Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
10-09-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Mededeling inzake verslag van het Haags Programma
2. Richtlijn inzake accijns op tabaksfabrikaten
3. Verordening inzake de ozonlaag afbrekende stoffen
4. Mededeling aanpassing visserijvloten aan gevolgen hoge brandstofprijzen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
Bijlage fichedocument pagina 1
Fiche 1 : Mededeling inzake verslag van het Haags Programma
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees
Parlement. Verslag van het Haags Programma - 2007
Datum Commissiedocument: 2 juli 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 373 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197194
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: onduidelijk, wellicht Raadswerkgroep PM, CATS, SCIFA,
JBZ-Raad
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie
2. Essentie voorstel
Deze mededeling van de Commissie is de (derde en laatste) invulling van het verzoek van
de Raad om jaarlijks te rapporteren over de implementatie van het Haags Programma ter
versterking van vrijheid, veiligheid en recht (tot stand gekomen in november 2004) en het
daarop gebaseerde Actieplan.
De mededeling bevat een stand van zaken (scoreboard) van alle uitvoeringsmaatregelen
die voor 2007 waren gepland in het Actieplan bij het Haags Programma, zowel op
institutioneel niveau als wat hun uitvoering op nationaal niveau betreft. Alle maatregelen
die voor 2007 zijn voorgesteld, en de maatregelen die sinds 2005 nog niet zijn genomen,
worden derhalve tegen het licht gehouden.
De Commissie concludeert dat er in 2007 over het geheel genomen onvoldoende
vooruitgang is geboekt, voornamelijk op gebieden die met de derde pijler verband
houden, zoals preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, politie- en
douanesamenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken. Binnen de derde pijler is
alleen op het gebied van bestrijding van terrorisme volgens de Commissie veel
vooruitgang geboekt.
Op het gebied van migratie en grensbeleid, terrorisme, wederzijds vertrouwen en justitiële
samenwerking in burgerlijke zaken is de voortgang bevredigend.
Bijlage fichedocument pagina 2
Uit het verslag over 2007 blijkt dat er minder resultaten zijn geboekt (38% van de
maatregelen zijn genomen) dan in 2006 (53% van de maatregelen) en dat heel wat meer
maatregelen vertraging opliepen: 41% ten opzichte van 27% in 2006.
De Commissie concludeert dat voor de rechtsinstrumenten in het kader van Titel VI van
het EU-Verdrag (politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) er meer inspanningen
moeten worden geleverd om de instrumenten tijdig en volledig ten uitvoer te leggen. In
verschillende lidstaten worden de omzettingsmaatregelen niet nageleefd met gevolg dat
omzetting soms met jaren vertraagd wordt.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan
voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland
de financiële gevolgen in?
Nee, de Commissie kondigt geen acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan.
Wel geeft de Commissie aan voornemens te zijn om in 2009 een mededeling over de
toekomst van het beleid op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid te presenteren.
Deze mededeling zal het uitgangspunt vormen voor de besprekingen en voorbereidingen
van het nieuwe JBZ-meerjarenprogramma (voor de periode 2010-2014), dat de opvolger
zal zijn van het Haags Programma.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland hecht aan een adequate uitvoering van het Haags Programma en beschouwt het
scoreboard (verdeeld in een institutioneel/pragmatisch overzicht en een overzicht met
betrekking tot de implementatie van rechtsinstrumenten) als een effectief instrument om
periodiek de resultaten van de bereikte vorderingen ten aanzien van de maatregelen op het
beleidsterrein vrijheid, veiligheid en recht te meten.
Nederland hecht aan het feit dat omzettingsmaatregelen worden nageleefd door de
lidstaten. De Commissie geeft in de mededeling aan dat Nederland in meer dan 95% van
de gevallen een nationale omzettingsmaatregel meldt aan de Commissie, hetgeen de beste
score van alle lidstaten is. Daarnaast geeft de Commissie aan dat Nederland in iets minder
dan 10% van de gevallen een maatregel onjuist toepast of niet naleeft, hetgeen relatief een
hogere score is. Tenslotte laat de Commissie zien dat Nederland in vergelijking tot de
andere lidstaten slechts een kleine uitvoeringsachterstand heeft. Voor meer (en exacte)
gegevens over de Nederlandse omzetting en de uitvoering van Europese richtlijnen en
kaderbesluiten verwijs ik naar brief 21 109, nr. 185: 'Uitvoering EG-Richtlijnen'van 15
juli 2008. Nederland streeft vanzelfsprekend naar een optimale implementatie.
Bijlage fichedocument pagina 3
Nederland anticipeert en bereidt zich actief voor op een nieuw JBZmeerjarenbeleidskader
en kijkt in dat verband uit naar de inhoud van de mededeling van
de Commissie over de toekomst van het beleid op het gebied van justitie, vrijheid en
veiligheid.
Bijlage fichedocument pagina 4
Fiche 2: Richtlijn inzake accijns op tabaksfabrikaten
1. Algemene gegevens
Voorstel: Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en
95/59/EG wat betreft de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
Datum Commissiedocument: 16 juli 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 459 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197282
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_2266_en.pdf
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken; Ecofin Raad.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën
Rechtsbasis:Artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: eenparigheid. EP: raadpleging.
Comitologie: N.v.t.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Het voorstel voor een richtlijn wijzigt de drie bestaande richtlijnen inzake de belasting
van tabaksproducten (Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59/EG). Op grond van
deze richtlijnen moet de Europese Commissie om de vier jaar een onderzoek verrichten
naar de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de accijnstarieven en de
doelstellingen van het Verdrag in het algemeen. Tabaksproducten zijn producten van dien
aard dat bovendien bijzondere aandacht moet worden besteed aan het aspect
gezondheidsbeleid.
Het voorstel voor een richtlijn voorziet in een aantal belangrijke wijzigingen van deze
richtlijnen, teneinde de bestaande voorschriften te moderniseren, te vereenvoudigen en
transparanter te maken en gezondheidsoverwegingen beter in het beleid te integreren.
Daartoe wordt onder meer voorgesteld de EU-minimumtarieven voor de verschillende
tabaksproducten te verhogen.
De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld evenals de proportionaliteit. Het
Nederlandse oordeel over de voorstellen is in beginsel positief.
Bijlage fichedocument pagina 5
3. Samenvatting voorstel:
a) Inhoud voorstel Richtlijn:
Het voorstel voor een richtlijn voorziet in een aantal belangrijke wijzigingen van de drie
bestaande richtlijnen inzake de belasting van tabaksproducten (Richtlijnen 92/79/EEG,
92/80/EEG en 95/59/EG):
· de 'meest gevraagde prijsklasse' (most popular price category, hierna: mppc) als
maatstaf voor de verplichte EU-minimumaccijnsdruk en voor het bepalen van het
aandeel van de specifieke accijns in de totale belastingdruk wordt met ingang van
1 januari 2010 afgeschaft. Als alternatief wordt voorgesteld om het bestaande
minimum van ¤ 64 per 1000 sigaretten van de mppc toe te passen op alle
sigaretten. Tegelijkertijd wordt voorgesteld om, in plaats van de mppc, de
gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs te hanteren als maatstaf voor het
minimum van 57%.
· Met ingang van 1 januari 2014 wordt het bestaande minimum van 57% gewijzigd
in 63% van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs van sigaretten; het voor
alle sigaretten geldende minimum van ¤ 64 per 1000 sigaretten wordt vervangen
door ¤ 90 per 1000 sigaretten. De lidstaten moeten hun accijns geleidelijk
verhogen om op 1 januari 2014 aan deze minima voor sigaretten te voldoen.
· Lidstaten die nu een totale minimumaccijns toepassen van ten minste ¤ 101 per
1000 sigaretten van de mppc hoeven niet te voldoen aan het minimum van 57%
(de zogenoemde ontsnappingsclausule). Voorgesteld wordt om per 1 januari 2010
ook voor dit bedrag, in plaats van de mppc, de gewogen gemiddelde
kleinhandelsprijs te hanteren als maatstaf. Per 1 januari 2014 wordt dit bedrag
verhoogd tot ¤ 122 per 1000 sigaretten.
· De lidstaten krijgen meer speelruimte om een hogere specifieke accijns toe te
passen en een minimumaccijns op sigaretten te heffen. Daarom wordt voorgesteld
om de huidige bandbreedte voor het specifieke deel van de accijns van 5-55 %
van de totale belastingdruk te verruimen tot 10-75 %. Wat de minimumaccijns
betreft, wordt de lidstaten meer speelruimte gegeven doordat de hoogte van de
minimumaccijns niet langer beperkt wordt tot de accijns op de mppc, zoals thans
ook het geval is voor andere tabaksproducten dan sigaretten.
· Met betrekking tot shag voorziet het voorstel erin dat, in overeenstemming met
de structuur van de minimumtarieven voor sigaretten, de accijns met ingang van
1 januari 2010 moet voldoen aan zowel het ad valorem minimum (ten minste 38
% van de kleinhandelsprijs) als het nominale minimum (ten minste ¤ 43 per
kilogram). Per 1 januari 2014 worden deze minimumtarieven, in lijn met de voor
sigaretten voorgestelde accijnsverhoging, verhoogd tot ¤ 60 per kilogram en 42
%.
· De minima voor sigaren en cigarillo's en voor pijptabak worden aangepast om
rekening te houden met de inflatie in de periode 2003-2007.
· De huidige definitie van sigaretten, sigaren en pijptabak wordt aangepast.
Bijlage fichedocument pagina 6
· De lidstaten zijn verplicht de Commissie gegevens ter beschikking te stellen met
het oog op het door de Commissie om de vier jaar op te stellen verslag over de
structuur en de tarieven van de tabaksaccijns.
b) Impact-assessment Commissie:
De Commissie is van mening dat de mppc als maatstaf voor de verplichte EUminimumaccijnsdruk
indruist tegen internemarktdoelstellingen. Afschaffing van de mppc
en deze vervangen door 'gewogen gemiddelde prijzen' zou de accijnsregeling bovendien
sterk vereenvoudigen, de producenten gelijke kansen bieden en de
gezondheidsdoelstellingen meer gewicht geven. Met de voorgestelde minimumtarieven
wordt volgens de Commissie het best tegemoetgekomen aan gezondheidsdoelstellingen
en doelstellingen zoals een toenadering van accijnstarieven en prijzen van
tabaksproducten.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:
Gedeelde bevoegdheid (zie rechtsbasis).
b) Functionele toets
· Subsidiariteit: Positief
· Proportionaliteit: Positief
Onderbouwing:
De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld. Het voorstel noopt tot wijziging
van bestaande communautaire wetgeving; dit kan alleen op Europees niveau
gebeuren. Nederland is met de Commissie van mening dat er aanleiding is tot
herziening van de bepalingen van de Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en
95/59/EG. De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld omdat het voorstel
in verhouding staat tot de nagestreefde harmonisatiedoelstelling; op onderdelen
wordt nadere normstelling overgelaten aan lidstaten.
c) Nederlands oordeel:
Positief; het voorstel is naar inhoud en vorm opportuun.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting:
De richtlijn heeft geen consequenties voor de begroting van de Gemeenschap.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale
overheden:
De voorgestelde wijzigingen van de richtlijnen verplichten Nederland niet tot een
verhoging van de accijns op sigaretten. Lidstaten die een accijns heffen van ten
minste ¤ 101 per 1000 sigaretten (per 1 januari 2014: ¤ 122) hoeven niet aan de 57%-
norm (totale accijns als percentage van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs; per
1 januari 2014: 63%) te voldoen (de zogenoemde ontsnappingsclausule). Nederland
kan desgewenst van deze clausule gebruik maken.
Bijlage fichedocument pagina 7
Ook voor rooktabak nopen de voorstellen niet tot een verhoging van de accijns. De
totale accijns voor een kilogram rooktabak bedraagt per 1 juli 2008 ¤ 56,81. Dit is
iets onder het door de Commissie voorgestelde minimum van ¤ 60 per 1 januari 2014.
In 2009 zal de totale accijns echter al meer bedragen dan ¤ 60 per kilogram.
c) Financiële consequenties(incl. personele) bedrijfsleven en burger:
N.v.t.
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven
en burger:
N.v.t.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:
Indien de richtlijn wordt aangenomen zal deze geïmplementeerd moeten worden in de
nationale wetgeving.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met
commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De voorgestelde implementatiedatum is 1 januari 2010. De onderhandelingen over
het richtlijnvoorstel in de Raad zullen naar verwachting moeizaam verlopen. Het is
onduidelijk wanneer de richtlijn wordt vastgesteld. Omdat implementatie via een
wijziging van de Wet op de accijns geschiedt, lijkt de voorgestelde datum moeilijk
haalbaar.
Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
N.v.t. Richtlijn is voor onbepaalde tijd.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige
bestuursorganen e.d.
a) Uitvoerbaarheid:
Het richtlijnvoorstel leidt qua uitvoerbaarheid niet tot wijziging van de huidige situatie.
b) Handhaafbaarheid:
De belastingdienst is belast met het toezicht. Het richtlijnvoorstel leidt niet tot wijziging
van de huidige situatie.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
9. Nederlandse positie
a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt:
Bijlage fichedocument pagina 8
Nederland is met de Commissie van mening dat er aanleiding is tot herziening van de
bepalingen van de Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59/EG.
Nederland onderkent de nadelen van de 'meest gevraagde prijsklasse' (most popular
price category; mppc) als maatstaf voor de verplichte EU-minimumaccijnsdruk en voor
het bepalen van het aandeel van de specifieke accijns in de totale belastingdruk.
Nederland staat positief tegenover afschaffing van de mppc. Als alternatief wordt door de
Commissie voorgesteld om het bestaande minimum van ¤ 64 toe te passen op alle
sigaretten in plaats van alleen sigaretten van de mppc. Tegelijkertijd wordt voorgesteld
om, in plaats van de mppc, de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs te hanteren als
maatstaf voor de andere minima. Nederland staat in beginsel positief tegenover dit
alternatief.
Dat geldt ook voor de andere voorstellen van de Commissie met betrekking tot de accijns
van sigaretten, zoals de verhoging van de minimumtarieven met ingang van 1 januari
2014, de uitbreiding van de mogelijkheid om een hogere specifieke accijns toe te passen
en om een minimumaccijns te heffen.
Met betrekking tot shag voorziet het voorstel erin dat, in overeenstemming met de
structuur van de minimumtarieven voor sigaretten, de accijns met ingang van 1 januari
2010 moet voldoen aan zowel het ad valorem minimum (ten minste 38 % van de
kleinhandelsprijs) als het nominale minimum (ten minste ¤ 43 per kilogram). Per 1
januari 2014 worden deze minimumtarieven, in lijn met de voor sigaretten voorgestelde
accijnsverhoging, verhoogd tot ¤ 60 per kilogram en 42 %. Nederland staat positief
tegenover dit voorstel alsmede tegenover het voorstel om de nominale minima voor
sigaren en cigarillo's en voor pijptabak aan te passen aan de inflatie in de periode 2003-
2007. De voorgestelde aanpassing van de huidige definitie van sigaretten, sigaren en
pijptabak kan eveneens worden ondersteund.
Met betrekking tot de door de Commissie voorgestelde verplichting voor de lidstaten om
de Commissie gegevens ter beschikking te stellen met het oog op het door de Commissie
om de vier jaar op te stellen verslag over de structuur en de tarieven van de tabaksaccijns,
zal eerst duidelijkheid moeten worden verkregen over de aard van deze gegevens.
Bijlage fichedocument pagina 9
Fiche 3: Verordening inzake de ozonlaag afbrekende stoffen
1. Algemene gegevens
Voorstel: Regulation of the European Parliament and of the Council of on substances
that deplete the ozone layer (Nederlandse titel nog niet bekend)
Datum Commissiedocument:1 augustus 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008)505 definitief
Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197320
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2008) 2367
http://ec.europa.eu/environment/ozone/pdf/ia_review_2037.pdf
Behandelingstraject Raad:
Raadswerkgroep Milieu, Milieuraad
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van VROM
Rechtsbasis: artikelen 133 en 175(1) van het EG-verdrag.
Stemwijze Raad en rol Europees Parlement:Over het voorstel voor deze verordening
vindt besluitvorming plaats bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad en met
medebeslissing van het Europees Parlement.
Comitologie: De Commissie zal worden bijgestaan door een comité. Afhankelijk van het
onderwerp is de beheersprocedure of de regelgevingsprocedure met toetsing van
toepassing overeenkomstig de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG dan wel de
artikelen 5bis1 tot (4) en 7.
2. Samenvatting BNC-fiche
Dit Commissievoorstel vervangt Verordening 2037/2000/EG, betreffende de ozonlaag
afbrekende stoffen (ozonverordening). De verordening is een uitwerking en aanscherping
van de verplichtingen in het Montreal Protocol. Het voorstel vereenvoudigt de procedure
voor de regulering van de productie, import, export en het gebruik van ozonlaag
afbrekende stoffen en producten en apparaten die deze stoffen bevatten en scherpt de
regels aan voor de terugwinning, het hergebruik en vernietiging van gereguleerde stoffen
ter voorkoming van emissies van deze stoffen. Ook wordt geregeld dat de Commissie
Bijlage fichedocument pagina 10
einddata kan vaststellen voor de uitzonderingen voor de zogenoemde kritische
toepassingen voor halon.1
Het plafond voor het gebruik van methylbromide voor quarantainedoeleinden (ter
bestrijding van plagen)en toepassingen voorafgaand aan vervoer wordt gehalveerd en
methylbromide moet worden teruggewonnen. Ook wordt voorgesteld om de productie en
het gebruik van nieuwe ozonlaagafbrekende stoffen te monitoren en te reguleren.
Het beperken van de emissies door het verplicht stellen van terugwinning en de
vernietiging van ozonlaagafbrekende stoffen draagt niet alleen bij aan het herstel van de
ozonlaag, maar in belangrijke mate ook aan de aanpak van klimaatverandering. Veel van
deze stoffen tasten namelijk niet alleen de ozonlaag aan, ze hebben ook het vermogen om
het klimaat op te warmen.
De stroomlijning en vereenvoudiging van de verordening voor de monitoring-,
rapportage- en de vergunningverplichtingen zullen leiden tot een (geringe) vermindering
van de administratieve lasten, voornamelijk voor het bedrijfsleven.
Het voorstel draagt tevens bij aan het vergroten van de handhaafbaarheid, voornamelijk
dankzij de voorstellen met betrekking tot de etikettering van chloorfluorkoolwaterstoffen
(HCFK) en de handel in producten en apparatuur die ozonlaagafbrekende stoffen bevatten
die in de EU verboden zijn.
Nederland beoordeelt het voorstel positief. Nederland vindt het van belang dat het
voorliggende voorstel aansluit bij de Gewasbeschermingsrichtlijn, en dat bij het verlenen
van uitzonderingen v.w.b. het gebruik van halon ook naar de (fysieke) beschikbaarheid
van alternatieven wordt gekeken. Ook de proportionaliteit en subsidiariteit worden
positief beoordeeld.
3. Samenvatting voorstel
Het voorstel vereenvoudigt en verbetert de tekst van de ozonverordening (2037/2000/EG)
waarbij aanpassingen zijn doorgevoerd die recht doen aan de uitfasering van een groot
aantal stoffen en waarbij enkele aanscherpingen zijn doorgevoerd. De belangrijkste
doelstellingen van het voorstel zijn:
o Vereenvoudiging van de ozonverordening en reductie van de administratieve lasten;
o Verzekering van de naleving van het Montreal Protocol, zoals aangepast in 2007; en
o Aanpakken van de toekomstige uitdagingen, zoals emissies uit voorraden, gebruik
van methylbromide, illegale handel en nieuwe stoffen, om spoedig herstel van de
ozonlaag te verzekeren.
De belangrijkste wijzigingen betreffen: aanpassing van het uitfaseerschema van
chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK) aan het Montreal Protocol, reductie van het gebruik
1 Dit betreft een lijst met specifiek benoemde toepassingen van halon in met name vliegtuigen
en militaire toepassingen, waarin het gebruik van halon, als uitzondering op het algehele
verbod op de toepassing van halon, nog wel is toegestaan
Bijlage fichedocument pagina 11
van methylbromide voor quarantaine- en pre-shipment (QPS), eisen voor de
terugwinning en vernietiging van gereguleerde stoffen in producten en apparaten, eisen
voor de etikettering van toepassingen van HCFK, regulering van nieuwe
ozonlaagafbrekende stoffen en de stroomlijning van definities, monitoring- en
rapportageverplichtingen en het vergunningensysteem.
Voor de periode 2010-2020 moet het pakket van aanpassingen leiden tot een
vermindering van administratieve lasten voor Europese overheden en het bedrijfsleven
van ca. ¤3 miljoen. Voor diezelfde periode schat de Commissie de directe kosten op ca.
¤4 miljoen wat voornamelijk toe te schrijven is aan het verbod op de productie van
gereguleerde stoffen voor export naar ontwikkelingslanden en het beëindigen van de
mogelijkheid van actieve veredeling voor HCFK en methylbromide.
De maatregelen ten aanzien van methylbromide en de terugwinning en vernietiging van
ozonlaagafbrekende stoffen leiden tot een reductie van de emissie van in totaal ca. 16.000
ODP2 ton, of 112 Mton CO2 eq. in de periode 2010-2020.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:
De Gemeenschap heeft op het vlak van milieubeleid, artikel 175 EG-verdrag, een
gedeelde bevoegdheid met de lidstaten en op het vlak van internationale
handelsakkoorden, artikel 133 EG-verdrag, een exclusieve bevoegdheid.
b) Functionele toets:
Subsidiariteit: positief.
Proportionaliteit: positief.
c) Onderbouwing:
Het voorstel vervangt verordening 2037/2000/EG (ozonverordening).
De subsidiariteit wordt als positief beoordeeld. De aantasting van de ozonlaag is een
grensoverschrijdend probleem, dat niet op nationaal niveau kan worden aangepakt,
maar een internationale aanpak rechtvaardigt en noodzakelijk maakt. Dit voorstel
moet de naleving van de verplichtingen van de EG als een partij bij het Montreal
Protocol verzekeren. Daarnaast stelt de verordening regels aan de productie, het op de
markt brengen en het gebruik van gereguleerde stoffen, waarmee zij ook relevant is
voor de interne markt. Sommige maatregelen betreffen handel met derde partijen, wat
onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt.
De proportionaliteit wordt als positief beoordeeld. Een verordening is het geëigende
instrument om tot een uniforme uitfasering van stoffen te komen. Herziening van de
bestaande verordening geschiedt d.m.v. hetzelfde wetgevingsinstrument. De
voorgestelde herzieningen van de ozonverordening markeren de uitfasering van een
2 ODP: Ozonlaagaantastend vermogen
Bijlage fichedocument pagina 12
groot aantal gereguleerde stoffen. Waar restricties zijn voorgesteld voor de laatste
toepassingen, is rekening gehouden met de technische en economische
beschikbaarheid van alternatieven en voorziet het voorstel waar nodig in
uitzonderingsmogelijkheden. Om illegale handel in ozonlaagafbrekende stoffen te
voorkomen zijn de monitoring-, rapportage- en vergunningverplichtingen op
sommige punten aangepast.
c) Nederlands oordeel:
Nederland is van mening dat het wenselijk en opportuun is om de ozonverordening te
vereenvoudigen en deze met het oog op de laatste uitdagingen voor het herstel van de
ozonlaag en het voorkomen van broeikasgasemissies te verbeteren. Belangrijke
vereenvoudigingen zijn mogelijk nu een groot aantal stoffen na 2010 is uitgefaseerd.
Belangrijke verbeteringen die Nederland hierbij voor ogen heeft zijn:
o De implementatie van het Montreal Protocol besluit XIX/6 m.b.t versnelling van de
uitfasering van HCFK;
o Het voorkomen van emissies uit de bestaande voorraad van gereguleerde stoffen in
producten en apparaten;
o De reductie van het gebruik van methylbromide; en
o Het voorkomen van de introductie van nieuwe ozonlaagafbrekende stoffen.
Het voorstel van de Commissie komt aan deze punten tegemoet. Het voorstel dient echter
in overeenstemming te worden gebracht met het besluit om methylbromide niet te
plaatsen op bijlage I van de Gewasbeschermingrichtlijn (91/414/EEG), waarmee het
gebruik van methylbromide niet langer in de EU is toegestaan.
5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting
Geen
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Geen.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Gering. Volgens de Commissie zullen de directe kosten in de EU ¤13 miljoen bedragen,
voornamelijk ten gevolge van de verplichte terugwinning van methylbromide (ca. ¤9
miljoen). Aangezien onlangs is besloten om methylbromide voor de behandeling van
plantaardige producten niet op Annex I van de Gewasbeschermingrichtlijn te plaatsen, dat
wil zeggen dat methylbromide niet langer in Europa is toegestaan, zijn de daadwerkelijke
directe kosten aanzienlijk lager. De resterende ¤4 miljoen is voornamelijk ten gevolge
van het verbod op de productie van gereguleerde stoffen voor export naar
ontwikkelingslanden en het beëindigen van de mogelijkheid van actieve veredeling voor
HCFK en methylbromide, conform de overige gereguleerde stoffen die in de EU zijn
uitgefaseerd.
Bijlage fichedocument pagina 13
Deze maatregelen treffen slechts enkele bedrijven in Nederland. In Nederland zullen de
directe kosten van het voorstel zeer gering zijn, mede gezien het feit dat voortgebouwd
kan worden op de huidige efficiënte implementatie van de bestaande verordening.
d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden
Er treedt een geringe verandering op in de administratieve lasten. Volgens de Commissie
zullen circa ¤0,7 miljoen voor lidstaten en ¤0,3 miljoen voor de Commissie aan
administratieve lasten kunnen worden bespaard ten gevolge van de vereenvoudigingen
van de verordening ten opzichte van de huidige situatie. De administratieve lasten voor de
Nederlandse overheid zullen vrijwel gelijk blijven.
e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger
Gering. Volgens de Commissie zullen circa ¤2 miljoen aan administratieve lasten voor
het Europese bedrijfsleven kunnen worden bespaard ten gevolge van de
vereenvoudigingen van de verordening ten opzichte van de huidige situatie. Eventuele
extra administratieve lasten ten gevolge van de uitbreiding van enkele monitoring- en
rapportageverplichtingen zijn in dit bedrag verdisconteerd. Voor Nederland zal de
administratieve lastenverbetering zeer gering zijn, het betreft ca. 30 bedrijven die moeten
rapporteren en/of vergunningen nodig hebben.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
Het voorstel leidt tot aanpassing van het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen
milieubeheer, evenals de Inzamelingsregeling CFK en halonen. Deze regelgeving strekt
ter uitvoering van Verordening 2037/2000/EG betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen (ozonverordening). Daarnaast dienen het Besluit beheer elektrische en
elektronische apparaten en de Regeling beheer elektrische en elektronische apparaten te
worden aangepast.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met
commentaar t.a.v. haalbaarheid.
De verordening is twintig dagen na publicatie van kracht en zal op 1 januari 2010 van
toepassing zijn. Nederland is van mening dat de termijn waarop het voorstel toegepast
moet zijn, realistisch moet zijn. Uitgangspunt is dat er minimaal een jaar tijd zit tussen de
publicatie en de datum van het van kracht worden van de verordening.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er is geen evaluatie- en of horizonbepaling opgenomen in de regeling. Nederland acht dit
ook niet noodzakelijk.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Het voorstel heeft geen implicaties voor de uitvoering.
Bijlage fichedocument pagina 14
b) Handhaafbaarheid
Door de vereenvoudiging van de regelgeving met name met betrekking tot de handel
(productie, import, export en het op de markt brengen) van ozonlaagafbrekende stoffen en
producten en apparatuur die deze stoffen bevatten verbetert de handhaafbaarheid. Ook de
etikettering van gereclameerde HCFK en HCFK voor toepassingen als grondstof
(feedstock) zal bijdragen aan het verbeteren van de handhaafbaarheid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft geringe implicaties voor ontwikkelingslanden.
Het voorstel moet ertoe bijdragen dat producten en apparatuur die in Europa zijn
verboden niet worden geëxporteerd naar ontwikkelingslanden. Hierdoor wordt toename
van de afhankelijkheid van de ozonlaagafbrekende stoffen in ontwikkelingslanden
voorkomen; anders zou het voor die landen moeilijker worden deze stoffen uit te faseren.
Bovendien wordt aldus bijgedragen aan het voorkomen van illegale handel tussen Europa
en ontwikkelingslanden.
Om illegale handel te voorkomen zal de Europese Commissie voorafgaand aan het
verlenen van een vergunning voor de export of import van ozonlaagafbrekende stoffen
kunnen controleren of het betreffende land toestemming verleent voor de transactie.
Deze voorstellen zijn in overeenstemming met de afspraken en de besluiten die in het
kader van het Montreal Protocol zijn genomen om illegale handel te voorkomen.
Ontwikkelingslanden worden middels het Multilateraal Fonds voor de implementatie van
het Montreal Protocol ondersteund bij de naleving van de verplichtingen uit het Protocol.
De middelen voor dit fonds worden opgebracht door de partijen bij het Montreal
Protocol, waar Nederland er één van is.
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Het Montreal Protocol is een van de meest succesvolle internationale milieuverdragen.
De maatregelen hebben wereldwijd miljoenen gevallen van dodelijke vormen van
huidkanker kunnen vermijden en daarnaast tientallen miljoenen andere vormen van
huidkanker en staar. Tevens hebben de maatregelen aanzienlijk bijgedragen aan het
voorkomen van broeikasgasemissies. In 2010 zal de bijdrage van ozonlaagafbrekende
stoffen minder dan 5% van de totale geprojecteerde CO2 emissies bijdragen wereldwijd,
vergeleken met meer dan 50% in 1990. Ondanks dit succes is er nog onzekerheid over de
snelheid waarmee de ozonlaag herstelt en voornamelijk over de rol die
klimaatverandering daarbij speelt. Nederland acht het naleven van de afspraken in het
Montreal Protocol van groot belang om het herstel van de ozonlaag niet te vertragen en
bovendien een bijdrage te leveren aan de aanpak van het klimaatprobleem.
Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in het tot stand komen van de afspraken in
het Montreal Protocol ter versnelling van de uitfasering van HCFK en acht de
implementatie en de naleving van deze afspraak van groot belang. Daarnaast vindt
Nederland het belangrijk om emissies uit bestaande producten en apparaten te
voorkomen. Dit is niet alleen belangrijk voor de bescherming van de ozonlaag, maar -
vanwege het aanzienlijke broeikaseffect van deze stoffen - ook voor het klimaat.
Bijlage fichedocument pagina 15
Nederland vindt het belangrijk om het gebruik van methylbromide voor QPS
toepassingen in de EU zo snel mogelijk uit te faseren. Nederland heeft ingestemd met het
voorstel van de Europese Commissie om methylbromide niet langer in Europa toe te laten
door het niet te plaatsen op Annex I van de Gewasbeschermingrichtlijn. Lidstaten moeten
uiterlijk 6 maanden na publicatie van dat besluit de nationale toelatingen voor
methylbromide intrekken en mogen daarna de stof nog maximaal één jaar opgebruiken.
Het besluit is nog niet gepubliceerd, maar gaat veel verder dan het onderhavige voorstel
en zal eerder van kracht worden. Nederland is van mening dat het voorliggende voorstel
van de Commissie in overeenstemming moet worden gebracht met dat besluit. Daarnaast
vindt Nederland het van belang dat de EU zich inzet om het gebruik van methylbromide
ook internationaal aan banden te leggen. Nederland heeft dit ook bij de Commissie in een
brief aan de orde gesteld.
Nederland steunt het voorstel om gedifferentieerde einddata te stellen voor de uitfasering
van halon voor kritische toepassingen. Deze einddata worden in het voorstel nog niet
genoemd, maar er loopt een apart traject om de kritische toepassingen voor halon van
einddata te voorzien. Naar aanleiding van een conceptvoorstel voor deze einddata heeft
Nederland wel enkele knelpunten gesignaleerd die met name betrekking hebben op de
uitzonderingen voor diverse militaire toepassingen, waaronder vliegtuigen.
Het voorstel geeft de mogelijkheid om van de gestelde einddata voor de kritische
toepassingen van halon af te wijken, indien technisch of economisch haalbare
alternatieven niet tijdig beschikbaar zijn. Als gevolg van besluitvorming over de
operationele inzet van militaire toepassingen kan vertraging optreden in de realisatie van
de omschakeling naar alternatieven. Nederland vindt dat bij het verlenen van deze
uitzonderingen ook rekening moet kunnen worden gehouden met de (fysieke)
beschikbaarheid van de toepassingen voor de omschakeling naar alternatieven. Hetzelfde
geldt voor de uitfasering van HCFK in militaire toepassingen.
Tevens vindt Nederland het van belang dat de verplichtingen ten aanzien van monitoring,
rapportage en vergunningen eenvoudig en transparant zijn, zodat onnodige
administratieve lasten worden voorkomen en de handhaving wordt vergemakkelijkt. Het
aanpassen van de bestaande etiketten van HCFK toepassingen zal tevens bij kunnen
dragen aan de verbetering van de handhaafbaarheid.
De productie en het gebruik van nieuwe ozonlaagafbrekende stoffen moet zo snel
mogelijk worden voorkomen. Om die reden steunt Nederland het voorstel voor de
regulering en de rapportage van nieuwe ozonlaagafbrekende stoffen. Nederland acht het
wel van belang dat de criteria voor de selectie van deze stoffen helder en transparant zijn.
De impact van het voorstel voor Nederland is gering. In Nederland is nog slechts één
producent van HCFK, die betrokken is geweest bij de onderhandelingen in Montreal. In
Nederland zijn slechts drie bedrijven waar methylbromide wordt toegepast, waarvan
reeds meer dan de helft wordt teruggewonnen en vernietigd. Het verbod op producten en
apparaten die gereguleerde stoffen bevatten of daarvan afhankelijk zijn is in Nederland al
van toepassing op koelkasten en vriesapparatuur. Dit zijn de belangrijkste toepassingen
waarop dit verbod betrekking heeft. Het voorstel van de Commissie op het gebied van
aanscherping van de eisen voor terugwinning en vernietiging is in overeenstemming met
de huidige situatie in Nederland. Halon wordt in Nederland alleen nog toegepast in
Bijlage fichedocument pagina 16
vliegtuigen, overheidsgebouwen en militiare toepassingen. De aanpassingen van de
rapportageverplichtingen en vergunningen voor producenten, importeurs en exporteurs
leiden voor ca. 30 bedrijven mogelijk tot een geringe afname van de administratieve
lasten.
Bijlage fichedocument pagina 17
Fiche 4: Mededeling aanpassing visserijvloten aan gevolgen hoge brandstofprijzen
1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement
inzake de bevordering van de aanpassing van de visserijvloten van de Europese Unie
aan de economische gevolgen van de hoge brandstofprijzen
Datum Commissiedocument: 8 juli 2008
Nr. Commissiedocument: Com(2008) 453 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197213
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet
opgesteld
Behandelingstraject Raad: De mededeling is besproken in de Raadswerkgroep
Visserij en in de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli jl.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit
2. Essentie voorstel:
In de mededeling worden twee onderwerpen besproken. Ten eerste is een noodpakket
gepresenteerd in de vorm van een verordening tot instelling van een tijdelijke specifieke
actie gericht op versnelde herstructurering van de door de economische crisis getroffen
vissersvloten. Het pakket bestaat m.n. uit maatregelen op basis van tijdelijke afwijkingen
(tot eind 2010) van de voorschriften van het Europees Visserijfonds (EVF). De
maatregelen worden gefinancierd door herprogrammering binnen het EVF en binnen
nationale programma's. In de Landbouw-en Visserijraad van 15 juli jl. is over dit pakket
reeds een politiek akkoord bereikt.
Ten tweede wordt in de mededeling zelf melding gemaakt van de mogelijke inzet van
aanvullende middelen om de sector tegemoet te komen. De Commissie schat de vereiste
financiële middelen voor een forse herstructurering in de visserijsector rond de 2 miljard
euro. Ongeveer 1,4 miljard euro kan, aldus de Commissie, gefinancierd worden via
(herprogrammering) uit EVF-kaders. Het resterende bedrag, rond 600 miljoen euro, zou
deels kunnen worden gefinancierd via de niet-toegewezen marge binnen categorie 2 voor
2009 en 2010 van de EU-begroting. Wat de uitvoering betreft, zal de Commissie nagaan
of een ad hoc financieel instrument kan worden ingesteld.
Bijlage fichedocument pagina 18
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan
voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over
bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat
Nederland de financiële gevolgen in?
In de mededeling heeft de Commissie aangegeven dat het noodpakket gepresenteerd
wordt in de vorm van een verordening (com 2008/454), die de Commissie tezamen met
de mededeling op 8 juli jl. heeft gepresenteerd. In de Landbouw- en Visserijraad van 15
juli jl. is een politiek akkoord bereikt over deze verordening, waarin een herschikking van
middelen (ca. 1,4 mld) binnen het Europees Visserijfonds (budgetneutraal) wordt
voorzien. Aan de Raadstukken is een Commissieverklaring toegevoegd, gelijk aan een
passage uit de Mededeling, over de geraamde kosten, de mogelijke noodzaak van
additionele middelen en de wijze waarop deze middelen eventueel ter beschikking zullen
komen. Het voorstel is vervolgens in de JBZ-Raad van 24-25 juli 2008 officieel
aangenomen. De aangenomen Verordening heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor
de Gemeenschap. De lidstaten kunnen de afwijkende bepalingen toepassen door hun
nationale operationele programma's in EVF-verband aan te passen binnen de grenzen van
de vastleggingskredieten van het EVF die momenteel voor de periode 2007-2013 zijn
vastgesteld.
Daarnaast zal de Commissie mogelijk met een nieuw voorstel komen waarin ze
aanvullende middelen (ca. 600 mln) zal presenteren, conform de financiële paragraaf in
de mededeling en haar verklaring tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli
jongstleden. Over dit aspect is nog geen formeel besluit genomen al heeft het
Voorzitterschap, en in mindere mate de Commissie, wellicht wel de indruk gewekt dat de
Raad van 15 juli jl. daartoe reeds besloten zou hebben.
Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de
Gemeenschap. De subsidiariteit is derhalve niet van toepassing.
De proportionaliteit van een eventueel toekomstig Commissievoorstel voor extra
financiële middelen ten behoeve van de visserijsector zal te zijner tijd beoordeeld worden.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland erkent de zorgelijke situatie in de visserij en heeft steeds gepleit voor een
communautaire aanpak van deze problematiek die niet concurrentieverstorend is en in
overeenstemming is met de communautaire regels van het visserijbeleid. Nederland wil
daarbij inzetten op het ondersteunen van het herstructureringsproces door een combinatie
van innovatie, vernieuwing en sanering. Dit zijn maatregelen die een structurele bijdrage
leveren aan een oplossing van de problemen waar de sector mee kampt. De Nederlandse
Bijlage fichedocument pagina 19
lijn is dat maatregelen niet mogen leiden tot lagere brandstofprijzen (bijvoorbeeld via
accijnsverlaging) en dat ingezet moet worden op een herstructurering van de
visserijsector waarbij de nadruk moet liggen op innovatie en verduurzaming.
Nederland steunt de herstructurering van de visserijsector binnen de bestaande financiële
kaders van het Europese Visserij Fonds (ter grootte van ca. 1,4 mld) en heeft derhalve in
de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli jl. ingestemd met het Commissievoorstel voor
een noodpakket in de vorm van een verordening. Nederland kan thans echter niet
instemmen met de resterende extra middelen (600 mln) die de Europese Commissie in
haar mededeling omschrijft.
Nederland hecht voorts aan het streven van de Commissie om bij de uitwerking van het
nieuwe beleid rekening te houden met de lopende discussies over visserijsubsidies in
WTO kader. Nederland onderschrijft de in Johannesburg gemaakte afspraken over het
beheer van visbestanden op MSY-niveau (maximum sustainable yield).
Ministerie van Buitenlandse Zaken