Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


over maatregelen om verdere verspreiding van Q-koorts te voorkomen

Antwoorden op kamervragen van Thieme over maatregelen om verdere verspreiding van Q-koorts te voorkomen

Kamerstuk, 9 september 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG-K-U-2869821

9 september 2008

Hierbij zend ik, u mede namens de Minister van LNV, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Thieme over maatregelen om verdere verspreiding van Q-koorts te voorkomen (2070826450).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink


1. Kent u de berichten `Mest is niet de enige verspreidingsbron voor Q-koorts' en `Nederlandse Q-koortsuitbraak is uniek'? 1)

Ja.


2. Nu is vastgesteld dat mest niet de enige verspreidingsbron is van Q-koorts, kunt u uiteenzetten welke andere maatregelen u gaat nemen om verdere besmettingen bij mensen tegen te gaan?

De maatregelen die er nu zijn richten zich met name op mogelijke verspreiding vanuit mest. Dit heeft te maken met het feit dat mest de meest bekende verspreidingsbron is waarvoor ook risicobeperkende maatregelen mogelijk zijn. Er is echter nog zeer weinig bekend over de besmettingsroute vanuit de omgeving en dieren naar de mens. Alvorens andere maatregelen te kunnen nemen is nader onderzoek hiernaar nodig. Onderzoeken hebben echter een langere looptijd.

Om ook op korte termijn extra maatregelen te kunnen nemen is op 30 juli 2008 een Outbreak Management Team bijeengeroepen door het Centrum Infectieziekte bestrijding (CIb), bestaande uit infectieziektespecialisten van humane en veterinaire zijde. De adviezen van het OMT zijn op 31 juli 2008 in het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO) besproken, waarbij de betrokken bestuurlijke partijen (LNV, VWS, GGD, VNG, IGZ) aanwezig waren.

Geconcludeerd werd dat er meer bronnen zijn voor besmetting van de mens met Q-koorts. Toch lijkt het experts aannemelijk dat de melkgeiten- en melkschapenhouderij een belangrijke rol speelt in de humane Q-koorts epidemie. Daarom is voor de korte termijn tot de volgende maatregelen besloten:


1. De VWA organiseert dat alle professionele melkgeiten- en melkschapenhouderijen in het besmette gebied (50 bedrijven) worden bezocht om te controleren of de hygiëne adviezen worden opgevolgd. Tijdens deze bezoeken wordt ook beter inzicht verkregen in de methoden van mestverwerking op de bedrijven. Het is de bedoeling dat alle bedrijven in de eerste helft van augustus 2008 worden bezocht.

2. LNV zal overleggen met `mestexperts' hoe eventuele verspreiding van de bacterie tijdens het uitmesten van stallen beperkt kan worden.

3. Er zal actief informatie over hygiëne maatregelen worden verspreid onder hobbygeiten- en hobbyschapenhouders.

4. LNV onderzoekt de mogelijkheden om vaccinatie tegen Q-koorts bij wijze van proef in Nederland toe te passen.
5. Het RIVM zal VWS voor eind augustus een overzicht toesturen van al het lopende onderzoek, de diverse onderzoeksvoorstellen die reeds zijn ingediend en de onderzoeksvragen die op de langere en kortere termijn zouden moeten worden beantwoord om een stap verder in de bestrijding van Q-koorts te komen. VWS en LNV zullen gezamenlijk de mogelijkheden voor financiering bekijken binnen de huidige financiële budgetten en de beperkingen van de taakstelling.


3. Deelt u de mening dat de gevaren en risico's van besmetting van mensen met zoönosen een belangrijk criterium moet zijn bij het bepalen van de ontwikkelings- en vestigingsmogelijkheden van veehouderijen? Zo ja, op welke wijze worden deze risico's meegenomen in bestemmingsplannen en vestigingscriteria? Zo neen, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 11 van kamervragen van het Kamerlid Thieme over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant (2070825440).


4. Kunt u uiteenzetten op welke wijze u omgaat met de conclusie van het RIVM dat maatregelen die in andere landen zijn getroffen tegen de verdere verspreiding van Q-koorts, niet toepasbaar zijn in Nederland?

De uitbraak in Nederland wordt als `uniek' getypeerd, omdat in de wereld geen andere uitbraak is beschreven waarbij zoveel mensen in een dichtbevolkt gebied ziek werden. Dit houdt ook in dat maatregelen toegepast in andere landen niet direct toepasbaar zijn in Nederland. Alle gepubliceerde gegevens uit het buitenland worden zorgvuldig geanalyseerd door het CIb en afgewogen voor de Nederlandse situatie, waarbij gekeken wordt naar effectiviteit van de maatregelen, de bijwerkingen van maatregelen voor de volksgezondheid en haalbaarheid van de maatregelen in de Nederlandse situatie.


5. Deelt u de mening dat in de specifieke situatie waarbij veehouderijbedrijven in dichtbevolkte gebieden zijn gevestigd, het in het kader van de volksgezondheid wenselijk zou zijn als het aantal veehouderijen en aantal dieren drastisch zal worden verminderd? Zo ja, op welke wijze gaat u dat vormgeven en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 11 van kamervragen van het Kamerlid Thieme over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant (2070825440)


1) Agrarisch Dagblad 23 & 24 juli 2008

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Thieme (PvdD), ingezonden 16 juli, (vraagnummer 2070825440)