over het Elektronisch Patiëntendossier als luchtkasteel
Antwoorden op kamervragen van Agema over het Elektronisch Patiëntendossier
als luchtkasteel
Kamerstuk, 12 september 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2874046
12 september 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema
(PVV) over het Elektronisch Patiëntendossier als luchtkasteel
(2070827810).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Agema over het Elektronisch
Patiëntendossier als luchtkasteel.
1
Wat is uw reactie op het bericht dat u juichende nieuwsbrieven over
het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) verspreidt, maar dat de
invoering verder weg is dan ooit ? 1)
1
Over de landelijke invoering van het EPD en de voorlichting richting
zorgaanbieders heb ik u recentelijk uitgebreid geïnformeerd
(MEVA/ICT-2875251). Ik stel vast dat aan de voorwaar-den is voldaan om
nu de stappen te zetten die ons in staat stellen het EPD breed
landelijk uit te rollen. De verdere invoering zal gefaseerd en
gecontroleerd verlopen vanuit een regionale aanpak. Om burgers goed te
informeren over de komst van het EPD en de mogelijkheid tot het maken
van bezwaar start ik een publiekscampagne in november van dit jaar.
2
Hoeveel ziekenhuizen, huisartsen en andere zorgverleners, die
oorspronkelijk meededen aan pilots voor het EPD, zijn er om welke
redenen intussen mee gestopt?
2
Geen enkele deelnemer aan de pilots voor het EPD is er tussentijds mee
gestopt.
3
Is het waar dat door de `bugs' in de software van het EPD brieven naar
de verkeerde patiënt gestuurd kunnen worden, en gegevens in verkeerde
dossiers kunnen worden opgeslagen? Klopt het dat hierdoor tenminste
één patiënt ten onrechte is geopereerd?
3
Nee, dat is niet waar. Het landelijk EPD zal het mogelijk maken dat
zorgaanbieders gegevens over patiënten waar zij een behandelrelatie
mee hebben, kunnen uitwisselen, om te beginnen met medicatiegegevens
en huisartswaarneemgegevens. Het EPD stuurt geen brieven rechtstreeks
naar patiënten.
Bovendien is iedere hulpverlener ingevolge de Wet inzake de
geneeskundige behandelings-overeenkomst (WGBO) gehouden aan de norm
van goed hulpverlenerschap. De invoering van het landelijk EPD leidt
niet tot verandering van het uitgangspunt dat de hulpverlener
verantwoordelijk is voor zijn eigen dossiers en dat iedere
hulpverlener een eigen onderzoeks-plicht heeft.
4
Onderschrijft u de stelling dat er twee werkelijkheden omtrent het EPD
lijken te bestaan, te weten een positieve van uw kant/ ICT-managers
bij VWS en een negatieve - gebaseerd op de realiteit - van de mensen
op de werkvloer? Kijkt u voldoende objectief naar dit project?
4
Ik onderschrijf deze stelling niet. Zoals ik onlangs heb laten weten
is het een cruciaal moment voor de invoering van het landelijk EPD:
alle voorbereidingen zijn getroffen en de praktijkervaringen laten
zien dat het EPD functioneel en technisch werkt. De pilots hebben in
de opstartfase onvermijdelijke kinderziektes aan het licht gebracht.
Met name de eerste pilot in Twente heeft ons erg geholpen om zicht te
krijgen op de noodzakelijke verbeteringen.
De bevindingen die bij de pilot in Twente zijn opgedaan zijn
geadresseerd en opgepakt. Dat geldt ook voor de punten uit de brief
van april die de schrijver van het artikel aanhaalt.
De deelnemende huisartsen aan de pilot in Twente hebben aangegeven
geen betrokkenheid te hebben bij het artikel uit Medisch Contact.
5
Is dit proces nog te stoppen, als blijkt dat het EPD niet zorgt voor
een betere maar juist slechtere patiëntveiligheid?
5
De invoering van het landelijk EPD verloopt via een gefaseerd en
gecontroleerd proces. Ten behoeve van de regie op de invoering vindt
voortdurende monitoring plaats op de voortgang in de regio's, de
vorderingen van de ICT-leveranciers en de kwaliteit en doorlooptijd
van het aansluit-proces. Op het moment dat zich incidenten voordoen,
zal er meteen ingegrepen kunnen worden. Ik hou u uiteraard op de
hoogte van de voortgang van de invoering.
1) Medisch Contact, nr. 33/34, 15 augustus 2008
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport