Ingezonden persbericht


Eindrapportage informateurschap
Dr. S.R.A. van Eijck

11 september 2008
Dr. S.R.A. van Eijck
Mr. I. Zetstra MPA MBA

1


2

Inhoudsopgave

Voorwoord 5 Samenvatting en aanbevelingen 6 Historisch Overzicht 9 Informatieonderzoek 13 Conclusies 18 Aanbevelingen 19 Bijlage 1 Financieel overzicht 21 Bijlage 2 Onderwerpen t.b.v. coalitieonderhandelingen 30


3


4

Voorwoord

Het is een eer en een genoegen geweest de Commissaris van de Koningin en de fractievoorzitters en vicefractievoorzitters van alle politieke partijen van de provincie Utrecht te hebben mogen bijstaan bij het doorbreken van een bestuurlijke impasse. De door mij zeer gewaardeerde open en constructieve houding van werkelijk alle betrokkenen hebben het mogelijk gemaakt tot een spoedige afronding te komen van de informatiefase. De professionele ondersteuning vanuit de griffie door Leo Graafhuis en vanuit het provinciehuis door directeur Herman Sietsma waren onontbeerlijk voor het verkrijgen van het benodigde inzicht op tal van terreinen. Voor mij staat vast dat zonder Ida Zetstra het eindresultaat niet op deze uitstekende wijze was vormgegeven en niet binnen deze zeer korte termijn. Ida is een kei. Mijn excuses voor het beroep dat ik op hen allen heb gedaan bijna 24 uur per dag en tot in het kleinste detail. Ik heb gestreefd naar een uitermate zorgvuldig proces met een accurate verslaglegging en daarvoor was het nodig ons gezamenlijk tot het uiterste in te spannen.

Op 20 augustus 2008 werd in het fractievoorzittersconvent mijn opdracht vastgesteld: het onderzoeken van de mogelijkheden om een stabiele en werkbare coalitie te vormen die voldoende steun heeft in provinciale staten. Deze opdracht heb ik vanuit twee verschillende perspectieven uitgevoerd. Voor mij staat vast dat het fundament van een succesvolle coalitie gestoeld moet zijn op een inhoudelijk programma dat gedragen wordt door alle betrokken partijen. De primaire en belangrijkste insteek was na te gaan welke Statenfracties op inhoudelijke, programmatische gronden het beste zouden kunnen samenwerken in een coalitie. Naar mijn mening biedt deze benadering de meeste waarborgen voor een stabiele en duurzame coalitie, die in staat is de provincie de komende 2,5 jaar stevig te besturen. Toen de contouren van verschillende denkbare scenario's zichtbaar werden, heb ik een tweede invalshoek toegevoegd in de procesgang. Daarbij speelde de politieke opstelling jegens elkander inzake de bereidwilligheid en gretigheid gezamenlijk met andere coalitiegenoten de schouders onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid te willen zetten. Het is uiterst bevredigend dat het eindresultaat van beide processen leidt tot dezelfde uitkomst.

De voorgestelde coalitie is het logische eindresultaat van het volgen van de programmatische aansluiting van de coalitiegenoten en van het politieke proces dat deels ook (nadrukkelijk beoogd) buiten de informatiegesprekken plaatsvond.

Inherent aan het maken van keuzes is het niet maken van andere keuzes. In die zin is helder dat het eindresultaat van een informatie nooit uitsluitend winnaars kent. Ik hecht er aan te benadrukken dat ik alle gesprekken met de verschillende fractieleden en anderen als zeer prettig en oprecht heb ervaren. Daar ben ik u erkentelijk voor. Ook al is voorstelbaar dat enkele van u met de uitkomst van dit proces geen vrede hebben, toch hoop ik dat u onze gesprekken eveneens als open en eerlijk hebt ervaren en het gevolgde proces van de informatie kunt waarderen. De vertrouwelijke gespreksverslagen zijn uiteraard slechts bedoeld ter ondersteuning van het informatieproces en worden niet openbaar gemaakt. Voor zover beschikbaar zijn zij alleen gedeeld met de bij het gesprek aanwezige personen.

De aanbieding van dit rapport aan de Commissaris van de Koningin en het fractievoorzittersconvent op 11 september, twee weken na mijn eerste gesprek, betekent het einde van mijn opdracht. Ik wens de fractievoorzitters en andere betrokkenen bij de komende coalitieonderhandelingen veel wijsheid in het vervolgproces en wens de provincie Utrecht voor de toekomst een krachtig bestuur toe, dat in de resterende collegeperiode met volle inzet en groot elan leiding kan geven aan alle provinciale opgaven.

Dr. S.R.A. van Eijck
11 september 2008

5

Samenvatting en aanbevelingen

Op 9 juli 2008 geven de Utrechtse Statenfracties van VVD en PvdA via een persbericht te kennen niet langer vertrouwen te hebben in coalitiepartner CDA. In de weken daarna vinden diverse gesprekken tussen verschillende fracties plaats over de mogelijkheden tot vorming van een nieuwe of herstel van de bestaande coalitie. Omdat deze gesprekken niet tot een oplossing leiden, wordt mij gevraagd als informateur op te treden. Mijn opdracht is de mogelijkheden te onderzoeken voor een stabiele en werkbare coalitie, die gesteund wordt door een meerderheid van provinciale staten. Op 26 augustus start ik met de uitvoering van deze opdracht.

Op 27 en 28 augustus vindt een eerste gespreksronde plaats met alle fracties afzonderlijk. Tijdens deze gesprekken liggen alle opties open en wordt partijen gevraagd aan te geven welke opties zij reëel achten beredeneerd vanuit een programmatische invalshoek. Spoedig wordt duidelijk dat er grote behoefte bestaat van de gelegenheid gebruik te maken om het hart te luchten over de ontstane situatie. Gesprekken krijgen soms een licht therapeutisch karakter. Tevens wordt in een aantal gevallen stelling ingenomen ten aanzien van de mogelijke samenwerking met andere partijen.

Dit alles leidt tot de volgende tussentijdse conclusies: Ongevraagd bleek er een groot draagvlak voor het continueren, al dan niet op hoofdlijnen, van de door de voormalige coalitiepartners ingeslagen weg als beschreven in `Besturen met hart voor de toekomst';
Partijen realiseren zich terdege dat het budgettaire beslag door de aangegane commitments door het college van GS en de gewekte verwachtingen voor de toekomst zo groot is, dat de specifieke programmatische inkleuring en profileringsmogelijkheid beperkt zijn; Er is grote ontevredenheid over de ontstane bestuurscultuur; Persoonlijke verhoudingen zijn verhard;
CDA en VVD liggen zowel programmatisch als voor wat betreft de bestuurscultuur dichter bij elkaar dan bij elke andere partij en geven de voorkeur aan een coalitie waaraan beide partijen deelnemen; Technisch worden de opties voor een coalitie die kan rekenen op de steun van een meerderheid in provinciale staten daardoor beperkt tot een coalitie van CDA en VVD met een derde (en eventueel vierde) partij of een coalitie zonder CDA en VVD;
Een coalitie zonder CDA en VVD vergt tenminste zes partijen: PvdA, de drie middelgrote fracties en twee van de vier kleine fracties (de regenboogvariant); De regenboogvariant is in theorie mogelijk, maar krijgt onvoldoende steun van de daarbij te betrekken fracties. Ook inhoudelijk is deze variant moeilijk te realiseren, gezien de eerdere constateringen over de profileringsmogelijkheden;
Wat resteert zijn coalitiemogelijkheden van CDA en VVD met één of meer andere fracties. Dit kan zijn herstel van de bestaande coalitie of de vorming van een coalitie van CDA en VVD met één of meer andere partijen;
Het herstel van de bestaande coalitie wordt door vrijwel geen enkele partij als eerste wenselijke optie genoemd;
Nadrukkelijk pleit ik voor het in het vervolg loslaten van alle ingenomen stellingen om zo vanuit de inhoud geredeneerd tot een coalitie te komen.


6

De resterende opties worden onderzocht in een tweede ronde gesprekken, allereerst met de grote fracties, aansluitend met de middelgrote fracties. Als huiswerk is een analyse vanuit de inhoud voorbereid door alle partijen. Deze gesprekken vinden plaats op 3 en 5 september en leiden tot de volgende conclusies:
Er is nog minder draagvlak voor herstel van de coalitie, geen van de partijen geeft daar de primaire voorkeur aan;
Herstel van de coalitie doet geen recht aan de opgave een stabiele en duurzame coalitie te vormen, vanwege het gebrek aan draagvlak bij de huidige coalitiefracties; De enige resterende optie is een coalitie te vormen van CDA, VVD en een derde partij, hiervoor komen SP, GroenLinks en ChristenUnie in aanmerking; D66 kan als vierde partij aan de coalitie worden toegevoegd, getalsmatig is dat echter in geen van de opties noodzakelijk;
GroenLinks en ChristenUnie willen eerst het gesprek aangaan met de PvdA, alvorens het gesprek aan te gaan over deelname aan een coalitie met CDA en VVD.

Aansluitend vinden gesprekken plaats tussen CDA, VVD en mogelijke coalitiegenoten. Het resultaat daarvan is dat CDA, VVD en ChristenUnie steun uitspreken voor de vorming van een gezamenlijke coalitie.

Tijdens de gesprekken komt veelvuldig de onvrede bij veel fracties aan de orde over een aantal aspecten van het Utrechtse provinciale bestuur. Gezien mijn opdracht en na raadpleging van de Commissaris van de Koningin, beveel ik u nadrukkelijk aan hier terdege kennis van te nemen en daarnaar te handelen. Het streven moet zijn dat iedere provinciale politicus in Utrecht met plezier naar zijn of haar werk gaat en het als nuttig ervaart aan het bestuurlijke proces een waardevolle bijdrage te leveren: De onderlinge communicatie wordt bemoeilijkt door verschillen in bestuurscultuur tussen de fracties, dit leidt regelmatig tot onjuiste interpretaties en onbegrip; De oppositie in de staten wordt niet serieus genomen, er wordt regelmatig niet geluisterd, op vragen wordt geen antwoord gegeven en een open debat met gedeputeerden en coalitiefracties is nauwelijks mogelijk;
Statenleden van oppositiepartijen worden vrijwel nooit geïnterrumpeerd, zij hebben het gevoel dat het er niet toe doet wat zij inbrengen. Ze voelen zich volkomen genegeerd; De rol van het fractievoorzittersconvent is onduidelijk, er wordt getwijfeld aan het nut ervan; Er wordt nauwelijks invulling gegeven aan het dualisme; Het financiële beleid en de verantwoording daarover van het college van GS aan provinciale staten dient nadrukkelijk verbetering.

Op basis van het onderzoek en de conclusies beveel ik het volgende aan: CDA, VVD en ChristenUnie starten het onderhandelingsproces tot het vormen van een nieuwe coalitie, het afsluiten van een nieuw coalitieakkoord, het verdelen van de portefeuilles over de partijen en het vormen van een nieuw college van gedeputeerde staten. Bij de besprekingen met deze aanstaande drie coalitiegenoten en de daaropvolgende uitwisseling van informatie, heb ik vanuit de inhoud, vanuit de portefeuilleverdeling en vanuit de personele invulling van de gedeputeerden onderzocht of en in hoeverre sprake zou kunnen zijn van blokkades en breekpunten. Alle drie de partijen hebben te kennen gegeven deze niet te verwachten. Dat schept het vertrouwen dat het formatieproces in hoog tempo kan plaatsvinden; Conform de wens van de betrokken partijen wordt aanbevolen de coalitieonderhandelingen te laten plaatsvinden onder begeleiding van een onafhankelijke persoon. Voor alle duidelijkheid, mijn rol als informateur eindigt met het aanbieden van dit eindrapport. Mij lijkt dat er een nieuwe constructieve dynamiek in de besprekingen zal ontstaan, die vrij moet worden gevoerd van het verleden en een andere externe begeleider rechtvaardigt;

7

Provinciale staten en gedeputeerde staten dienen gezamenlijk te investeren in vernieuwing van de bestuurscultuur en het verbeteren van de onderlinge communicatie. Een dringende aanbeveling aan de onderhandelingspartijen is hiertoe expliciete afspraken te maken en bij de uitvoering daarvan zowel coalitiefracties als de oppositie actief te betrekken. Persoonlijk lijkt mij, gezien het boven alle politieke partijen staan van de Commissaris van de Koningin en zijn voorzittersrol van het fractievoorzittersconvent, hier een nadrukkelijke rol weggelegd voor de Commissaris van de Koningin.


8

Historisch overzicht

Het is voor mij van belang geweest kennis te nemen van de periode vanaf de verkiezingen tot de aanstelling van de gedeputeerden, aangezien in provinciale staten geen wijziging heeft plaatsgevonden en de programmatische uitgangspunten van alle politieke partijen nog mogen worden verondersteld min of meer hetzelfde te zijn gebleven.

Op 7 maart 2007 vinden verkiezingen plaats voor Provinciale Staten. Na de verkiezingen bestaan provinciale staten in Utrecht uit tien partijen. De zetelverdeling is als volgt:

Partij Aantal zetels
CDA 11
VVD 10
PvdA 8
SP 5
GroenLinks 4
ChristenUnie 4
D66 2
SGP 1
Mooi Utrecht 1
Partij voor de Dieren 1
Verkenningsfase: 7 maart tot 2 april 2007
Tijdens de eerste Statenvergadering besluiten PS ten behoeve van de coalitievorming een verkenningsfase te starten onder leiding van de grootste partij, het CDA. Tijdens deze verkenningsfase worden de besprekingen gevoerd aan de hand van een inhoudelijke scan van de partijprogramma's voor de Statenverkiezingen. Alle fracties bespreken onder leiding van het CDA op basis van inhoudelijke standpunten de mogelijkheden voor een coalitie.

De afronding van de verkenningsfase vindt plaats in een openbare vergadering van de fractievoorzitters op 2 april 2007, waarin de bespreking van het verslag van de verkenning aan de orde is. Uit het verslag en de bespreking op 2 april 2007 komen de voorkeuren van partijen voor de nieuwe coalitie aan de orde:

Partij Voorkeur coalitie / formatieproces CDA Geen voorkeur aangegeven in verkenningsfase, tijdens vergadering: CDA, VVD, PvdA
VVD CDA, VVD, PvdA
PvdA CDA, VVD, PvdA
SP Deed dringend beroep op de fracties om de mogelijkheid van een coalitie met de SP serieus te onderzoeken, met voorkeur voor CDA, PvdA, SP en ChristenUnie
GroenLinks Combinatie van twee grote en twee kleinere fracties, met voorkeur voor combinatie van GroenLinks en ChristenUnie
ChristenUnie Open onderzoek naar mogelijkheden met de zes grootste fracties D66 Programmatische fase voortzetten met CDA, VVD, PvdA, SP en ChristenUnie SGP Het is aan de fracties conclusies te trekken uit de verkenningsfase, de SGP ziet
9

voor zichzelf geen actieve betrokkenheid in de onderhandelingen Partij voor de Dieren Opening zoeken voor nieuwe coalitievarianten, met name kijken naar de winnende partijen. Geen rol voor deze partij in de onderhandelingen Mooi Utrecht Coalitievorming op basis van programmatische doelen Tijdens de bespreking van de verkenning komt enig ongenoegen naar voren over het feit dat het CDA geen voorkeur heeft uitgesproken voor een coalitie. Het CDA spreekt tijdens de vergadering voorkeur uit voor een coalitie van CDA, VVD en PvdA. Daarover ontstaat bij een aantal partijen irritatie, met name bij de middelgrote fracties, die hierdoor buiten de onderhandelingen komen te staan.

Onderhandelingsfase: 3 april tot 21 mei 2007
Op 3 april 2007 start de onderhandelingsfase tussen CDA, VVD en PvdA. De onderhandelingen worden gevoerd door twee fractieleden per partij onder leiding van het CDA. Het onderhandelingsproces is zeer intensief. Het wordt bemoeilijkt doordat het lang duurt voordat adequate financiële informatie beschikbaar komt. Bovendien biedt het overdrachtsdocument onvoldoende helderheid op cruciale dossiers. Tijdens de onderhandelingen worden gaandeweg meer middelen uit het vermogen van de provincie ingezet, mede vanwege berichten over afroming van provinciale vermogens door het Rijk.

Inhoudelijk spreken partijen met name lang over woningbouw en mobiliteit. Bestuurlijke herindeling wordt tot vrije kwestie gemaakt en het dossier "polder Groot Mijdrecht Noord" wordt niet diepgaand besproken. Parallel aan de onderhandelingen op inhoudelijke dossiers voeren partijen onderhandelingen over de portefeuilleverdeling. In het oog springende resultaten zijn dat Ruimtelijke Ordening van de VVD overgaat naar het CDA en dat "bouwen" en "wonen" worden gesplitst en verdeeld over CDA en PvdA. Afspraken over de omgang met elkaar binnen de coalitie worden neergelegd in een side-letter. Gezien de latere ontwikkelingen, die de aanleiding voor de breuk van de coalitie vormde, moet naar mijn mening lering worden getrokken uit de keuze kwesties vrij te laten en specifiek de onderhavige problematiek.

De start van de onderhandelingen is voortvarend. Na de eerste grove verdeling van de middelen over de programma's treedt enige stagnatie op. Omdat het proces vastloopt tussen de eerste onderhandelaars van CDA (Ruijs) en PvdA (Bos), last men een time-out in. Achtergrond hiervan is voornamelijk de financiële verdeling over de posten, waarbij bij de PvdA de indruk bestaat dat hen tekort gedaan wordt. De onderhandelingspartners verlangen echter naar een afronding en pakken de draad weer op. Het komt tot een coalitieakkoord dat op 21 mei in de Statenvergadering ter behandeling voorligt. In diezelfde vergadering benoemen PS het nieuwe college van gedeputeerde staten.

Programmeringsfase: 22 mei tot 17 december 2007
Het nieuwe college start met het vertalen van het coalitieakkoord in een collegeprogramma. In september is het collegeprogramma gereed en wordt het in Provinciale Staten besproken. Het collegeprogramma biedt echter nog weinig zicht op de concrete uitvoering en nadere invulling in een uitvoeringsprogramma volgt, de Samenwerkingsagenda is hier een onderdeel van. PS behandelen het uitvoeringsprogramma in de Statenvergadering op 17 december 2007. Met de vaststelling van het uitvoeringsprogramma zijn de onderhandelingen in de coalitie finaal afgesloten.

Uitvoeringsfase: 18 december 2007 tot heden
Na vaststelling van het uitvoeringsprogramma starten gedeputeerde staten met de uitvoering. In het eerste half jaar van 2008 leggen gedeputeerde staten grote hoeveelheden kaderstellende besluiten ter besluitvorming voor aan PS.


10

Breuk in de coalitie
Mede gelet op de nadrukkelijke mogelijkheid van het lijmen van de coalitie, heb ik mij verdiept in de achtergronden van die breuk. Tijdens de Statenvergadering op 4 juli 2008 dienen PvdA, VVD, GroenLinks en ChristenUnie een motie in, waarin zij het college van GS opdragen duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijkheid voor een hogere bouwopgave voor de bouwlocatie Rijnenburg en te onderzoeken in hoeverre de rijksoverheid hieraan haar medewerking wil verlenen in juridische, beleidsmatige en financiële zin. Ook wordt het college opgedragen vooraf richting gemeente Utrecht aan te kondigen dat de provincie mogelijk het instrumentarium van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (nWro) in zal zetten om een hogere bouwopgave af te dwingen. De motie wordt aangenomen met steun van de indieners en de SP. Het CDA stemt tegen de motie. Het CDA steunt wel de wens om meer woningbouw te realiseren, maar niet de verwijzing naar het instrumentarium van de nWro. Het CDA dient een alternatieve motie in waarin die verwijzing ontbreekt. Deze motie haalt het niet. CDA-gedeputeerde Krol, portefeuillehouder Ruimtelijke ontwikkeling, zegt overigens toe de aangenomen motie van VVD, PvdA, GroenLinks en ChristenUnie te zullen uitvoeren.

Tijdens dezelfde Statenvergadering op 4 juli dient GroenLinks een motie van wantrouwen in tegen gedeputeerde Ekkers. Basis voor de motie ligt in een onderdeel van de portefeuille van deze gedeputeerde in het vorige college, de nieuwbouw van het provinciehuis. Deze motie wordt verworpen.

Op 9 juli zeggen VVD en PvdA via de media samen het vertrouwen op in de CDA-fractie. Directe aanleiding is de gang van zaken rond de motie over Rijnenburg. VVD en PvdA verwijten het CDA niet duidelijk en helder te zijn op belangrijke onderwerpen, zoals woningbouw en herindelingen. VVD en PvdA nodigen GroenLinks en ChristenUnie uit voor onderhandelingen over de vorming van een nieuwe coalitie. Beide partijen nemen de uitnodiging aan en op 11 juli gaan de onderhandelingen van start.

In een extra Statenvergadering op 14 juli debatteren PS over de onderlinge verhoudingen tussen de coalitiepartijen. De commissaris van de Koningin concludeert aan het eind van het debat dat de VVD en PvdA nogmaals publiekelijk hun vertrouwen hebben opgezegd in hun coalitiegenoot het CDA. Geen van de fracties zegt het vertrouwen op in het college van GS. De commissaris roept de fracties op met een oplossing te komen voor het politieke probleem binnen de Staten. Het college van GS zal haar taken blijven uitvoeren tot het moment dat de Staten met een definitieve oplossing voor het politieke probleem komen. VVD en PvdA zetten de onderhandelingen met GroenLinks en ChristenUnie voort.

Op 18 juli maakt de VVD bekend dat de Statenfractie recent is gebleken dat het CDA na het statendebat over Rijnenburg VVD en PvdA verzocht heeft om te praten over de onderlinge irritaties. De VVD besluit alsnog een open gesprek met de CDA-fractie te voeren en de onderhandelingen met PvdA, ChristenUnie en GroenLinks voorlopig op te schorten. Dit besluit van de VVD is voor fractievoorzitter Van den Burg en vicefractievoorzitter Vos reden met onmiddellijke ingang hun functies neer te leggen. Van Lunteren wordt benoemd als waarnemend fractievoorzitter.

In de weken na 18 juli voeren CDA, VVD en PvdA diverse gesprekken over reparatie van de coalitie. CDA en VVD concluderen dat hun standpunten inhoudelijk zeer dicht bij elkaar liggen en geven aan samen de mogelijkheden voor samenwerking in de toekomst te willen onderzoeken. Met de PvdA komen zij niet tot overeenstemming.

Op 16 augustus maken CDA en VVD bekend mij te hebben benaderd met het verzoek op te treden als bemiddelaar-formateur. Op dat moment stem ik daar niet direct mee in. Het voorstel van CDA wordt niet gedragen door de PvdA, deze partij benadert vervolgens het CDA met de uitnodiging onderhandelingen te starten samen met GroenLinks en ChristenUnie. Het CDA gaat niet op deze uitnodiging in.


11

Op 20 augustus vergadert het fractievoorzittersconvent over de ontstane situatie. Voorgesteld wordt een informateur aan te trekken. PvdA, GroenLinks, D66 en Partij voor de Dieren plaatsen kanttekeningen bij het voorstel mij te belasten met het informateurschap, omdat CDA en VVD mij benaderd hebben met een ander verzoek. Uiteindelijk werpt geen van de fractievoorzitters een blokkade op tegen mij als informateur. Het fractievoorzittersconvent geeft mij de opdracht als informateur de mogelijkheden te verkennen voor een werkbare en stabiele coalitie, met steun van een meerderheid in provinciale staten. De rapportage van deze informatieopdracht moet worden geagendeerd voor het fractievoorzittersconvent.


12

Informatieonderzoek

Op 26 augustus start ik met de uitvoering van mijn opdracht de mogelijkheden te verkennen voor een werkbare en stabiele coalitie, met steun van een meerderheid in provinciale staten. Op dat moment heeft de bestuurscrisis bijna zeven weken geduurd. De coalitiefracties hebben intussen vele gesprekken gevoerd in verschillende samenstellingen, met elkaar en met de oppositie. Gedurende die zeven weken is geen zicht ontstaan op een oplossing voor de crisis.

Op 27 en 28 augustus wordt een eerste ronde informatiegesprekken gehouden met alle fractievoorzitters. Tijdens deze gesprekken liggen alle opties open. De volgende zaken komen aan de orde:

- Totstandkoming van de informatieopdracht, waarbij ik de fractie de vraag voorleg of zij de opdracht en de keuze voor mij als informateur ondersteunt. Dat is in mijn ogen niet hetzelfde als het niet opwerpen van een blokkade, zoals door de Commissaris van de Koningin aan het fractievoorzittersconvent voorgelegd;

- Aan alle fracties is door mij nadrukkelijk meegedeeld dat zij op elk gewenst moment hun vertrouwen in mijn rol of functioneren konden opzeggen, hetgeen zou leiden tot het door mij neerleggen van mijn taak. Dat enkele fracties geen vrede zullen hebben met de door mij meest wenselijke geconstateerde einduitkomst is helder. Dat mag nooit hebben gelegen aan onvrede met het proces of de procesvoerder;

- Mijn visie op de opdracht en de voorgenomen procedure;
- Analyse van de fractie van de ontstane situatie;
- Visie van de fractie op mogelijke coalities;
- Inhoudelijke kwesties die relevant zijn voor de fractie;
- Diverse onderwerpen met betrekking tot de gang van zaken in Provinciale Staten.

Alle fracties spreken tijdens de eerste gesprekronde uit de rol van en keuze voor mij als informateur te steunen en de uitkomst van het informatieproces te zullen accepteren. Ik zet uiteen dat ik aanvankelijk ben benaderd met het verzoek te willen bemiddelen in de situatie die was ontstaan in de provincie Utrecht. Ik stond daar in principe positief tegenover, maar wilde eerst weten wat de precieze opdracht zou zijn. In eerste instantie leek de opdracht te worden de bestaande coalitie te lijmen. Die opdracht zou ik niet geaccepteerd hebben. Alleen als er sprake zou zijn van een open proces, waarin alle opties voor een toekomstige coalitie onderzocht zouden worden, wilde ik de opdracht accepteren. Tijdens het fractievoorzittersconvent is de opdracht zodanig geformuleerd en daarom heb ik de opdracht geaccepteerd.

In de analyses van de fracties komt een aantal zaken naar voren:
- De coalitie van CDA, VVD en PvdA is moeizaam tot stand gekomen en op een aantal belangrijke dossiers zijn onvoldoende afspraken gemaakt. De discussies die partijen vorig jaar uit de weg gingen, spelen nu alsnog en leiden tot onderlinge irritaties;
- Tussen CDA en VVD enerzijds en PvdA anderzijds bestaan fundamentele verschillen van inzicht op belangrijke dossiers, met name ten aanzien van de woningbouw;
- De drie partijen CDA, VVD en PvdA vormen al ruim 30 jaar de coalitie in de provincie Utrecht, met name vanuit de oppositie wordt aangegeven dat daarin enige sleetsheid wordt ervaren. Voor mij is het langdurig bestaan van een coalitie overigens geen enkele reden geweest de mogelijkheid tot herstel niet nadrukkelijk als optie te onderzoeken;
- Na de breuk met het CDA is binnen de VVD-fractie een beweging ontstaan door het terugtreden van de fractievoorzitter en de vice-voorzitter, het benoemen van de heer Van Lunteren tot aanvankelijk
13

waarnemend fractievoorzitter en op 27 augustus tot fractievoorzitter en de heer Barneveld Binkhuysen te benoemen tot vice-fractievoorzitter.

In de gesprekken komt naar voren dat voor de resterende 2,5 jaar van de collegeperiode de financiële ruimte voor nieuwe wensen en voor verschuivingen tussen programma's gering is. Een groot deel van de middelen is al vastgelegd in afdwingbare afspraken of er zijn vergaande besprekingen die verwachtingen hebben gewekt bij stakeholders. Uit informatie van het hoofd Financiën blijkt dat voor de periode van 2009 tot en met 2012 circa 70% van de beschikbare middelen zodanig is vastgelegd dat daarvoor geen tot zeer beperkte ruimte is voor heroverweging. Circa 25% is vastgelegd in het uitvoeringsprogramma. Ten aanzien van deze middelen is heroverweging door provinciale staten mogelijk. Daarvoor dienen nieuwe kaders te worden vastgesteld en zal opnieuw overleg met stakeholders moeten plaatsvinden. Hierbij is van belang dat veelal zodanige verwachtingen zijn gewekt bij gemeenten en maatschappelijke organisaties dat wijzigingen schadelijk kunnen zijn voor de geloofwaarheid van het provinciaal bestuur.

Slechts 5% van de beschikbare middelen voor de komende jaren tot en met 2012 (circa 97 miljoen) is volledig vrij in te vullen door een nieuwe coalitie. Dit leidt tot de conclusie dat er voor eventuele nieuwe partijen in een nieuwe coalitie weinig ruimte is om zich in de komende 2,5 jaar te profileren. In bijlage 1 is gedetailleerde financiële informatie opgenomen. Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid een extra beroep te doen op provinciale reserves waar nog geen beslag op is gelegd, deze bedragen momenteel 45 miljoen.

Tijdens de gesprekken geven meerdere fracties stevige kritiek op de werkwijze en onderlinge verhoudingen binnen provinciale staten en tussen PS en GS. Regelmatig komen de volgende zaken aan de orde:

- De onderlinge communicatie wordt bemoeilijkt door verschillen in bestuurscultuur tussen de fracties, dit leidt regelmatig tot onjuiste interpretaties en onbegrip;
- De oppositie in provinciale staten wordt niet serieus genomen, er wordt regelmatig niet geluisterd, op vragen wordt geen antwoord gegeven en een open debat met gedeputeerden en coalitiefracties is nauwelijks mogelijk;

- Statenleden van oppositiepartijen worden vrijwel nooit geïnterrumpeerd, zij hebben het gevoel dat het er niet toe doet wat zij inbrengen;

- De rol van het fractievoorzittersconvent is onduidelijk, er wordt getwijfeld aan het nut ervan;
- Er wordt nauwelijks invulling gegeven aan het dualisme.

Tijdens de gesprekken komen de volgende mogelijkheden voor de toekomstige coalitie aan bod:

Opties Aantal partijen Aantal zetels CDA, VVD, PvdA 3 29 CDA, VVD + 3e (+4e) 3 of 4 Tenminste 24 (21 +3) CDA, PvdA, CU, GL 4 27 VVD, PvdA, CU, GL 4 26 CDA, PvdA + 3e + 4e (niet in combi CU en GL) 4 (of meer) Tenminste 24 (19 + 5) VVD, PvdA + 3e + 4e (niet in combi CU en GL) 4 (of meer) Tenminste 24 (19 +6) PvdA + middelgrote en kleine fracties Tenminste 6 Tenminste 24, max. 26 (regenboog)
CDA, SP, CU, GL 4 24

VVD, SP, CU, GL + kleine fractie(s) Tenminste 5 Tenminste 24 Minderheidscoalitie (verschillende opties) - -
14

Naast de mogelijkheden voor de vorming van een nieuwe of herstel van de bestaande coalitie komt tijdens de gesprekken aan de orde wat voor de fracties belangrijke inhoudelijke onderwerpen zijn. Deze onderwerpen zijn opgenomen in bijlage 2 en kunnen dienen als input voor de komende coalitieonderhandelingen.

De eerste gespreksronde leidt tot de volgende tussentijdse conclusies: Ongevraagd bleek er een groot draagvlak voor het continueren, al dan niet op hoofdlijnen, van de door de voormalige coalitiepartners ingeslagen weg als beschreven in `Besturen met hart voor de toekomst';
Partijen realiseren zich terdege dat het budgettaire beslag door de aangegane commitments door het college van GS en de gewekte verwachtingen voor de toekomst zo groot is, dat de specifieke programmatische inkleuring en profileringsmogelijkheid beperkt zijn; Er is grote ontevredenheid over de ontstane bestuurscultuur; Persoonlijke verhoudingen zijn verhard;
CDA en VVD liggen zowel programmatisch als voor wat betreft de bestuurscultuur dichter bij elkaar dan bij elke andere partij en geven de voorkeur aan een coalitie waaraan beide partijen deelnemen; Technisch worden de opties voor een coalitie die kan rekenen op de steun van een meerderheid in provinciale staten daardoor beperkt tot een coalitie van CDA en VVD met een derde (en eventueel vierde) partij of een coalitie zonder CDA en VVD;
Een coalitie zonder CDA en VVD vergt tenminste zes partijen: PvdA, de drie middelgrote fracties en twee van de vier kleine fracties (de regenboogvariant); De regenboogvariant is in theorie mogelijk, maar krijgt onvoldoende steun van de daarbij te betrekken fracties. Ook inhoudelijk is deze variant moeilijk te realiseren, gezien de eerdere constateringen over de profileringsmogelijkheden;
Wat resteert zijn coalitiemogelijkheden van CDA en VVD met één of meer andere fracties. Dit kan zijn herstel van de bestaande coalitie of de vorming van een coalitie van CDA en VVD met één of meer andere partijen;
Het herstel van de bestaande coalitie wordt door vrijwel geen enkele partij als eerste wenselijke optie genoemd;
Nadrukkelijk pleit ik voor het in het vervolg loslaten van alle ingenomen stellingen om zo vanuit de inhoud geredeneerd tot een coalitie te komen.

Op 3 september spreek ik de fractievoorzitters van CDA, VVD en PvdA. In de gesprekken komen aan de orde:

- mijn reflectie op de tot nu toe verkregen informatie;
- voorleggen en bespreken van mogelijke scenario's;
- bespreken van randvoorwaarden van de fractie bij de verschillende scenario's;
- het vervolgproces.

Tijdens deze gesprekken blijkt dat voor geen van de drie partijen herstel van de coalitie de eerste voorkeursoptie is. Daar komt bij dat voor herstel van de coalitie een groot aantal randvoorwaarden ingevuld moet worden, die met name te maken hebben met de onderlinge samenwerking tussen de fracties. Uit alle gesprekken komt duidelijk naar voren dat het een zeer intensief traject vergt om de moeizame verhoudingen tussen de coalitiefracties te normaliseren. Omdat er bij geen van de drie partijen voorkeur bestaat voor de hersteloptie, ligt het voor mij het meest voor de hand te onderzoeken of een coalitie van CDA en VVD met een ander partij dan de PvdA gevormd kan worden.


15

Op 5 september spreek ik de fractievoorzitters van SP, GroenLinks, ChristenUnie en D66. Tijdens deze gesprekken komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- De tussentijdse conclusie dat twee opties resteren, namelijk herstel van de coalitie en de vorming van een nieuwe coalitie van CDA en VVD met een derde en eventueel vierde partij;
- De voorkeur van de fractie voor één van beide opties;
- De mogelijke rol van de fractie in een coalitie met CDA en VVD en de condities waaronder.

De vier fracties geven aan geen voorstander te zijn van herstel van de coalitie. Er is weinig vertrouwen dat deze optie echte verandering teweeg kan brengen. Inmiddels lijken de verhoudingen bovendien zo verstoord dat het al moeizaam zal zijn de coalitie te herstellen, laat staan dat er een duurzame en stabiele coalitie kan ontstaan die in staat is de komende twee jaar de provincie krachtig te besturen.

SP en D66 geven in het gesprek aan dat zij bereid zijn deel te nemen aan een coalitie met CDA en VVD. GroenLinks en ChristenUnie geven aan hiertoe wel bereid te zijn, maar daarvoor eerst in overleg te moeten treden met elkaar en met de PvdA. De vier partijen geven daarnaast aan onder welke voorwaarden zij aan de coalitie willen deelnemen.

Op basis van de tweede ronde gesprekken met de fracties (met uitzondering van de eenmansfracties) kom ik tot de volgende conclusies:
Er is nog minder draagvlak voor herstel van de coalitie, geen van de partijen geeft daar de primaire voorkeur aan;
Herstel van de coalitie doet geen recht aan de opgave een stabiele en duurzame coalitie te vormen, vanwege het gebrek aan draagvlak bij de huidige coalitiefracties; De enige resterende optie is een coalitie te vormen van CDA, VVD en een derde partij, hiervoor komen SP, GroenLinks en ChristenUnie in aanmerking; D66 kan als vierde partij aan de coalitie worden toegevoegd, getalsmatig is dat echter in geen van de opties noodzakelijk;
GroenLinks en ChristenUnie willen eerst het gesprek aangaan met de PvdA, alvorens het gesprek aan te gaan over deelname aan een coalitie met CDA en VVD.

Op basis van deze gesprekken besluit ik eerst de mogelijkheid te onderzoeken voor een coalitie van CDA, VVD en SP. Uit vervolgbesprekingen blijkt echter dat dit voor wat de SP betreft geen haalbare kaart is, waardoor deze optie afvalt.

Intussen leggen GroenLinks en ChristenUnie op 5 september gezamenlijk de verklaring af dat zij bereid zijn de verbintenis met elkaar en met de PvdA te verbreken, om coalitievorming mogelijk te maken. Dit opent de weg om met deze partijen te spreken over deelname aan een coalitie met CDA en VVD.

Omdat tijdens de informatiegesprekken is gebleken dat CDA en VVD programmatisch de meeste overeenkomsten hebben met de ChristenUnie, wordt eerst de ChristenUnie benaderd en spreek ik de drie fractievoorzitters gezamenlijk. Conclusie van dit gesprek is dat er in het coalitieakkoord een goede inhoudelijke basis ligt voor een duurzame coalitie van deze fracties. In het gesprek is oriënterend gesproken over mogelijke gedeputeerden. De fracties hebben geen blokkades opgeworpen voor gedeputeerden van de andere fracties.

Aansluitend inventariseer ik op welke inhoudelijke punten nadere afspraken gewenst zijn tussen de fracties. Deze punten worden uitgewisseld en leiden bij alle drie fracties tot de overtuiging dat zij in staat zijn gezamenlijk een nieuwe coalitie te vormen voor de komende 2,5 jaar.


16

Op 10 september concludeer ik dat een coalitie van CDA, VVD en ChristenUnie de beste optie is voor een werkbare en stabiele coalitie, die in provinciale staten op de steun van een meerderheid kan rekenen. Dit is de logische uitkomst van het onderzoek naar een inhoudelijk programmatische aansluiting en een bestuurlijke cultuuraansluiting.

Teneinde de voorbereiding van de formatie zo goed mogelijk vorm te geven, heb ik met de drie partijen onderzocht of en in hoeverre er sprake zou kunnen zijn in het vervolgproces van blokkades of breekpunten op inhoudelijk gebied, bij het invulling geven aan de portefeuilles en het benoemen van gedeputeerden. Gezamenlijk is geconstateerd dat deze niet te verwachten zijn. Het strekt mij in het vertrouwen dat de opdracht in die zin als geslaagd kan worden beschouwd.

De betrokken fracties hebben aangegeven tijdens de komende onderhandelingen over de vorming van een gezamenlijke coalitie in ieder geval afspraken te willen maken over de volgende onderwerpen: Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur
Uitvoering Agenda Vitaal Platteland
Groen rond de stad
Polder Groot Mijdrecht Noord
Vliegbasis Soesterberg
Ruimtelijke ontwikkeling / woningbouw
Mobiliteit (Pakketstudies/Aquaduct N201/Opcenten Motorrijtuigenbelasting) Duurzaamheid / klimaatbeleid
Cultuursubsidies
Lobby in Europese Unie
Bestuurlijke organisatie / herindeling Gelders Vallei Samenwerkingsagenda
Financieel beleid
Bestuurscultuur
Toekomst van de provincie (Lodders, kerntakendiscussie) Een volledig overzicht van onderwerpen, die de komende 2,5 jaar relevant zijn voor het provinciaal bestuur, is opgenomen in bijlage 2. Deze bijlage kan worden gebruikt als agenda voor de coalitieonderhandelingen.

Tijdens de informatiegesprekken heb ik veel signalen gekregen over onvrede met de bestuurscultuur en een aantal andere aspecten in het Utrechtse provinciale bestuur. Ik geef de fracties van CDA, VVD en ChristenUnie in overweging tijdens de onderhandelingen afspraken te maken over de volgende zaken: De wijze waarop invulling wordt gegeven aan het dualisme; Verbetering van de onderlinge communicatie;
De rol van het fractievoorzittersconvent in relatie tot het presidium; De volkomen onafhankelijkheid en het boven de partijen staan van de Commissaris van de Koningin; Het bevorderen van het debat in de staten;
Het afleggen van bestuurlijke verantwoordelijkheid over het gevoerde financiële beleid; Invulling geven aan en faciliteren van de controlerende taak van PS.


17

Conclusies

Op basis van het informatieonderzoek kom ik tot de volgende conclusies:

Na de breuk tussen de coalitiefracties in de staten is duidelijk geworden dat tussen CDA en VVD enerzijds en PvdA anderzijds fundamentele verschillen van inzicht bestaan op belangrijke dossiers, met name ten aanzien van woningbouw.

Naast inhoudelijke geschilpunten is sprake van irritaties die met name te maken hebben met bestuurscultuur en wijze van communiceren, zowel tussen de coalitiefracties onderling als tussen coalitiefracties enerzijds en oppositie anderzijds.

Voor de vorming van een nieuwe coalitie zijn tenminste twee grote fracties nodig. De zogenaamde regenboogvariant is geen reële optie. In de eerste plaats omdat tenminste vijf middelgrote en kleine fracties zich naast de PvdA moeilijk kunnen profileren, gelet op de beperkte financiële ruimte. In de tweede plaats omdat een coalitie met zes partijen onvoldoende waarborgen biedt voor een stabiele en duurzame coalitie. Ten derde omdat partijen zelf hebben aangegeven of niet te willen bijdragen aan zo'n coalitie of deze slechts als allerlaatste uiterste optie te waarderen.

CDA en VVD staan programmatisch dicht bij elkaar en geven er de voorkeur aan samen deel uit te maken van een coalitie, boven een combinatie van één van beide partijen met de PvdA. De resterende opties voor een coalitie zijn voortzetting van de bestaande coalitie en een coalitie van CDA en VVD met een derde en eventueel een vierde partij, niet zijnde de PvdA.

Voor vrijwel geen enkele fractie is voorzetting van de bestaande coalitie de eerste voorkeursoptie.

Een coalitie van CDA, VVD en ChristenUnie heeft inhoudelijk, programmatisch de meeste kans van slagen voor wat betreft stabiliteit en duurzaamheid. De betrokken fracties hebben hun steun uitgesproken voor de vorming van deze coalitie en willen zo snel mogelijk de onderhandelingen daarover aangaan. Met de drie partijen heb ik nadrukkelijk onderzocht of en in hoeverre er sprake zou kunnen zijn in het vervolgproces van blokkades of breekpunten op inhoudelijk gebied, bij het invulling geven aan de portefeuilles en het benoemen van gedeputeerden. Gezamenlijk is geconstateerd dat deze niet te verwachten zijn.

In de informatiegesprekken zijn diverse onderwerpen aan de orde geweest die te maken hebben met de bestuurscultuur en de onderlinge communicatie. Het merendeel van de Statenfracties heeft de wens uitgesproken dat, welke coalitie er ook komt, er in ieder geval iets gedaan zou moeten worden aan deze aspecten. Ik zie hier een rol weggelegd voor de Commissaris van de Koningin.


18

Aanbevelingen

Op basis van mijn conclusies beveel ik ten aanzien van de toekomst van het Utrechtse provinciale bestuur het volgende aan:

CDA, VVD en ChristenUnie starten het onderhandelingsproces tot het vormen van een nieuwe coalitie, het afsluiten van een nieuw coalitieakkoord, het verdelen van de portefeuilles over de partijen en het vormen van een nieuw college van gedeputeerde staten. Bij de besprekingen met deze aanstaande drie coalitiegenoten en de daaropvolgende uitwisseling van informatie, heb ik vanuit de inhoud, vanuit de portefeuilleverdeling en vanuit de personele invulling van de gedeputeerden onderzocht of en in hoeverre sprake zou kunnen zijn van blokkades en breekpunten. Alle drie de partijen hebben te kennen gegeven deze niet te verwachten. Dat schept het vertrouwen dat het formatieproces in hoog tempo kan plaatsvinden;

Conform de wens van de betrokken partijen wordt aanbevolen de coalitieonderhandelingen te laten plaatsvinden onder begeleiding van een onafhankelijke persoon. Voor alle duidelijkheid, mijn rol als informateur eindigt met het aanbieden van dit eindrapport. Mij lijkt dat er een nieuwe constructieve dynamiek in de besprekingen zal ontstaan, die vrij moet worden gevoerd van het verleden en een andere externe begeleider rechtvaardigt;

Provinciale staten en gedeputeerde staten dienen gezamenlijk te investeren in vernieuwing van de bestuurscultuur en het verbeteren van de onderlinge communicatie. Een dringende aanbeveling aan de onderhandelingspartijen is hiertoe expliciete afspraken te maken en bij de uitvoering daarvan zowel coalitiefracties als de oppositie actief te betrekken. Persoonlijk lijkt mij, gezien het boven alle politieke partijen staan van de Commissaris van de Koningin en zijn voorzittersrol van het fractievoorzittersconvent, hier een nadrukkelijke rol weggelegd voor de Commissaris van de Koningin.


19


20

Bijlage 1
Financieel overzicht

Inleiding
De keuze rond de inzet van de middelen is een essentieel sturingsinstrument bij het realiseren van de provinciale beleidsdoelen en provinciale taken. De inzet van de middelen moet in een meerjarig perspectief worden gezien, aangezien veel beleidsdoelen jaargrenzen passeren. Daarnaast is er sprake van verschillen in kasritmes en moeten ontwikkelingen in de omvang van de middelen worden betrokken bij het bepalen van het financiële perspectief, bovendien is het wenselijk om op een hoger abstractieniveau zicht te verkrijgen op de meerjarige inzet van de middelen. In dat kader wordt in het financiële perspectief het vierjarig perspectief tot en met 2012 geschetst. In deze paragraaf wordt ingegaan op onderstaande aspecten. In deze financiële paragraaf wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
1. Hoe zijn de beschikbare middelen en inkomstenstromen van de provincie samengesteld
2. Hoe zijn de middelen bestemd over de verschillende programma's
3. Wat is de ruimte om nieuwe beleidsafwegingen te maken en middelen anders te bestemmen en wat is de relatie tot het huidige beleid.

4. Vermogenspositie

5. Risicoparagraaf

6. Samenvatting


1. Hoe zijn de beschikbare middelen en inkomstenstromen van de provincie samengesteld De middelen van de provincie komen beschikbaar vanuit vier bronnen. Algemene Middelen: Algemene middelen zijn afkomstig uit Opcenten Motorrijtuigenbelasting, Uitkering Provinciefonds en Opbrengsten uit Eigen Middelen. Provinciale Staten hebben de bevoegdheid om hier, rekening houdende met de uitvoering van wettelijke taken, de bestemming aan toe te kennen.
Onttrekkingen uit Reserves en Voorzieningen: De provincie beschikt over incidentele eigen middelen. Deze middelen zijn afkomstig uit de verkoop van aandelen van energiebedrijven, uit het rekeningoverschot, en afkomstig uit dotaties op bestemmingsreserves als egalisatiereserve. De middelen kunnen voor het grootste deel worden toegerekend aan (incidentele) algemene middelen. Provinciale Staten hebben de bevoegdheid om hier de bestemming aan toe te kennen. De afgelopen jaren zijn door Provinciale Staten voor een belangrijk deel reeds bestemmingen toegekend aan deze middelen. Middels de begrotingscyclus worden jaarlijks middelen onttrokken en gedoteerd aan de bestemmingsreserves. Voor een deel is een bestemming toegekend met een minder vrijblijvend karakter en wordt gesproken over voorzieningen. Provinciale Staten hebben beperkte vrijheid om de bestemming van een voorziening te wijzigen. Doeluitkeringen: Naast inkomsten uit het Provinciefonds ontvangt de provincie zogenaamde doeluitkeringen van het Rijk, uitkeringen voor een vastomschreven doel zoals bijvoorbeeld verkeer en vervoer, jeugdhulpverlening, landelijk gebied. De doeluitkeringen, ook wel specifieke uitkering, dienen te worden besteed voor het doel waarvoor de middelen beschikbaar zijn gesteld.
Eigen Middelen: De provincie beschikt over incidentele eigen middelen. Voor een groot deel zijn door Provinciale Staten reeds bestemmingen toegekend aan deze middelen. Er zijn echter nog incidentele middelen beschikbaar waar in de toekomst nog een bestemming aan kan worden gegeven.
In de financiële bijlage is een specificatie opgenomen van de verschillende geldstromen over de komende vier jaarschijven. Over de totaalperiode van vier jaar geeft dat het volgende beeld.


21

Beschikbare middelen voortkomend uit:
Bedragen X 1.000,- Totaal Opcenten Motorrijtuigenbelasting 452.000 Algemene Uitkering Provinciefonds 260.000 Inkomsten uit Treasury 64.000 Subtotaal Algemene Middelen 776.000 Saldo onttrekking bestemmingsreserve "Uitvoeringsprogramma" 236.000 Saldo onttrekking uit "Overige bestemmingsreserves" 79.000 Subtotaal Onttrekking uit bestemmingsreserves 315.000 Doeluitkering LNV: Landelijk gebied 156.000 Doeluitkering V&W: Verkeer en Vervoer 319.000 Doeluitkering VWS: Jeugdzorg 348.000 Doeluitkeringen: Diverse kleinere uitkeringen 54.000 Subtotaal Doeluitkeringen 877.000 Totaal beschikbare middelen 2009 - 2012 1.968.000

De provincie Utrecht beschikt de komende vier (2009 ­ 2012) over totaal ruim 1,9 miljard euro aan middelen om in te zetten. Hierbij valt op dat het beschikbare volume jaarlijks afneemt. Dit is te verklaren uit een afname van de inkomsten uit Eigen Vermogen als gevolg van de afname van het Eigen Vermogen. Daarnaast loopt in 2012 het Uitvoeringsprogramma af, waarmee ook de incidentele geldstroom (afkomstig uit het Eigen Vermogen) van het Uitvoeringsprogramma afloopt.


2. Hoe zijn de middelen bestemd over de verschillende programma's. De provincie zet de beschikbare middelen in op een breed pallet van beleidstaken. Deze beleidstaken zijn ingedeeld in tien programma's. Binnen ieder programma wordt vervolgens een aantal producten gerealiseerd. Provinciale Staten sanctioneren met de vaststelling van de begroting, de begroting op programmaniveau. Daarmee wordt de verdeling van de totaal beschikbare middelen tussen de tien programma's bepaald. Voor ieder programma worden vervolgens door Provinciale Staten beleidskaders vastgesteld waarbinnen de middelen worden ingezet. In de financiële bijlage is een specificatie opgenomen van de inzet van middelen, verdeeld tussen de programma's over de verschillende jaarschijven. De inzet van de middelen over de verschillende programma's over het totaal van vier jaar geeft het volgende beeld.

Uitgaven op de verschillende programma's Totaal Investeringen in de Utrechtse samenleving 2009-2012

1. Ruimtelijke ontwikkeling 57.000
2. Landelijk gebied 251.000
3. Wonen en stedelijke vernieuwing 47.000
4. Duurzaamheid en milieu 96.000
5. Water 31.000
6. Economische zaken en recreatie 59.000
7. Mobiliteit 535.000
8. Samenleving, cultuur en sport 118.000
9. Jeugd, onderwijs en zorg 419.000
10. Bestuur, Middelen en Overhead 112.000 10. Toerekening overhead aan programma's 104.000 10. Stelpost Onvoorzien 6.400 10. Stelpost Beschikbaar voor nieuw beleid 21.600 10. Afdracht in het kader van het Bestuursakkoord 69.000 10. Kapitaallasten t.b.v. invoering kapitaaldienst 7.000 10. Begrotingssaldo (2012) 35.000 Totaal uitgaven 1.968.000
22


3. Wat is de ruimte om nieuwe beleidsafwegingen te maken en middelen anders te bestemmen en wat zijn hiervan de consequenties
Relevant is de vraag om te bepalen hoe groot de ruimte is om beleidswijzigingen door te voeren. Beleidswijzigingen kunnen op twee niveaus worden doorgevoerd. Ten eerste kan overwogen worden om beleidswijzigingen binnen een programma door te voeren. Binnen een programma worden de middelen ingezet binnen de beleidskaders die daarvoor zijn vastgesteld door PS. Het is de bevoegdheid van Provinciale Staten om het beleidskader aan te passen. Provinciale Staten kunnen ook besluiten om de verdeling tussen programma's te wijzigen, dat heeft over het algemeen een grotere beleidswijziging tot gevolg. Bij herallocatie van middelen tussen programma's moet rekening worden gehouden met enkele beperkingen, randvoorwaarden en consequenties. Om zicht te krijgen op het volume van middelen die in aanmerking komen voor heroverweging en rekening te houden met belemmerende factoren worden de totaal beschikbare middelen in drie categorieën ingedeeld:

Middelen die geen of een zeer beperkte vrijheid hebben om anders te alloceren. Te denken valt aan Doeluitkeringen van het Rijk, waarvoor de bestemming op programmaniveau is vastgesteld, uitvoering van wettelijke taken en middelen waar verplichtingen of contracten tegenover staan. Middelen die in aanmerking komen voor heroverweging, waarbij bijstelling van het beleidskader en bestuurlijk overleg met betrokken stakeholders noodzakelijk is. Te denken valt aan een belangrijk deel van de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor realisatie van het Uitvoeringsprogramma. Voor een belangrijk deel zijn beleidskaders vastgesteld en zijn op bestuurlijk niveau verwachtingen gewekt. Aan de andere kant is er nog niet in alle gevallen sprake van harde verplichtingen. Middelen die in aanmerking komen voor heroverweging door middel van een Oud-voor-Nieuw Keuzeproces. Te denken valt aan uitvoering van gewenst (nieuw) provinciaal beleid, zonder dat daar al concrete kaders voor zijn uitgewerkt en de middelen die al zijn gereserveerd voor nieuw beleid.

In de financiële bijlage is een specificatie opgenomen van omvang van middelen die in aanmerking komen voor heroverweging. Over het totaal van de komende vier jaar geeft dat het volgende beeld.

Geen of zeer beperkte ruimte voor heroverweging
Doeluitkeringen van het Rijk en specifieke baten voor projecten 877.000 Afdracht aan Rijk i.v.m. bestuursakkoord 69.000 Overhead en apparaatskosten. Organisatiekosten, huisvesting 104.000 Niveau 1 Activiteiten: Wettelijke taken, contracten en verplichtingen 331.914 Subtotaal 1.381.914 Mogelijkheid tot heroverweging, door herijking kaders Uitvoeringsprogramma 334.320 Niveau 2 Activiteiten: Uitvoering provinciale beleidstaken met bestuurlijk gewekte verwachtingen 153.966 Subtotaal 488.286 Ruimte voor heroverweging d.m.v. Oud-voor-Nieuw keuzeproces Stelpost nieuw beleid, onvoorzien en begrotingssaldo 2012 63.000 Niveau 3 Activiteiten: Gewenst provinciaal beleid, dat anders kan worden ingezet 34.800 Subtotaal 97.800 Totale volume van investeringen in de Utrechtse samenleving 1.968.000

Bij het volume van de middelen die in aanmerking komen voor heroverweging moet één belangrijke kanttekening worden gemaakt. Het volume van 488 miljoen geeft een goede indicatie en komt in eerste aanleg in aanmerking voor heroverweging. Hierbij moet bedacht worden dat voor een aantal beleidsdoelstellingen reeds concrete contracten en verplichtingen zijn aangegaan, het juridische karakter van deze verplichtingen moet nog nader in kaart worden gebracht. In veel gevallen zijn, op
23

bestuurlijk niveau, verwachtingen gewekt bij samenwerkingspartners, lokale overheden en het maatschappelijk veld. Geadviseerd wordt om de consequenties van heroverweging per programma nader in kaart te brengen. In de financiële bijlage is de financiële ruimte per programma in kaart gebracht.

Heroverweging binnen programma's en tussen programma's moet uiteraard worden gezien binnen de kaders van het huidig gevoerde beleid. In de concept Programmabegroting 2009 en de concept Productenbegroting 2009 (die in november aan PS ter vaststelling wordt aangeboden) wordt een uitvoerig overzicht gegeven van de inzet van middelen op de verschillende producten. Hierna wordt een kort overzicht geschetst van de belangrijkste implicaties van heroverwegingen op het huidig gevoerde beleid.

Ruimtelijke ontwikkeling
Wettelijke taken op grond van de uitvoering van de Wet RO. Uitvoering Ruimtelijk Actieprogramma, hierover worden afspraken gemaakt met gemeenten. Specifieke aandachtspunten: Hart van de Heuvelrug, Fort bij Vechten/NHW en projecten in het kader van de Samenwerkingsagenda en binnenstedelijke projecten. Middelen liggen deels vast (Hart v d Heuvelrug) en kan deels opnieuw worden aangewend, maar niet zonder schade aan de relaties met de buitenwereld (gewekte verwachtingen). Het leeuwedeel van het bedrag (21 mln) is gereserveerd voor de herinrichting van de polder Groot-Mijdrecht-Noord. Over dit project heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Het kan geheel opnieuw worden aangewend.

Landelijk Gebied
Totale kosten 2009/2012: 251 mln. Hiervan is 156 doeluitkering, dit bedrag is niet opnieuw aan te wenden (bij wijziging beleid vervalt rijksbijdrage). 58 mln is gevoteerd via het Uitvoeringsprogramma, 36 mln. via algemene middelen. In theorie zou het bedrag van 58 mln ter discussie kunnen komen: de gebieden met gebiedscommissies hebben intentie-overeenkomsten met de provincie gesloten, op grond daarvan bestaan "trekkingsrechten". Formeel zijn dit geen bindende juridische contracten, materieel is er wel binding. Het bedrag van 36 mln uit de algemene middelen bestaat o.a. uit exploitatiesubsidies aan diverse instellingen (Het Utrechts Landschap, Erfgoedhuis, Groenfonds etc.) voor plm. 5 mln per jaar. Het resterend deel (plm. 4 mln per jaar) zou herschikt kunnen worden.

Wonen en stedelijke vernieuwing
Het Fonds Bouwen en Wonen beslaat 27,5 mln, waarvan 10 mln reeds is verplicht voor de prachtwijken in Utrecht en Amersfoort. 17,5 mln is in de sfeer van aanvragen in behandeling met de gemeenten. Na de besteding van het bedrag van 27,5 volgt discussie over het resterende deel dat door PS is voorgenomen te besteden in deze categorie (32,5 mln.).

Duurzaamheid en milieu
De doeluitkering betreft plm 21 mln, met name voor bodemsanering en externe veiligheid. Het resterende bedrag (75 mln) is deels bestemd voor uitvoering van verplichte taken (vergunningverlening en handhaving plm. 4 x 5 =20 mln) ) en overigens vastgelegd in provinciale beleidskaders voor uitplaatsing milieuhinderlijke bedrijven (15 mln) Duurzaamheid (11 mln), Klimaat (4 mln), Koude-warmte-opslag (2 mln), Enrgiebesparing.(5 mln)

Water
Rijksbijdragen 6 mln; uitgaven niet beïnvloedbaar (uitgaven voor waterveiligheid etc.). De geraamde uitgaven voor Ruimte voor de Lek (4 mln) en Polder Groot-mijdrecht-Noord zijn geheel opnieuw aanwendbaar.


24

Economie, Cultuur en vrije tijd
Alleen voor archeologie en cultuurhistorie worden beperkte rijksbijdragen ontvangen. Kader economisch beleidsplan vastgesteld door PS, totale uitvoeringskosten 5 mln zijn eventueel te heroverwegen. Herstructurering bedrijventerreinen De Ronde Venen en Vianen: besprekingen zijn gaande (15 mln); geen juridische verplichtingen, wel verwachtingen. Cultuur: Cultuurnota vastgesteld door PS; cultuurprogramma vergt plm 10 mln. Vrede van Utrecht: 10 mln , contractueel verbonden met gemeente Utrecht
Utrechtse Schatkamer vastgesteld door PS, eventueel te heroverwegen. Sport: totaal 3 mln, kaders vastgesteld, nog geen verplichtingen aangegaan. 5 mln is herinzetbaar

Mobiliteit
Het bedrag van het rijk moet binnen verkeer en vervoer worden besteed. Het beleid van de provincie, zoals in het SMPU aangegeven, (aanleg/onderhoud wegen etc.) kan worden heroverwogen, afhankelijk van de mate waarin verplichtingen (contracten) zijn aangegaan. De derde categorie betreft 17 mln voor knooppunten Hoevelaken, Rijnsweerd, Eemnes en binnenstedelijke transferia: voor deze categorieën zijn nog geen plannen en deze middelen zijn herschikbaar.

Samenleving, cultuur en sport
Voor sport zijn kaders gesteld, 3 x 1 mln per jaar. Nog geen verplichtingen aangegaan

Jeugd onderwijs zorg
Voort uitvoering Wel Thuis, Jeugd Centraal, nog geen verplichtingen met ingang van 2009 33 mln Sociale agenda 2,2 mln verplicht in 2009.


4. Vermogenspositie.
De provincie beschikt over ca. 720 miljoen aan incidentele eigen middelen. Aan een belangrijk deel van deze middelen is de afgelopen jaren door Provinciale Staten reeds een bestemming toegekend. In afwachting van de daadwerkelijke besteding van de middelen worden deze middelen via de geld- en kapitaalmarkt uitgezet. Dit resulteert in opbrengsten uit het Eigen Vermogen. In de financiële bijlage is een specificatie opgenomen van de incidentele Eigen Middelen. Van deze middelen is 45 miljoen euro nog vrij besteedbaar. Ten aanzien van de toegekende bestemmingen kan een herallocatie worden overwogen. Het volume dat in aanmerking komt om in heroverweging te nemen bedraagt tussen de 100 en 150 miljoen. Heroverweging vraagt wel om bijstelling van beleidskaders en vraagt om afstemming met betrokken stakeholders.


5. Risicoparagraaf.
Risicoparagraaf: De provincie wordt de komende jaren met toenemende onzekerheden geconfronteerd: Afschaffing MRB, waarvoor eigen belastinggebied terugkomt, herziening verdeelmodel provinciefonds, decentralisatie van taken (bestuursakkoord), grootschalige digitaliseringsopgaaf, Provinciale huisvesting, Omvang provinciefonds, Afroming vermogens, Financieel effect voor de cofinanciering van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, kosten voor Organisatieontwikkeling. Deze risico's zijn financieel gezien nog niet afgedekt in de meerjarenbegroting. In overweging wordt gegeven om terughoudend om te gaan met het aangaan van majeure financiële verplichtingen.


6. Samenvatting.
Het totale volume van financiële middelen waarover de provincie de komende vier jaar (2009 ­ 2012) kan beschikken bedraagt 1,968 miljard euro. Deze middelen worden ingezet op tien beleidsprogramma's. Van de totaal beschikbare middelen komt de komende vier jaar ca. 98 miljoen euro in aanmerking om, door middel van een Oud-voor-Nieuw keuzeproces, opnieuw te bestemmen. Daarnaast komt 488
25

miljoen euro in aanmerking voor heroverweging, daarvoor is het wel noodzakelijk dat Provinciale Staten nieuwe beleidskaders vaststellen. Bovendien is daarvoor afstemming met betrokken stakeholders noodzakelijk in verband met gewekte bestuurlijke verwachtingen. Van de totaal beschikbare middelen komt ca. 1,381 miljard euro niet in aanmerking voor heroverweging in verband met verplichtingen. De totaal beschikbare incidentele middelen bedragen ca. 720 miljoen euro. Aan een belangrijk deel van dit vermogen is door Provinciale Staten een bestemming toegekend. Het volume dat in aanmerking komt om in heroverweging te nemen bedraagt tussen de 100 en 150 miljoen euro, in geval van heroverweging dienen de beleidskaders te worden bijgesteld en is afstemming met betrokken stakeholders noodzakelijk. De provincie wordt de komende jaren met een toenemend aantal onzekerheden geconfronteerd die nog niet financieel zijn afgedekt.


26

ONDERWERPEN UITVOERINGSPROGRAMMA PER
PROGRAMMA
Programma en onderwerp 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Totaal meerj
arig

01. Ruimtelijke ontwikkeling 0 2.700 9.000 9.500 10.000 0 31.200 RAP streekplan 500 2.000 2.500 3.000 8.000 Ruimtelijke verdiepingsslagen NV.
Ontwikkelingsvisie en voorloper ruimtelijke
structuurvisie Groene Hart 200 200 Groot Mijdrecht Noord 2.000 7.000 7.000 7.000 23.000
02. Landelijk gebied 0 6.500 13.000 19.500 26.000 0 65.000 Uitv.AVP (inc1. cofinanciering NHW, prog.
Groene Hart 6.500 13.000 19.500 26.000 65.000
03. Wonen en stedelijke
vernieuwing 0 29.100 34.300 1.400 1.400 0 66.200 Een provinciale startersregeling 400 400 400 1.200 Opstarten voorbeeldproj."Collect. part.
opdrachtgeversch". 200 200 Uitvoering Fonds Stedelijk bouwen en wonen 27.500 32.500 60.000 Experimentenregeling wonen 400 400 800 Woningbouwproductie 1.000 1.000 1.000 1.000 4.000
04.Duurzaamheid en milieu 0 8.942 12.025 12.525 13.525 2.500 49.517 Duurzaamheid 517 3.500 3.500 3.500 11.017 Fonds uitplaatsing milieuhinderlijke bedrijven 1.000 4.000 4.500 5.500 15.000 Programma Klimaat 4.000 4.000 Revolving fund KWO 2.000 2.000 Subsidieregeling energiebesparing/duurzame
energie 500 1.500 1.500 1.500 5.000 Continuering milieutaken 925 525 525 525 2.500 Structureel maken milieutaken 2.500 2.500 2.500 2.500 10.000
05. Water 0 1.600 3.050 4.950 2.900 0 12.500 Europese kaderrichtlijn water 180 200 40 40 460 Opstellen nieuw WHP 310 310 460 60 1.140 Ruimte voor de Lek 2.000 2.000 4.000 Stedelijk waterbeheer en waterketen 90 90 90 90 360 Waterveiligheid 360 360 310 160 1.190 Waterketen
stimuleringsbudget/inrichtingsmaatr. KRW 500 2.000 2.000 500 5.000 Wateroverlast en verdrogingsbestrijding 160 90 50 50 350
06. Economische zaken en
recreatie 0 5.625 8.125 10.825 9.175 0 33.750 Bevorderen bundeling vraag breedband
infrastructuur 0 500 500 500 1.500 Economisch beleidsplan 1.500 1.500 1.500 1.000 5.500 Nieuw innovatiebeleid (incl. MKB) 0 500 500 500 1.500 Internationale acquisitie (EBP) 250 250 250 250 1.000
27

Evenementenbeleid + extra middelen Tour
de France 500 1.000 500 500 2.500 Versterking zakelijk toerisme 200 200 200 200 800 Toeristische promotie 300 300 300 300 1.200 Voortzetting NORT 400 400 Creatieve broedplaatsen/Cultuur en
economie 500 500 500 500 2.000 Programma herstructurering
bedrijventerreinen PLUS 1.200 2.800 6.000 5.000 15.000 Stimulering toeristisch-recreatieve locaties 500 500 500 350 1.850 Utrecht Kinderuitje pas 275 75 75 75 500
07. Mobiliteit 4.000 9.550 13.750 16.250 28.750 0 72.300 Bereikbaarheid binnensteden en transferia 2.500 2.500 2.500 2.500 10.000 Gerichte tariefsacties OV 500 1.500 1.500 1.500 5.000 Mobiliteitsmanagement 4.000 4.000 8.000 Onderzoek realisatie blue ports 300 300 Pakketstudies 1.000 8.500 8.500 16.000 34.000 Versnelde aanpak knelpunten Hoevelaken,
Eemnes en Rijnsweerd (is onderdeel
Pakketstudies) 2.500 7.500 10.000 Stationsgebied Driebergen-Zeist (openbaar
vervoer) 1.250 1.250 1.250 1.250 5.000
08. Samenleving, cultuur en sport 163 4.713 9.870 8.370 6.870 0 29.986 Cultuurprogramma 2009-2012 (incl.
Podiumkunst) 3.020 3.020 3.020 9.060 Vrede van Utrecht 1.000 3.500 3.000 2.500 10.000 Realisatie cultuurhuizen nieuwe stijl 1.000 1.000 2.000 Extra subsidiebudget podiumkunst 113 113 226 Subsidiering interculturele festivals 100 100 100 100 400 Programma "Utrechtse schatkamer" 750 1.250 1.250 1.250 4.500 Gratis rondje Musea 100 100 Digitaliseren kadastrale Atlas 100 100 Sport 1.000 1.000 1.000 3.000 Uitbreiding/herinrichting Museum
Spakenburg 500 500 Voorbereidingskosten cultuurprogramma 50 50 100 14.665 11.859 7.250

09. Jeugd, onderwijs en zorg 1.245 7.971 14.665 11.859 7.250 0 42.990 Sociale Agenda 2.005 3.465 2.710 1.420 9.600 Uitvoering Wel Thuis 2 835 2.645 1.075 445 5.000 Vervolg toekomst Thuis 400 400 WMO 50 50

Cliëntintitiatieven Wonen, zorg en welzijn 300 300 Continueren extra capaciteit bestrijding
wachtlst. jeugdzorg 1.295 1.295 1.295 3.885 Verbetering bedrijfsv. Bureau Jeugdzorg
Utrecht (BJZ) 1.195 630 270 2.095 Ondersteunen van cliëntenplatform
jeugdzorg 90 90 90 90 360 Uitvoering programma Utrechtse Jeugd
Centraal 2.786 6.275 6.064 3.375 18.500 Stimuleren Kleinschalig wonen
dementerenden 625 625 625 625 2.500 Programmamanagement en communicatie
Wel Thuis 2 300 300
28


10. Bestuur en middelen 7 4.495 4.192 4.337 4.257 200 17.488 Huisvesting 847 847 847 847 3.388 Wgr Milieudienst Zuid-Oost Utrecht en
Eemland 250 250 E-provincies 5 205 705 685 1.600 Strategisch communicatiebeleid en
moderniseren huisstijl 210 100 20 10 340 Stroomlijnen en versterken
relatiecommunicatie 75 85 75 75 310 Vergroten zichtbaar-, herkenbaarheid bij
algemeen publiek 390 380 365 715 1.850 E-provincie 1.025 1.125 875 475 3.500 Professionaliseren Crisisbeheersing 250 250 250 250 1.000 Profiel, strategie en staat van Utrecht 7 1.243 1.000 1.000 1.000 4.250 Structurele verhoging onderhoudsbudget
Paushuize 150 150 150 150 150 750 Loopbaanbegeleiding burgemeesters
(structureel) 50 50 50 50 50 250 Totaal 5.415 81.196 121.977 99.516 110.127 2.700 420.931


29

Bijlage 2
Onderwerpen t.b.v. coalitieonderhandelingen

Inhoudelijke dossiers:
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur
Uitvoering Agenda Vitaal Platteland
Groen rond de stad / landschapsbescherming
Polder Groot Mijdrecht Noord
Vliegbasis Soesterberg
RO en woningbouw
woningbouwdifferentiatie en ­behoefte
bouwopgave tot 2015/Rijnenburg)
toepassing rekenmodellen
binnenstedelijke ontwikkeling
structuurvisie
wonen in het buitengebied
Groene Hart
NV Utrecht
rode contouren rond kleine kernen
Mobiliteit / Pakketstudies (financiën, inhoud en proces, mix OV-fiets-autoverkeer) Aquaduct N201
Opcenten Motorrijtuigenbelasting
Duurzaamheid / klimaatbeleid
Cultuursubsidies
Jeugdzorg
Samenwerkingsagenda
Financieel beleid
Bestuurscultuur
Lobby in Europese Unie
Bestuurlijke organisatie / herindeling Gelders Vallei Toekomst van de provincie (Lodders, kerntakendiscussie) Lange-termijn-strategie (Staat van Utrecht)
Provinciale huisvesting
Nieuwe provinciale website (Portaal)

Zaken waarover aanvullende afspraken gewenst zijn: Invulling dualisme
Onderlinge communicatie
Rol fractievoorzittersconvent in relatie tot presidium Bevorderen van het debat in de staten
Invulling geven aan en faciliteren van de controlerende taak van PS


30

---- -- Persverklaring Informateur Dr. S.R.A. van Eijck

11 september 2008

Op 26 augustus ben ik van start gegaan met mijn onderzoek als informateur voor de provincie Utrecht. De opdracht van het fractievoorzittersconvent was het onderzoeken van de mogelijkheden tot het vormen van een stabiele en duurzame coalitie, die op een meerderheid in provinciale staten kan rekenen. In de uitvoering van die opdracht heb ik nadrukkelijk alle opties voor wat betreft de toekomstige Utrechtse coalitie open op tafel gelegd.

Mijn opdracht heb ik vanuit twee verschillende perspectieven uitgevoerd. De primaire en belangrijkste insteek was na te gaan welke Statenfracties op inhoudelijke, programmatische gronden het beste zouden kunnen samenwerken in een coalitie. Gaandeweg konden opties terzijde geschoven worden en ontstond steeds meer zicht op de haalbaarheid van de verschillende denkbare scenario's. Vervolgens heb ik als tweede invalshoek de politieke opstelling jegens elkaar, inzake de bereidwilligheid en gretigheid om gezamenlijk met andere coalitiegenoten de schouders onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid te willen zetten, toegevoegd in de procesgang. Het is uiterst bevredigend dat het eindresultaat van beide processen leidt tot dezelfde uitkomst.

Mijn eindconclusie is dat gegeven de huidige omstandigheden een coalitie van CDA, VVD en ChristenUnie inhoudelijk, programmatisch de meeste kans van slagen heeft voor wat betreft stabiliteit en duurzaamheid. De betrokken fracties hebben hun steun uitgesproken voor de vorming van deze coalitie en willen zo snel mogelijk de onderhandelingen daarover aangaan. Met de drie partijen heb ik nadrukkelijk onderzocht of en in hoeverre er sprake zou kunnen zijn in het vervolgproces van blokkades of breekpunten op inhoudelijk gebied, bij het invulling geven aan de portefeuilles en het benoemen van gedeputeerden. Gezamenlijk is geconstateerd dat geen barrières te verwachten zijn.

Op 26 augustus heb ik in de richting van de media aangegeven dat zij de twee daarop volgende weken niet hoefden te rekenen op enige informatie van mijn kant. Het informatieproces zou wat mij betreft moeten plaatsvinden in een volkomen radiostilte. Ik heb mij daaraan gehouden en tot mijn tevredenheid heb ik vastgesteld dat ook de Statenfracties en andere betrokkenen, alsmede de media hetzelfde principe gehuldigd hebben. Vandaag heb ik mijn opdracht afgerond met het aanbieden van mijn eindrapportage aan de commissaris van de Koningin en het presenteren van de resultaten aan de fractievoorzitters. Het is nu aan de Statenfracties hun reactie op mijn eindrapportage te bepalen en een standpunt in te nemen over de aanbevelingen om te komen tot een stabiele en duurzame coalitie te komen.

Het is een eer en een genoegen geweest de Commissaris van de Koningin en de fractievoorzitters en vice-fractievoorzitters van alle politieke partijen van de provincie Utrecht te hebben mogen bijstaan bij het doorbreken van een bestuurlijke impasse. De door mij zeer gewaardeerde open en constructieve houding van werkelijk alle betrokkenen hebben het mogelijk gemaakt tot een spoedige afronding te komen van de informatiefase. Ik wens de fractievoorzitters en andere betrokkenen bij de komende coalitieonderhandelingen veel wijsheid in het vervolgproces en wens de provincie Utrecht voor de toekomst een krachtig bestuur toe, dat in de resterende collegeperiode met volle inzet en groot elan leiding kan geven aan alle provinciale opgaven.

---- --