Universiteit van Tilburg

3 september 2008

De herontdekking van religie buiten de kerk

Inaugurele rede hoogleraar Peter Nissen

Voor velen in de Westerse wereld heeft het kerkelijke christendom afgedaan. Maar religie, spiritualiteit en mystiek worden herontdekt buiten de kerkelijke instituties. In zijn inaugurele rede op 12 september schetst hoogleraar Peter Nissen het begin van deze ontwikkeling onder kunstenaars en intellectuelen aan het eind van de negentiende eeuw.

Prof. dr. Peter Nissen is per 1 september 2008 benoemd tot hoogleraar Cultuurgeschiedenis van het christendom aan de Universiteit van Tilburg. Hij legt zich toe op de recente geschiedenis van het christendom in de Westerse cultuur en samenleving. Zijn inaugurele rede op 12 september gaat over de herontdekking van religie en mystiek door kunstenaars en intellectuelen rond 1900, nadat het kerkelijke christendom voor hen had afgedaan. Nissen trekt deze ontwikkeling door naar de huidige Westerse cultuur. De schrijver Lodewijk van Deyssel werd rond 1900 bijvoorbeeld gefascineerd door 'de stille kracht' en herlas het werk van middeleeuwse mystici, zoals de 14e eeuwse Brabander Jan van Ruusbroec en Teresia van Avila. Voor de meeste schrijvers, beeldend kunstenaars en intellectuelen die zich in die tijd interesseerden voor mystieke teksten was God een macht of kracht, niet langer 'Iemand' maar 'Iets'. Dat 'Iets' kon worden ervaren in een authentieke ervaring van vervoering, die door mystici met artistieke eigenzinnigheid werd vastgelegd in woorden. Daar waren deze kunstenaars en intellectuelen naar op zoek. Voor de Franse schrijver van Nederlandse afkomst Joris-Karl Huysmans, die gold als grootmeester van het decadentisme, werd de herontdekking van deze 'nieuwe mystiek' zelfs gevolgd door een terugkeer naar het geloof van zijn jeugd: het katholicisme. De reacties op die terugkeer geven volgens Peter Nissen goed de toenmalige discussie weer over wat 'ware' en 'valse' mystiek is.

Relishoppen
Bij de overgang van de 20e naar de 21e eeuw doet dezelfde herontdekking van religie, spiritualiteit en mystiek zich in het Westen voor in brede lagen van de bevolking, aldus Nissen. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau was het percentage Nederlanders dat rond 2000 onkerkelijk was opgelopen tot 62 procent, en zal dat rond 2020 nog tien procent hoger zijn. Maar onder deze onkerkelijken is het 'relishoppen' inmiddels wel gepopulariseerd, gedemocratiseerd en gecommercialiseerd. Rond 1900 reageerde de katholieke kerk afwijzend op de nieuwe mystiek, omdat zij haar monopoliepositie op het gebied van zingeving dreigde te verliezen. Een eeuw later worstelt de kerk nog steeds met de nieuwe spirituele ervaringen van de eigentijdse cultuur: inzichten, ervaringen en idealen die uiteindelijk (ook) tot het erfgoed van het christendom behoren, aldus Nissen. Het onderzoek daarnaar is voor hem een van de spannende uitdagingen van de bestudering van de cultuurgeschiedenis van het christendom.

Peter Nissen (1957, Swalmen) studeerde filosofie en theologie aan het Grootseminarie Rolduc te Kerkrade en theologie en kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (nu Radboud Universiteit). Hij promoveerde aan de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam (cum laude). Vervolgens doceerde hij kerkgeschiedenis aan de Universiteit voor Theologie en Pastoraat te Heerlen, het Sint-Janscentrum te 's-Hertogenbosch en de Katholieke Universiteit Nijmegen. Van 1994 tot 1998 was Nissen bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan de toenmalige Katholieke Universiteit Brabant (nu UvT) en in 1998 werd hij benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vanaf 2006 was hij daar tevens hoogleraar Geschiedenis van het christendom. In Nijmegen fungeerde hij onder meer als decaan van de Faculteit der Theologie en voorzitter van de Facultaire Unie Filosofie en Theologie. Verder vervult Nissen talloze bestuurs- en adviesfuncties op het gebied van wetenschap, kerk, universiteit, cultuurgeschiedenis en letterkunde, is hij redacteur van het tijdschrift 'Speling' en de boekenreeksen 'Maaslandse monografieën' en 'Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland' en is hij geen onbekende in het publieke debat over kerk en levensbeschouwing.