naar andere ziektebeelden is voorzien.
Kenmerkend is dat het zorgaanbod aansluit bij de zorgvraag die via
gedigitaliseerde enquetes in kaart is gebracht. Kenmerkend is verder
dat de behandelaars permanent open staan voor communicatie met de
patiënten en dat de zorgverlening via gespecialiseerde hulpverleners
in de eerste lijn wordt verleend. De specialisten ondersteunen met hun
expertise en know how de eerste lijn, waardoor de zorg naar mensen
wordt gebracht. Dat scheelt niet alleen reistijd. Het bevordert ook de
samenhang en daarmee de kwaliteit in de zorg.
De wetenschap kan bij de ontwikkeling en verdere implementatie van
deze lijnen een belangrijke rol spelen. Zo zijn programma's voor
hartfalen bestaande uit voorlichting aan patiënten en hun familie,
dieetvoorschriften, regelmatig onderzoek en begeleiding met moderne
communicatiemiddelen onderzocht. Na evaluatie bleek in dit geval 56%
minder terugkeer naar ziekenhuizen wegens hartklachten, 28% minder
terugkeer vanwege andere klachten en lagere zorgkosten vergeleken met
de controlegroep.
Een Deens onderzoek vergeleek een innovatief programma voor
diabeteszorg met de standaardpraktijk. Er vond regelmatige
terugkoppeling plaats naar patiënten. Er waren reminders voor
regelmatig patientenbezoek en er was ondersteuning bij medische
beslissingen. Na zes jaar waren glucose en cholesterolniveaus
aanzienlijk lager dan in de normale zorg. ZonMW zal soortgelijke
onderzoeken hebben gedaan.
Vd Geest en Berenschot, waaraan ik de voorbeelden ontleen, wijzen ook
op onderzoek in India bij COPD patiënten. Ziekenhuisopnames, bezoeken
aan SEH's, verloren werkdagen etc, waren een stuk lager vanwege de
intensieve netwerkbenadering. Onlangs zag ik cijfers uit Duitsland die
een soortgelijk patroon lieten zien, vanwege de integrierte
Versorgung. Van prof Grol weet ik dat hij overvloedige gegevens heeft
die deze patronen en inzichten ondersteunen.
Het is om die reden dat wij haast willen maken met de hervormingen in
de zorg; via prikkels en programma's.
Daarbij past overigens het streven naar het vergroten van de
transparantie van de geleverde kwaliteit. Anders gezegd: instellingen
en netwerken moeten zichtbaar maken wat ze doen. Hun prestaties moeten
inzichtelijk worden voor hun patiënten, voor de verzekeraars en ook
voor de toezichthouders. Om de kwaliteit van de geleverde zorg goed te
kunnen beoordelen zijn indicatoren nodig.
Die kwaliteitsindicatoren zijn zeg maar de meetlat waarlangs je een
ingreep of behandeling legt. Ze zijn ook bij voorkeur gericht op de
uitkomsten of gevolgen van het zorgproces: ben je er nou beter van
geworden, hoe zit het met complicaties en dergelijke? Het veld,
ondersteund door de IGZ, ontwikkelt momenteel indicatoren voor zowel
de geneeskundige als de langdurige zorg. Zoals u week komen er ook er
voor alle sectoren ook zogeheten CQ-indicatoren. Daarmee worden de
ervaringen verzameld die cliënten en patiënten met hun zorgaanbieder
hebben.
De bedoeling is dat de komende drie jaar in de ziekenhuissector voor
80 aandoeningen indicatoren worden ontwikkeld en vastgesteld. Dat
betekent dat patiënten en cliënten voor die 80 aandoeningen straks
kunnen nagaan welk ziekenhuis de beste kwaliteit biedt bij
bijvoorbeeld een knie-operatie of de behandeling van hartfalen. Voor
24 van die 80 aandoeningen moet de informatie eind 2009 op
KiesBeter.nl staan.
Voor alle maatregelen die de kwaliteit van de zorg transparant moeten
maken, trek ik tot en met het eind van deze kabinetsperiode zo'n 30
miljoen euro uit.
Maar naast de aandacht voor het meten van de kwaliteit vind ik het ook
belangrijk dat er meer aandacht is voor de ontwikkeling van
richtlijnen. En misschien nog wel meer voor de naleving daarvan. Door
het beter beschrijven van de `state of the art' voor de hulpverlening
in richtlijnen, het beter opvolgen van richtlijnen én het in kaart
brengen van de uitkomsten van behandelingen, ontstaat bij
zorgverleners veel inzicht in wat beter en wat veiliger kan.
Ook aan het ontwikkelen van die richtlijnen wordt hard gewerkt. Dat is
een zaak van de instellingen en beroepsbeoefenaren, al of niet in
samenwerking met kennisinstituten. Maar ik vind dat er wel een flinke
schep bovenop kan.
Ik wil dat er meer en betere kwaliteitsrichtlijnen komen, voor alle
sectoren van de zorg en dat die richtlijnen beter worden opgevolgd.
Richtlijnen moeten niet alleen toegankelijk zijn voor de professional,
de verzekeraar en de toezichthouder, maar ook voor de cliënten en
patiënten. Ik vind dat ook zij moeten weten wat ze kunnen verwachten
van een zorgverlener.
Daarom ook ben ik van plan nog dit jaar de regie wat betreft de
richtlijnontwikkeling te versterken. Ik denk daarbij aan een platform
van gezaghebbende personen uit de sector. Dat platform moet de
ontwikkeling van richtlijnen en het gebruik ervan in de hele
gezondheidszorg een stevige impuls gaan geven. Ik zal dit najaar
nadere details bekend maken.
Voor de duidelijkheid: ik denk hierbij absoluut niet aan een groots
opgezet instituut met tientallen medewerkers en een dito begroting.
Het moet, zoals ik al zei, vooral een platform zijn dat gaat
stimuleren dat er richtlijnen komen en dat de samenhang bewaakt tussen
de richtlijnen en de kwaliteitsindicatoren. Bestaande kennis- of
kwaliteitsinstituten hoeven dus niet bang te zijn dat ik hen van de
markt wil drukken. Integendeel. Het wordt een regisserend orgaan en
zoals u weet: regisseurs staan nooit zelf op de planken.
Eén van die spelers die wel op het toneel staan is het instituut dat
ik straks officieel ga openen: het `Scientific Institute for Quality
of Healthcare van het UMC St. Radboud, kortweg IQ Healthcare. Ik weet
dat deze universiteit al heel lang beschikt over veel expertise op het
terrein van kwaliteit en veiligheid in de gezondheidszorg. Die
expertise wordt nu dus gebundeld in een nieuw topcentrum voor
onderzoek, onderwijs en ondersteuning van onder andere zorgaanbieders,
beleidsmakers en patiëntenorganisaties.
Ik ben er van overtuigd dat dit instituut daarmee een belangrijke en
waardevolle bijdrage zal leveren aan het verder verbeteren van de
kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg in ons land.
Dames en heren,
Dit lijkt mij een geschikt moment om over te gaan tot de officiële
opening van het nieuwe kwaliteitsinstituut van het UMC St. Radboud, IQ
Healthcare. Voordat ik de bijhehorende handeling verricht, wil ik u
bedanken voor uw aandacht en u nog een aangenaam, interessant en
boeiend vervolg toewensen van deze conferentie.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport