Ministerraad
Kabinetsvisie toekomstig Europees landbouwbeleid
Persbericht | 12-09-2008
De ministerraad heeft op voorstel van minister Verburg van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit ingestemd met de visie op het Europees
landbouwbeleid in 2020. In deze visie bloeit en concurreert de
Europese land- en tuinbouw op de wereldmarkt. Dit kan omdat wordt
geïnvesteerd in kennis en vernieuwing. De productie is duurzaam en
veilig en meer gekoppeld aan maatschappelijke waarden.
Innovatievermogen en concurrentiekracht worden gestimuleerd. Tevens
worden er vergoedingen gegeven aan boeren en andere
plattelandsondernemers met agrarische activiteiten die bijdragen aan
een mooier landschap en betere natuur, milieu en dierenwelzijn.
De algemene inkomenssteun aan boeren wordt omgebouwd. Daarvoor in de
plaats komen er beloningen voor maatschappelijk waardevolle zaken
zoals stimulering van concurrentiekracht en duurzaamheid en een
karakteristiek landschap. Om de uitdagingen waar Nederland mondiaal en
in Europa voor staat aan te kunnen gaan, moeten volgens het kabinet de
maatschappelijke waarden voedselzekerheid, voedselveiligheid en
-kwaliteit, landschap en natuur, milieu, dierenwelzijn en
diergezondheid centraal staan.
De Nederlandse landbouw is een krachtige sector en een belangrijke
motor van de economie. De land- en tuinbouw moet zich daarom kunnen
blijven ontwikkelen en vernieuwen om zich zowel aan steeds
veranderende krachten van de markt als aan de wensen van de
samenleving te kunnen aanpassen. Het kabinet ziet hier drie doelen.
Het eerste doel is versterking van concurrentiekracht en duurzaamheid.
Hier vallen ook innovatie en risicobeheer onder.
Het tweede doel is het belonen van het in stand houden van een
basiskwaliteit van maatschappelijk waardevolle gebieden. Het gaat
hierbij om het betalen voor de uitoefening van agrarische activiteiten
in gebieden waar productieomstandigheden niet optimaal zijn door
natuurlijke handicaps en waar de voortzetting van de grondgebonden
landbouw gewenst is of in gebieden waar de landbouw met het oog op
duurzaamheid noodzakelijkerwijs beperkingen ondervindt. Hierbij komen
(delen van) de Nationale Landschappen (zoals het Groene Hart met hoge
grondwaterstanden) en (zones rond) de Natura 2000-gebieden (zoals het
Dwingelderveld, een heideterrein op arme zandgrond of de hoogvenen in
de Deurnse Peel en Mariapeel) als eerste in beeld.
In de derde plaats vindt het kabinet extra betalingen voor zichtbare
maatschappelijke prestaties en ondersteuning van groen/blauwe diensten
belangrijk, zowel binnen als buiten de maatschappelijk waardevolle
gebieden. Groene diensten zijn bijdragen aan natuur- en
cultuurhistorische kwaliteiten van landschappen zoals het knotten van
wilgen en het onderhouden van houtwallen. Blauwe diensten zijn
bijvoorbeeld het bieden van mogelijkheden voor waterberging.
Het is een uitdaging om het systeem van inkomens- en
marktondersteuning om te vormen tot een systeem van beloning van
maatschappelijke prestaties. Het kabinet zet daarom in op een
vloeiende en stapsgewijze overgang tot 2020.
In Europa wordt op dit moment gediscussieerd over hoe de toekomst van
het landbouwbeleid eruit ziet tot 2013. Er worden nu al maatregelen
voorbereid voor de volledige vervanging van de productiesteun door
inkomenssteun en het afschaffen van exportsteun. Hoe het Europees
landbouwbeleid er na 2013 uit moet zien is in Europa en in Nederland
nog onderwerp van studie en discussie. De kabinetsvisie is een helder
uitgangspunt om met alle partijen om de tafel te gaan zitten om het
Nederlandse standpunt in Europa te bepalen.