Gerechtelijke organisatie

Gemeente Amsterdam heeft recht op aftrek omzetbelasting voor aanleg Noord Zuidlijn

Den Haag, 12 septeber 2008 - De gemeente Amsterdam exploiteert een vervoerbedrijf dat zich onder meer bezig houdt met het personenvervoer per metro. De gemeente Amsterdam is bezig een nieuwe metrolijn aan te leggen, de Noord/Zuidlijn, die zij voor dat personenvervoer zal gaan gebruiken. De gemeente is als exploitant van het vervoerbedrijf voor de omzetbelasting een belastingplichtige ondernemer. In deze zaak is in geschil of de gemeente Amsterdam de omzetbelasting in aftrek kan brengen die drukt op de voor de aanleg van die lijn aangeschafte goederen en diensten. Dat is het geval als de aanleg van de metrolijn moet worden aangemerkt als een investering die wordt gedaan als gemeentelijk vervoerbedrijf. Er is geen recht op aftrek als die aanleg moet worden beschouwd als de aanleg van een publieke voorziening waarvoor de gemeente als overheid handelt.

Het gerechtshof Amsterdam heeft op 24 maart 2003 (zie rechtspraak.nl, LJN AG1649) geoordeeld dat de gemeente recht heeft op aftrek van omzetbelasting die op de aanleg van de metrolijn drukt.

Het cassatieberoep bij de Hoge Raad
De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld. Dat beroep richt zich tegen het oordeel van hof Amsterdam dat de omzetbelasting in rekening is gebracht voor goederen en diensten die rechtstreeks en onmiddellijk samenhangen met de exploitatie van de metrolijn. De staatssecretaris betoogt dat de gemeente de omzetbelasting niet mag aftrekken, omdat de aanleg niet in de eerste plaats geschiedt met het oog op deelname aan het economische verkeer, maar ter uitvoering van haar publieke taak, te weten het zorgen voor een adequate infrastructuur. Die aanleg zou daarom, aldus de staatssecretaris, los moet worden gezien van het personenvervoer dat uiteindelijk met die metrolijn zal plaatsvinden in het kader van de onderneming van de gemeente.
Op 13 juli 2006 heeft advocaat-generaal W. de Wit in zijn advies aan de Hoge Raad geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De advocaat-generaal meende dat de gemeente Amsterdam bij de aanleg van de metrolijn handelt als overheid en adviseerde de Hoge Raad het Hof van Justitie te vragen hoe ruim het begrip "personenvervoer", genoemd in bijlage D bij de Zesde richtlijn, dient te worden uitgelegd, omdat alleen bij een ruime uitleg van dat begrip aan aftrek van omzetbelasting wordt toegekomen.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat de gemeente Amsterdam in dit geval recht heeft op aftrek van omzetbelasting. De metrolijn zal dienen voor het verrichten van personenvervoer, een aan heffing van omzetbelasting onderworpen prestatie. De voor de aanleg van de metrolijn aan de gemeente geleverde goederen en verrichte diensten zullen worden gebruikt voor belaste handelingen. Gebruik van goederen en diensten voor belaste handelingen brengt met zich dat recht bestaat op aftrek van omzetbelasting die op de aangeschafte goederen en verrichte diensten drukt.
De stelling van de staatssecretaris dat de gemeente de metrolijn aanlegt in het kader van een publieke taak (de zorg voor een adequate infrastructuur) gaat niet op, aldus de Hoge Raad, nu de metrolijn uitsluitend door de gemeente Amsterdam zal worden gebruikt voor personenvervoer en de metrolijn voor het verrichten van dat personenvervoer absoluut noodzakelijk is.

Gevolgen van de uitspraak
De gemeente mag alle omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht voor geleverde goederen en verrichte diensten, verband houdend met de aanleg van deze metrolijn, in aftrek brengen.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 12 september 2008, 10.00 uur.
Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Den Haag, 12 september 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

AY8475

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 12 september 2008 Naar boven