Roofdiersoorten werken elkaars voortbestaan in de hand
Roofdiersoorten helpen elkaar in hun voortbestaan ondanks dat zij leven van dezelfde prooisoort. Dat concludeert prof. dr. André de Roos, hoogleraar Theoretische Ecologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij ontkracht met zijn onderzoek de klassieke ecologische theorie waarin wordt aangenomen dat het delen van prooien zou leiden tot harde concurrentie en het overleven van slechts één roofdiersoort. Zijn bevindingen zijn deze week gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.
Hoe kunnen verschillende soorten dieren leven op aarde, terwijl ze vaak met elkaar concurreren om dezelfde prooi? En wat is het belang van deze (bio)diversiteit voor het voortbestaan van soorten? De Roos legt een verband tussen deze twee fundamentele ecologische vragen en laat zien dat roofdiersoorten elkaar juist in staat stellen om te overleven ondanks dat zij dezelfde prooisoort vangen. Ook toont hij aan dat het verdwijnen van één van de soorten juist kan leiden tot het uitsterven van alle roofdieren. Uit het onderzoek dat De Roos deed in samenwerking met collega's van de UvA en de Zweedse Umeå Universiteit blijkt dat verschillende soorten elkaar helpen in hun voortbestaan als ze zich richten op de verschillende levensstadia van een bepaalde prooisoort.
Het aantal jonge en kleine prooidieren neemt af als één van de roofdiersoorten gespecialiseerd is in het vangen van deze dieren. Die afname betekent echter dat de jonge prooien die wel overleven met minder van hun soortgenoten hoeven te concurreren om het beschikbare voedsel. Het laatste kan er vervolgens toe leiden dat deze overlevende jonge prooien sneller in gewicht toenemen dan wanneer het roofdier hun aantal niet zou hebben uitgedund. Dit indirecte, positieve effect op de groei van jonge prooien kan de prooisterfte, die de roofdieren teweegbrengen, compenseren en leiden tot een significante toename van de totale biomassa aan grote prooien. Daarmee verhoogt het roofdier indirect het voedselaanbod voor roofdiersoorten die zich juist gespecialiseerd hebben in het vangen van oudere, grotere prooien. De ene roofdiersoort helpt op die manier de andere in zijn voortbestaan.
Het is op vergelijkbare wijze ook mogelijk dat een roofdier die grote prooien vangt een roofdier gericht op kleine slachtoffers helpt in zijn voortbestaan, ondanks dat zij beiden dezelfde prooisoort najagen. De onderlinge afhankelijkheid tussen roofdiersoorten leidt dus tot een hogere biodiversiteit dan men zou verwachten op grond van het aantal aanwezige prooisoorten. De keerzijde is echter dat bij het uitsterven van één roofdiersoort, de ander mogelijk ook ophoudt te bestaan. Die kan dan niet overleven zonder het faciliterende effect van zijn schijnbare concurrent.
Publicatiegegevens
A.M. de Roos, T. Schellekens, T. van Kooten en L. Persson, 2008. Stage-specific predator species help each other to persist while competing for a single prey, Proceedings of the National Academy of Sciences 105(37): 13930-13935.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met UvA Persvoorlichting, telefoon: 020-525 2695 of e-mail: persvoorlichting@uva.nl.
Bron: UvA Persvoorlichting
persvoorlichting@uva.nl
Universiteit van Amsterdam