abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
9 september 2008 3
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGMo-2008/1539 -
Onderwerp
voortgang spoorcorridors
Geachte voorzitter,
Hierbij informeer ik u zoals aangekondigd in het uitvoeringsprogramma van de nota
Mobiliteit over de voortgang van de spoorcorridors voor het railgoederenvervoer. Het
ontwikkelen van efficiënte spoorgoederencorridors, mede door Nederland geïnitieerd
vanaf 2003 bij het sluiten van een MOU voor de corridor Rotterdam-Milaan, staat
momenteel ook op de Europese spoorwegagenda na het uitkomen van de Mededeling
van de Europese Commissie van 18 oktober 2007 "Naar een spoorwegnet met voorrang
voor het goederenverkeer ´´. De Raadsconclusies van 4 april 2008 hierover zijn
aangenomen.
Het EP heeft op 17 juli 2008 een rapport aangenomen over freight transport in Europe.
Het EP ondersteunt daarbij op hoofdlijnen het beleid van de Europese Commissie om te
komen tot een Europees spoorwegnet met prioriteit voor het spoorgoederenvervoer.
In november 2008 wordt een wetgevend voorstel van de Europese Commissie verwacht
om in Europees verband het functioneren van spoorgoederencorridors te bevorderen.
Bij de ontwikkeling van het nieuwe beleid heeft de Europese Commissie gebruik gemaakt
van een expert group. De verwachting is dat het rapport van deze expert group gelijktijdig
met het wetgevende voorstel van de Minister over freight oriented networks wordt
gepubliceerd. Vanuit Nederland namen de Voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail
en de directeur spoorvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat deel aan deze
expert group.
In deze brief wil ik de voortgang schetsen voor de corridor Rotterdam-Genua, de stand
van zaken in de Rotterdam-Lyon corridor, het actieplan dat is opgesteld met Tsjechië en
de gesprekken met Polen.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VenW/DGMo-2008/1539
Rotterdam-Genua
Voor de spoorcorridor Rotterdam Genua ontvangt u hierbij het voortgangsverslag
(bijlage 1) zoals dat is opgesteld door de Ministeries van de deelnemende landen
Nederland, Duitsland, Zwitserland en Italië. De spoorcorridor ontwikkelt zich positief: een
voortgaande groei van het vervoer op de corridor (jaarlijkse groei op de corridor van 6-8%
en aan de Nederlands-Duitse grens zelfs meer) en intensivering van de benutting van
spoorwegcapaciteit bepalen het beeld. Uitbreiding van spoorwegcapaciteit is nodig om
knelpunten in de toekomst te voorkomen (zie o.a. ook de afspraken van 22 januari 2007
rond aanleg 3e spoor Betuweroute Oberhausen). In verband met de nieuwe
ontwikkelingen op de corridor is het bestaande actieplan geactualiseerd voor de periode
2008-2012 (bijlage 2).
ERTMS
Na het tekenen van de Letter of Intent (LOI) van 3 maart 2006 (zie brief aan Tweede
Kamer van 15 juni 2006, briefnummer: DGTL/SP/06.005968) over de aanleg van ERTMS
op de corridor is de samenwerking van de infrastructuurbeheerders duidelijk in een
versnelling gekomen. Op basis van deze LOI hebben de ministeries, in nauwe
samenwerking met EU ERTMS coördinator Karel Vinck, een executive board samengesteld
met vertegenwoordigers van de Ministeries om het project aan te sturen, onder
voorzitterschap van het Nederlandse ministerie. De executive board komt bijeen met het
management committee van infrastructuurbeheerders die de uitvoering van niet alleen de
aanleg van ERTMS maar ook de andere verbeteringen (zoals capaciteitstoewijzing,
samenwerking op gebied van infrastructurele bottlenecks, samenwerking terminals etc.)
door de infrastructuurbeheerders coördineren. De infrastructuurbeheerders hebben in een
businessplan hun doelstellingen voor de termijn van 2025 neergelegd.
Voor de ondersteuning van de samenwerking van de infrastructuurbeheerders is een
zogenaamde program-management office ingericht en is op 5 augustus 2008 een
juridische entiteit naar Europees recht opgericht (Europees Economisch
Samenwerkingsverband, EEIG) om de samenwerking te ondersteunen. Als aandeelhouder
van ProRail heb ik hiervoor op 30 oktober 2007 toestemming gegeven: dergelijke
samenwerking is belangrijk voor het ontwikkelen van de achterlandverbindingen vanuit de
Havens van Rotterdam en Amsterdam en is goed voor de benutting van de Betuweroute.
De risico's van de oprichting van deze EEIG zijn gering aangezien de EEIG vooralsnog
alleen beheerskosten zal dragen van de EEIG zelf.
Op basis van het businessplan hebben de infrastructuurbeheerders in nauwe
samenwerking met de betrokken Ministeries van Nederland, Duitsland en Italië een
gecoördineerde aanvraag voor TEN-financiering ingediend op 20 juli 2007. Deze
aanvragen zijn voor zover het de ERTMS-investeringen op de corridor betreft voor het
tijdvak 2007-2012 maximaal gehonoreerd door de Europese Commissie. Ik verwijs u
hierbij naar de brief aan de Tweede Kamer van 15 augustus 2008 met kenmerk
VENW/DGLM/2008/326.
Voor het aanleggen van ERTMS op de corridor werken de betrokken
infrastructuurbeheerders nauw samen bij het kiezen van de systeemkeuze (o.a. welke
---
VenW/DGMo-2008/1539
versie en welk niveau van ERTMS) en wordt bekeken op welke punten de
infrastructuurbeheerders samen kunnen optrekken (bijvoorbeeld bij testen tot in
gebruikname). Bedoeling is om voor einde 2008 tot besluitvorming te komen over het
corridor implementatieplan voor ERTMS op de corridor. Hierbij zal worden aangegeven
met welke versie van ERTMS implementatie per deel van de corridor zal plaatsvinden. In
ieder geval voor Zwitserland en Duitsland geldt dat implementatie niet volledig met de
huidige versie van ERTMS kan plaatsvinden omdat het nog niet aan de benodigde
functionaliteiten voldoet (o.a. invoering limited supervision en braking curve hier cruciaal).
Hierbij zal ook aan de orde komen de wijze van implementatie van de twee overblijvende
ERTMS-eilanden op de corridor Zevenaar en Kijfhoek. In de planstudie die nu loopt zullen
de effecten van implementaties van ERTMS op de corridor op de Betuweroute worden
betrokken. Uitgangspunt bij inbreng van Nederlandse zijde zal zijn om eventuele
wijzigingen van ERTMS op de Betuweroute zo beperkt mogelijk te houden.
Voor de afstemming met spoorvervoerders wordt in 2008 voorzien een advisory board
met (2) vertegenwoordigers van de vervoerders per land, aangevuld met 2
vertegenwoordigers van de Europese koepelorganisaties CER en ERFA, in te stellen die de
infrastructuurbeheerders zullen adviseren over o.a. de ERTMS implementatiestrategie.
Hierbij zal ook de gewenste en noodzakelijke retrofitting van de locomotieven aan de orde
komen. Een aantal vervoerders heeft hiervoor al met succes een aanvraag gedaan voor
Europese co-financiering (TEN) van de locomotieven. Een bijzonder punt van aandacht is
de vraag of en per welke datum en met welke financiële consequenties de locomotieven,
die al met de huidige versie van ERTMS zijn uitgerust op de Betuweroute en op delen in
Zwitserland, moeten upgraden naar een hogere ERTMS versie die voorzien wordt in in
ieder geval Duitsland en Zwitserland.
Wederzijdse acceptatie van machinisten en locomotieven
Voor beide onderwerpen zijn reeds MOU´s afgesloten met respectievelijk Duitsland en
Duitsland / Zwitserland / Oostenrijk / Italië. Ik berichtte u hierover in de brief van 3 juli
2007 (nr. DGTL/SP/07/008857/). De implementatie van de afspraken rond wederzijdse
acceptatie van rollend materieel zijn inmiddels in vergevorderd stadium. De betrokken
inspecties hebben voor alle betrokken eisen aan het rollend materieel bepaald of de
keuringen zonder meer wederzijds kunnen worden geaccepteerd. E.e.a. gebeurt in nauwe
samenwerking met het Europees Spoorwegagentschap.
Doelstelling van de 5 landen die de MOU van 7 juni 2007 hebben ondertekend is om de
werkingssfeer van de MOU verder uit te breiden met andere omringende Europese
landen. Inmiddels is op Europees niveau de richtlijn 2008/57/EC gepubliceerd op 18 juli
2008 (implementatie uiterlijk per 19 juli 2010) waarin het raamwerk voor wederzijdse
erkenning van de wederzijdse keuringen van materieel wordt geregeld. De afspraken over
wederzijdse erkenning in de MOU zijn mede gebaseerd op deze Europese richtlijn.
Inmiddels zijn gesprekken gestart over migratie van de werkwijze onder de MOU naar de
toekomstige implementatie van de EU richtlijn waarin ook het Europees
Spoorwegagentschap een cruciale rol heeft.
Op Europees niveau is er inmiddels de richtlijn machinisten (2007/58/EC). Implementatie
van deze richtlijn is voorzien per 1 januari 2010 voor internationale machinisten.
---
VenW/DGMo-2008/1539
Terminal studie
In het eerste half jaar van 2008 is een door de Ministeries gecoördineerde studie naar
spoorwegterminals op de corridor uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar de invloed van
terminals op de kwaliteit en capaciteit van het functioneren van de corridor. Een groep van
terminalbeheerders zal in nauw overleg met de infrastructuurbeheerders nagaan welke
capaciteits- en kwaliteitsmaatregelen op het niveau van de corridor noodzakelijk zijn.
Douane
Per 1 juli 2009 wordt de nieuwe douane verordening (1875/2006/EC) van kracht, waarbij
alle transporten door Zwitserland een aantal uren van te voren moeten worden aangemeld
bij de douane. Hiermee zouden de voordelen bereikt met het MOU van 2004 aangaande
douane-procedures door de Zwitserse bondsstaat verloren kunnen gaan. Ook in de
raadsconclusies van de Europese Transport Ministers van 6 april 2008 wordt het belang
van een simpele douane handeling van Transporten van en naar Zwitserland in het
algemeen onderstreept. Tussen de Europese Commissie en Zwitserland wordt momenteel
gewerkt aan een oplossing. Ik verwacht u voor einde 2008 te kunnen informeren over de
besluitvorming tussen EU en Zwitserland op dit punt.
Spoorweggeluid
De Ministeries hebben afgesproken om met ingang van 2008 een verkenning te doen
naar samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van bron-beleid voor spoorweggeluid.
Binnen Nederland bestaat reeds een aanpak op dit punt. Zo heeft ProRail recent een
prestatieregeling ingevoerd om ombouw naar stil materieel te stimuleren. Deze regeling is
uitgewerkt in het kader van het Innovatie Programma Geluid. Met het groeiende verkeer
per spoor is geluid in de stedelijke gebieden een urgent probleem aan het worden, niet
alleen in Nederland maar ook in bijvoorbeeld Duitsland. Stillere remblokken van de
goederenwagons zijn vanuit kosten-baten optiek een zeer belangrijke oplossing.
Aangezien de goederenwagons internationaal circuleren is een internationale aanpak
vereist.
Rotterdam Lyon
Eind 2008 zal een nieuw voortgangsverslag worden opgesteld over de periode 2007-2008
inclusief advies over eventueel vervolg.
Op het gebied van samenwerking tussen spoorwegveiligheidsinspecties wordt goede
voortgang gemaakt. Zoals hierboven al vermeld is het de gezamenlijke doelstelling om
voor eind 2008 de werkingsfeer van de MOU cross acceptance rolling stock uit te breiden
met ten minste België, Frankrijk en Luxemburg. De gezamenlijke infrastructuurmanagers
werken actief aan verbetering van doorgaande treinpaden en verkeersmanagement.
De marktopening in België en Frankrijk is inmiddels sterk verbeterd maar nog niet optimaal
waardoor mede in combinatie met een aantal incidentele factoren
(onderhoudswerkzaamheden, regionale stakingen) het vervoer nog niet echt is
toegenomen.
Naast de samenwerking die is opgezet voor Rotterdam-Lyon (MOU 2004) is in 2006 de
Europese ERTMS corridor Antwerpen-Basel/Lyon gestart als project. In het concept-
---
VenW/DGMo-2008/1539
implementatieplan van de Nederlandse spoorwegsector dat ik op 21 september 2007
(VenW/DGP-2007/6541) naar de Tweede Kamer heb gezonden is implementatie van
ERTMS op de lijn Rotterdam-Roosendaal grens voorzien in de periode 2013-2020. De
nationale veiligheidssystemen van Frankrijk, België en Nederland kunnen technisch niet
rendabel worden gemonteerd in 1 locomotief. Zonder ERTMS blijven locwissels nodig voor
vervoer tussen Nederland en Frankrijk.
Actieplan Nederland- Tsjechië
Op basis van de MOU Transport 2006 tussen Nederland en Tsjechië is in 2007 een studie
gedaan naar marktpotentie en marktbelemmeringen voor het spoorgoederenvervoer
tussen de 2 landen. Duitse collega's zijn hier waar nodig ook bij betrokken.
Met de stakeholders is gekeken naar de noodzakelijke verbeteracties voor deze corridor.
Capaciteit en toegang tot terminals, mogelijkheden van grensoverschrijdende inzet van
rollend materieel en machinisten vormen daarbij de kernpunten.
De studie heeft een concept actieplan opgeleverd dat ik graag samen met mijn Tsjechische
collega wil uitvoeren (bijlage 3). Hierover zal ik binnenkort nadere afspraken maken.
De marktontwikkeling is voorspoedig tussen beiden landen: het is een `droge' bestemming
die typisch geschikt is voor spoorvervoer (modal share circa 50%). Er is een groeiende
markt: tot 2020 is de verwachting ongeveer 100% groei, met name voor de intermodale
containers. En er zijn nu al meerdere vervoerders die in concurrentie hun diensten
aanbieden.
Het ligt in mijn bedoeling om uiterlijk in 2010 te komen met een voortgangsrapportage
over deze spoorcorridor.
Samenwerking Polen
Het spoorgoederenvervoer met centraal Europa, waaronder ook Polen blijft toenemen en
heeft potentie voor de toekomst. Momenteel is reeds één Poolse vervoerder in Nederland
actief (CTL) en rijden andere vervoerders in samenwerking met elkaar diensten van en
naar Polen.
Het is mijn inzet om te komen tot structurele samenwerking met Polen omdat het voor de
Nederlandse spoorgoederenmarkt een essentiële markt is. Als eerste stap wordt een studie
naar marktpotentie en marktbelemmeringen voorbereid. Bedoeling is dat deze studie nog
in 2008 kan starten.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
VenW/DGMo-2008/1539
Bijlagen:
1. Progress report Rotterdam-Genoa corridor
2. Geactualiseerd action plan Rotterdam-Genoa corridor2008-2012
3. Concept actieplan uit studie spoorgoederencorridor Tsjechië - Nederland met
actiepunten voor verbetering
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat