Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Bijlage
5 september 2008 HO&S/44990 1. Overzicht schoolkosten mbo-bol
en voortgezet onderwijs
Onderwerp
Motie Linthorst: een vergelijking van schoolkosten
van mbo'ers en vo'ers
Bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot `het door de scholen om niet ter
beschikking stellen van lesmateriaal aan leerlingen in het voortgezet onderwijs' is de motie Linthorst
(Kamerstuknummer 31 325, F, vergaderjaar 2007-2008) ingediend. In uw Kamer heb ik in reactie op
deze motie aangegeven dat het kabinet bereid is een inventarisatie te maken waarbij in kaart gebracht
zal worden welke verschillende bijdragen ouders ontvangen met kinderen in het voortgezet onderwijs
en in het middelbaar beroepsonderwijs en u hierover direct na de zomer te informeren.
Wel dient opgemerkt te worden dat het vergelijken van de schoolkosten van ouders met kinderen op
het mbo en ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs niet eenvoudig is. Het voortgezet
onderwijs en mbo verschillen van elkaar. De spreiding in de hoogte van de schoolkosten in het mbo en
het voortgezet onderwijs loopt sterk uiteen en de variëteit aan opleidingen in het mbo is fors (in totaal
zijn er ongeveer 700 verschillende opleidingen en op dit moment zijn er per ROC gemiddeld 250
verschillende opleidingen die in een beroepsopleidende leerweg (bol) en een beroepsbegeleidende
leerweg (bbl) variant worden aangeboden). Dit betekent dat er ouders zijn die relatief weinig kosten
hebben, voor andere ouders geldt dat de kosten hoger zullen uitvallen. In de hierna volgende
paragrafen wordt meer inzicht gegeven in de schoolkosten van verschillende groepen ouders.
blad 2/14
Leeswijzer
In paragraaf 1 wordt uitgelegd wat precies onder schoolkosten wordt verstaan. In paragraaf 2 vindt u
een korte omschrijving van de beschikbare tegemoetkomingen voor mbo'ers en vo'ers. Ook worden
deze vergeleken met de tegemoetkomingen in het hoger onderwijs. In paragraaf 3 wordt inzicht
gegeven in de schoolkosten in het mbo en in die van het voortgezet onderwijs, waarbij speciale
aandacht wordt besteed aan het reisgedrag van beide groepen. In de conclusie wordt een vergelijking
gemaakt tussen kosten en tegemoetkomingen van de verschillende onderwijssoorten, ook wordt
uitgelegd waarom zo'n vergelijking niet eenvoudig is. In de bijlage tenslotte vindt u een uitgebreid
overzicht van de verschillende kostenposten van het mbo-bol en het voortgezet onderwijs.
Paragraaf 1 Schoolkosten
Schoolkosten zijn kosten die ouders maken om hun kind naar school te laten gaan. Er zijn verschillende
soorten schoolkosten te onderscheiden:
- schoolboeken1, dit zijn studieboeken en werkboeken die door de school worden
voorgeschreven;
- atlas, woordenboeken en rekenmachine;
- ict-bijdragen en andere benodigdheden (dit zijn kosten voor ict behalve voor digitaal
lesmateriaal);
- overige schoolbenodigdheden die de school wenselijk acht (zoals informatie-, leer- en
oefenmateriaal, toetsen en gereedschap), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen door
de school in rekening gebrachte kosten voor leermiddelen en gereedschappen en de
leermiddelen en gereedschappen die door ouders zelf worden aangeschaft;
- kosten voor extra schoolactiviteiten (schoolreis, excursies, e.d.);
- (Vrijwillige) ouderbijdrage aan de school;
- reiskosten (kosten van reizen van woonplaats naar school en vice versa). Het reisgedrag wordt
in een aparte paragraaf besproken;
- overige kosten die ouders maken om hun kind naar school te laten gaan (bijvoorbeeld
bijlessen, huiswerkbegeleiding en kosten voor een stage). Deze kosten zijn er voor een
gedeelte van de groep en worden hier buiten beschouwing worden gelaten.
1 Het gaat hier niet alleen om schoolboeken in de zin van het traditionele boek, maar om lesmateriaal, dus naast het schoolboek
ook om andere verschijningsvormen hiervan, bijv. ook digitale boeken. Lesmateriaal is materiaal dat is gericht op
informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en dat door het bevoegd gezag voor een bepaald leerjaar wordt voorgeschreven
(Kamerstuknummer 31 325 nr. 3, vergaderjaar 2007-2008)
blad 3/14
Paragraaf 2 Beschikbare tegemoetkomingen per doelgroep
In tabel 1 wordt schematisch weergegeven voor welke tegemoetkomingen (ouders van) vo'ers en
mbo'ers in aanmerking kunnen komen:
Tabel 1: overzicht van de verschillende tegemoetkomingen voor (ouders van) mbo'ers en vo'ers
Tegemoetkoming mbo-bol vo opmerking
minderjarigen
Kinderbijslag ± 90 per maand ± 90 per maand afhankelijk van aantal
kinderen
Kindertoeslag / max. 994 max. 994 vanaf 2010 met WTOS
kindgebonden budget deel
WTOS Max. 996 ± 300 (afgetopt met in vo hoogte bedrag
bedrag gratis afhankelijk van het
schoolboeken) leerjaar
Korting in stads- en 34 procent 34 procent Op abonnementen
streekvervoer
Gratis schoolboeken - Ter waarde van 316 vanaf schooljaar 2008-
2009
Lesgeld Geen lesgeld Geen lesgeld
Tegemoetkoming 18-
plussers
WTOS - inkomensonafhankelijk ± Deze vo leerlingen
100 en aanvullende ontvangen ook gratis
inkomensafhankelijke schoolboeken, hiervoor
bijdrage van max.± 70 wordt WTOS afgetopt
Studiefinanciering met 72 p.m. thuis en - Voor vo'ers geldt bij
ov-studentenkaart 236 uitwonend en een instroom in hoger
inkomensafhankelijke onderwijs
aanvullende beurs en
leenfaciliteit.
Lesgeld Lesgeld 975 Geen lesgeld
Mbo-ers
Het mbo heeft leerlingen voltijd bol, deeltijd bol-leerlingen en bbl-leerlingen. De schoolkosten van bbl-
leerlingen en deeltijd bol-leerlingen worden in deze brief buiten beschouwing gelaten, deze leerlingen
zijn voor de financiering van hun schoolkosten op andere arrangementen aangewezen. In 2007 waren
er ongeveer 500.000 mbo-leerlingen. Hiervan zijn ongeveer 115.000 leerlingen minderjarige bol'ers.
Eenderde van deze groep is 16 jaar en tweederde is 17 jaar oud. Meer dan de helft van de jaarlijkse
nieuwe instroom van minderjarige bol-leerlingen is 17 jaar, 41.000 leerlingen, en 38.000 bol-leerlingen
zijn 16 jaar als zij instromen. Mbo-leerlingen kunnen in het kwartaal na hun 18e verjaardag aanspraak
maken op studiefinanciering.
blad 4/14
Ouders van minderjarige mbo-leerlingen ontvangen voor hun kinderen kinderbijslag (ongeveer 90 per
maand voor 1 kind, oplopend bedrag bij meer kinderen). Bij een inkomen van de ouders tot circa
32.000 per jaar ontvangen de ouders een volledige tegemoetkoming volgens de Wet Tegemoetkoming
Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) voor hun schoolgaande kind, afhankelijk van het aantal
schoolgaande kinderen, bij een hoger inkomen neemt de WTOS-tegemoetkoming af. De
tegemoetkoming voor ouders van mbo-leerlingen is in 2008 maximaal 996 per jaar. Tot 2006 maakte
ongeveer 40 procent van de ouders gebruik van deze tegemoetkoming in de schoolkosten, in 2007
maakte ongeveer 33 procent gebruik van de WTOS. Verder hoeven mbo-leerlingen onder de 18 geen
lesgeld te betalen.
Ouders met een laag inkomen kunnen in aanmerking komen voor het kindgebonden budget. Ouders
met een inkomen tot 29.413 krijgen maximaal 994 per jaar per kind. Als het inkomen hoger wordt,
wordt de tegemoetkoming lager, er is een glijdende schaal. Vanaf 2009 is de hoogte van het
kindgebonden budget tevens afhankelijk van het aantal kinderen: bij ieder volgend kind krijgt men iets
extra. Vanaf 2010 wordt een deel van de WTOS in het kindgebonden budget geïntegreerd. Het WTOS-
bedrag dat in het kindgebonden budget wordt opgenomen is voor ouders van vo'ers en mbo'ers gelijk.
Het kindgebonden budget is leeftijdsafhankelijk en niet afhankelijk van de schoolsoort. Voor de ouders
van vo-leerlingen verdwijnt de WTOS door de gratis schoolboeken en de integratie in het kindgebonden
budget in zijn geheel. Voor ouders van mbo'ers blijft er een deel WTOS bestaan, de WTOS-
tegemoetkoming voor mbo'ers was immers hoger dan die voor vo'ers (vo'ers ontvangen een maximaal
bedrag van ongeveer 600; afhankelijk van het leerjaar waarin zij zitten). Bovendien krijgen mbo'ers
geen gratis schoolboeken, dus ook dit deel van de WTOS blijft in stand voor het mbo. Mbo'ers kunnen
vanaf 2010 dus nog een WTOS tegemoetkoming van ongeveer 600 aanvragen.
Verder krijgen minderjarige mbo'ers, net als alle andere minderjarigen, een korting van 34 procent op
de abonnementskosten in het stads- en streekvervoer. Bovendien heeft het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid in een verzamelbrief aan de gemeenten gemeld dat blijkens jurisprudentie
inzake bijzondere bijstand aan (ouders van) leerlingen in het mbo bijzondere bijstand in verband met
vervoerskosten kan worden verstrekt.
Zodra mbo-leerlingen 18 jaar worden, ontvangen zij studiefinanciering. De financiering bestaat uit de
basisbeurs (72 per maand thuiswonend (vanwege lager lesgeld dan in ho), 236 uitwonend),
afhankelijk van het inkomen van de ouders een aanvullende beurs (296 per maand thuiswonend, 315
uitwonend) en een leenmogelijkheid. Bij de studiefinanciering ontvangen zij dan ook een ov-
studentenkaart als voorziening voor het reizen tussen huis en de onderwijsinstelling. De leerlingen van
18 jaar of ouder zijn lesgeldplichtig en betalen 975 voor het volgen van onderwijs.
Mbo-deelnemers kunnen hun rechten op studiefinanciering stapelen, dat wil zeggen dat zij na de
afronding van een mbo-opleiding daarna nog met prestatiebeurs een ho-opleiding kunnen volgen.
Ongeveer de helft van de mbo-bol'ers stroomt na het behalen van zijn diploma door naar het hoger
onderwijs.
blad 5/14
Leerlingen in het voortgezet onderwijs
In totaal volgden in 2007 ongeveer 900.000 leerlingen voortgezet onderwijs. De ouders van
minderjarige vo-leerlingen ontvangen voor hun kinderen kinderbijslag (ongeveer 90 per maand voor
1 kind, oplopend bedrag bij meer kinderen). Bij een inkomen van de ouders tot circa 32.000 per jaar
ontvangen de ouders WTOS voor hun schoolgaande kind, afhankelijk van het aantal schoolgaande
kinderen. Voor de onderbouw WTOS (dat is het gehele vmbo, jaar 1,2,3 van havo en vwo) kunnen
ouders maximaal 590 per jaar ontvangen, voor de bovenbouw is deze tegemoetkoming maximaal
660. Het aantal gebruikers van de WTOS in het voortgezet onderwijs lag de afgelopen jaren tussen de
27 procent en de 31 procent. Leerlingen in het voortgezet onderwijs hoeven geen lesgeld te betalen. In
het schooljaar 2008-2009 ontvangen de ouders van deze leerlingen een vergoeding van 316 voor de
schoolboeken. Het maximale WTOS-bedrag is daarom verlaagd. Vanaf het schooljaar 2009-2010
ontvangen de leerlingen de schoolboeken om niet van de school.
De ouders van minderjarige leerlingen in het voortgezet onderwijs ontvangen tot aan een bepaald
inkomen ook kindertoeslag en vanaf 2009 kindgebonden budget. Hierboven is reeds aangegeven dat
door de gratis schoolboeken en de integratie van het overige deel van de WTOS in het kindgebonden
budget, de WTOS voor ouders met minderjarige leerlingen in het voortgezet onderwijs volledig zal
verdwijnen vanaf 1 januari 2010.
Als vo-leerlingen 18 jaar worden kunnen ze zelf een vergoeding via de WTOS aanvragen. De ouders van
deze leerlingen ontvangen immers geen kinderbijslag meer. Deze tegemoetkoming is een basistoelage,
die voor iedereen beschikbaar is. Daarnaast blijft de inkomensafhankelijke toelage, die op basis van
het inkomen van de ouders wordt uitgekeerd in stand. Deze leerlingen ontvangen de 316 voor
schoolboeken zelf in het schooljaar 2008-2009. Het inkomensafhankelijke deel van de tegemoetkoming
voor 18-plussers zal met het schoolboekenbedrag worden verrekend. Overigens hoeven deze leerlingen
geen lesgeld te betalen.
Studenten in het hoger onderwijs
Studenten in het hoger onderwijs ontvangen studiefinanciering. Op dat moment vervalt het recht op
kinderbijslag. De basisbeurs voor een student in het hoger onderwijs is ongeveer 92 per maand voor
een thuiswonende student en 256 per maand voor een uitwonende student. Verder is er de
inkomensafhankelijke aanvullende beurs van 296 per maand voor een thuiswonende en maximaal
315 voor een uitwonende student. Deze studenten krijgen ook een ov-studentenkaart. Studenten
maken aanspraak op prestatiebeurs voor de nominale studieduur (meestal 4 jaar). En zij kunnen
daarna nog 3 jaar studiefinanciering lenen. Het collegegeld is 1.565, studenten kunnen
collegegeldkrediet aanvragen, ter hoogte van het collegegeld.
Paragraaf 3 Overzicht van de schookosten voor mbo'ers en vo'ers
Schoolkosten mbo-bol
De gegevens die hieronder zijn uitgewerkt zijn afkomstig uit de Schoolkostenmonitor 2006-20072. In
deze monitor is onderzocht wat de kosten zijn voor de drie grootste sectoren `economie & handel',
2 Schoolkostenmonitor 2006-2007 kamerstuknummer 30800 VIII nr. 142, vergaderjaar 2006-2007
blad 6/14
`gezondheid & verzorging' en `milieu & techniek'. De totale kosten per sector zijn in de tabel hieronder
opgenomen. Dit betekent dat deze gegevens niet het hele mbo beslaan, er zijn meer sectoren en ook de
gegevens van specifieke vakopleidingen zijn hier niet meegenomen. In de Schoolkostenmonitor hebben
de onderzoekers zich gericht op de drie grootste sectoren van het mbo, onder meer omdat de
responsgroep het grootst is. Dit zorgt voor betrouwbare onderzoeksresultaten . Bovendien is in
voorgaande schoolkostenonderzoeken ook uitgegaan van deze drie sectoren. Op deze manier kunnen
deze onderzoeken vergeleken worden. De kostensoorten voor mbo'ers die hieronder worden besproken
zijn exclusief de reiskosten voor mbo'ers. Deze worden later in deze paragraaf behandeld.
Tabel 2. Verdeling gemiddelde kosten over kostenposten naar sector (zonder reiskosten) in euro's
per jaar
Schoolkosten mbo-bol Economie & Gezondheid & Techniek & Totaal
Handel Verzorging Milieu mbo-bol
kosten schoolboeken 3 335 269 309 306
kosten door school in rekening gebracht 91 108 104 100
aan leermiddelen en gereedschappen
kosten van door ouders zelf aangeschafte 76 75 76 76
leermiddelen en gereedschappen
kosten van extra schoolactiviteiten 149 110 94 123
kosten vrijwillige ouderbijdrage 58 52 42 52
Subotaal jaarlijkse schoolkosten 709 614 625 657
Gemiddelde eenmalige kosten:
kosten aan atlas, woordenboeken en 125 116 70 109
rekenmachine *
kosten aan ict en ict-benodigdheden ** 249 129 177 191
Totaal ( incl. eenmalige kosten) 1.083 859 872 957
* deze kosten maken ouders eenmalig, 59 % van de respondenten geeft aan deze kosten niet te hebben.
** 32 % van de respondentenheeft aangegeven deze kosten niet te hebben
Het valt op dat de spreiding in de kosten zeer groot is. Uiteenlopend van nauwelijks kosten tot
honderden euro's. Dit wordt zichtbaar door niet alleen naar het gemiddelde te kijken, maar ook de
mediaan4 en de kosten per kwartiel5 aan te geven. Het is belangrijk op te merken dat bij alle
3 Voor schoolboeken in het mbo, zijn alleen gegevens beschikbaar uit de Schoolkostenmonitor. Er zijn geen andere databases
waar informatie over deze kosten kan worden gevonden. De kosten voor schoolboeken lopen uiteen van 120 naar 450 en
meer, bovendien zijn er geen gegevens over alle mbo-opleidingen beschikbaar.
4 De mediaan verdeelt de responsgroep in twee gelijke delen van 50 procent respondenten. De mediaan is dan de middelste
waarneming.
5 Een kwartiel is een kwart van de totale groep respondenten. De groep respondenten kan in vier gelijke delen worden opgedeeld.
Het eerste kwartiel betreft de eerste 25 procent van de responsgroep.
blad 7/14
kostensoorten de mediaan lager is dan het gemiddelde bedrag. Over het algemeen liggen de kosten van
het eerste kwartiel van de respondenten dichterbij de mediaan dan de kosten van het derde kwartiel.
De gemiddelde kosten zijn hoger dan het bedrag dat de mediaan aangeeft, dit verschil ontstaat doordat
een relatief kleine groep hoge kosten heeft.
In onderstaande grafieken worden twee kostenposten voor het mbo-bol uitgelicht. De rest van de
kostensoorten zijn terug te vinden in de bijlage. In de grafieken is goed te zien dat sprake is van
spreiding van de kosten.
Grafiek 1: de kosten en spreiding voor schoolboeken in het mbo-bol (in euro's per jaar)
500
450
400
350 1e kwt.
300 mediaan
250 gem.
200
3e kwt.
150
100
50
0
Economie Gezondheid Techniek & Totaal mbo
&Handel & verzorging mileu
In dit overzicht is te zien dat de eerste 25 procent van de respondenten veel lagere kosten heeft dan
van de laatste 25 procent van de respondenten. De variatie in de kosten loopt van
140 tot 450 per jaar. Ook binnen de sectoren is de bandbreedte in de kosten groot. Binnen de sector
`economie & handel' lopen de kosten uiteen van 200 tot 450 of meer. De groep die 450 of meer
betaalt is een groep van 25 procent van de respondenten. Het eerste kwart is 140 of minder kwijt aan
de schoolboeken. Per sector verschilt het dus hoeveel ouders aan de schoolboeken kwijt zijn.
Gemiddeld zijn de kosten voor schoolboeken 32 procent van de totale schoolkosten van mbo'ers.
blad 8/14
Grafiek 2: kosten en de spreiding voor de (vrijwillige) ouderbijdrage in het mbo-bol (in euro's per
jaar)
90
80
70
60 1e kwt.
50 mediaan
40 gem.
30 3e kwt.
20
10
0
Economie Gezondheid & Techniek & Totaal mbo
&Handel verzorging mileu
Opvallend aan bij deze grafiek is dat de eerste 25 procent van de respondenten geen kosten heeft
terwijl het laatste kwart 80 aan kosten heeft. De helft van de leerlingen heeft geen tot weinig ( 20)
kosten. Het gemiddelde wordt vooral bepaald door de hoogte van enkele zeer hoge bijdragen. Ook hier
kan het dus per individueel geval erg verschillen wat er aan de school betaald moet worden. Over het
algemeen is de sector `economie & handel' iets duurder dan de andere sectoren, maar de bandbreedtes
zijn voor de verschillende kostensoorten en de drie sectoren over het geheel genomen groot.
Schoolkosten voortgezet onderwijs
De gegevens die hieronder zijn uitgewerkt zijn afkomstig uit de Schoolkostenmonitor 2006-2007. In
deze monitor is onderzocht wat de kosten zijn voor leerlingen in het voortgezet onderwijs per
onderwijssoort. De totale kosten per onderwijssoort zijn in de tabel hieronder opgenomen. Het bedrag
voor schoolboeken is echter gebaseerd op andere gegevens. Het bedrag van 316 is tot stand gekomen
met SLO/NICL-gegevens over boekenpakketten in het voortgezet onderwijs. Deze gegevens zijn
getoetst aan de gegevens uit de praktijk van één van de grootste distributeurs van schoolboeken. Voor
de schoolboeken is een bedrag van 316 opgenomen, dit is het gemiddelde schoolboekenbedrag voor
het voortgezet onderwijs6. In het schooljaar 2008-2009 krijgen de ouders met leerlingen in het
voortgezet onderwijs dit bedrag uitgekeerd via een eenmalige toelage en vanaf het schooljaar 2009-
2010 wordt dit bedrag per leerling aan de lumpsum van de scholen toegevoegd.
6Het verschil tussen de berekening van SLO/NICL ( 300 op basis van gegevens van 2005) en de toets van bedoelde distributeur
( 304 op basis van gegevens van 2006) was slechts marginaal, waarmee aangetoond is dat de berekening de toets der kritiek
kan doorstaan. Het gemiddelde bedrag per leerling is daarna, op prijspeil 2007, vastgesteld op 308 per leerling. Daarnaast is er
nog prijscompensatie voor de invoering van gratis schoolboeken door middel van een eenmalige boekentoelage per 1 augustus
2008 geweest, waardoor een bedrag van 316 gemiddeld per leerling is vastgesteld.
blad 9/14
Tabel 3 Verdeling gemiddelde kosten over kostenposten naar schooltype (in euro's per jaar )
Schoolboeken Vo totaal Vmbo-b Vmbo-t havo vwo
kosten schoolboeken 316 316 316 316 316
door school in rekening gebrachte kosten 61 81 55 54 47
voor leermiddelen en gereedschappen
kosten van door ouders zelf aangeschafte 91 89 84 91 88
leermiddelen en gereedschappen
kosten van extra school-activiteiten 149 113 157 172 238
kosten vrijwillige ouderbijdrage 59 45 61 58 71
subtotaal jaarlijkse kosten 676 644 673 691 760
Gemiddelde eenmalige kosten
kosten atlas, woordenboeken 64 59 62 68 64
en rekenmachine *
kosten aan ict en 60 94 47 41 39
ict-benodigdheden **
Totaal (incl. eenmalige kosten) 800 797 782 800 863
* 45 % van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben gehad, het gaat om eenmalige aanschaffingskosten,
de mediaan ligt op 0.
** 60 % van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben gehad, het gaat hier om kosten voor hardware en
software, de mediaan ligt op 0.
Hieronder is een grafiek opgenomen waarin de kosten voor de (vrijwillige) ouderbijdrage en de
spreiding van deze kosten is weergegeven. De gegevens voor de overige kostensoorten in het
voortgezet onderwijs zijn terug te vinden in de bijlage.
Grafiek 3: overzicht van de kosten en de spreiding daartussen voor de (vrijwillige) ouderbijdrage in
het voortgezet onderwijs
90
80
70
60 1e kwt.
50 mediaan
40 gem.
30 3e kwt.
20
10
0
vmbo-b vmbo-t havo vwo totaal vo
blad 10/14
In de vorige alinea werd duidelijk dat de spreiding in de kosten in het mbo-bol groot is. In bovenstaande
grafiek is te zien dat dit ook speelt in het voortgezet onderwijs. De kosten lopen uiteen van 0 tot 82.
De eerste helft van de respondenten heeft kosten die 50 of lager zijn. Ook bij de andere kostenposten
in het voortgezet onderwijs geldt dat er sprake is van differentiatie. Er is sprake van grote spreiding,
dat wil zeggen dat het per school kan verschillen hoeveel ouders moeten betalen.
Overzicht kosten vo'ers en mbo'ers
In tabel 4 zijn de gemiddelde kosten voor ouders van vo-leerlingen en mbo-bolleerlingen weergegeven.
Let wel; in deze presentatie is de spreiding van de kosten niet terug te vinden.
Tabel 4: Vergelijking totale gemiddelde kosten in mbo-bol en vo (in euro's per jaar)
Schoolboeken Vo totaal Mbo-bol
kosten schoolboeken 316 306
door school in rekening gebrachte kosten voor 61 76
leermiddelen en gereedschappen
kosten van door ouders zelf aangeschafte 91 100
leermiddelen en gereedschappen
kosten van extra school-activiteiten 149 123
kosten vrijwillige ouderbijdrage 59 52
subtotaal jaarlijkse kosten 676 657
Gemiddelde eenmalige kosten
kosten atlas, woordenboeken 64 109
en rekenmachine *
kosten aan ict en 60 191
ict-benodigdheden **
Totaal (incl. eenmalige kosten) 800 957
* deze kosten maken ouders eenmalig, een groot deel van de respondenten geeft aan deze kosten niet te hebben.
** een groot deel van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben
In de tabel is te zien dat het verschil in de totale kosten ontstaat doordat de kosten voor atlassen,
woordenboeken en rekenmachines, en kosten aan ict en ict-benodigdheden hoger zijn in het mbo dan
in het voortgezet onderwijs. Dit zijn echter kosten die niet alle ouders maken en die in principe ook
eenmalig zijn. De WTOS is bedoeld om ouders met een inkomen tot modaal tegemoet te komen in de
hierboven genoemde schoolkosten.
Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs krijgen ongeveer 600 WTOS (afhankelijk van het
leerjaar waarin de leerling zich bevindt). Omdat er sprake is van spreiding in de kosten, is te zeggen dat
de kosten voor ongeveer tussen de 25 tot 50 procent van de WTOS-ouders de tegemoetkoming
kostendekkend zou zijn. Ouders met kinderen aan het mbo-bol ontvangen een bedrag van maximaal
996 aan WTOS om in de betaling van de kosten te voorzien. Exclusief de reiskosten en gezien de
blad 11/14
spreiding in de kosten is de WTOS tegemoetkoming dus voor 50 tot 75 procent van de ouders
kostendekkend.
Reisgedrag mbo'ers
De WTOS is in zijn huidige vorm in 2001 ingevoerd; destijds waren er extra middelen beschikbaar om
de WTOS te verruimen. Voor mbo'ers is onder andere 110 bij het normbudget gekomen in verband
met de hoge reiskosten. Dit bedrag komt voort uit het toenmalig beschikbare budget. Overigens
kunnen alle minderjarigen 34 procent korting krijgen op abonnementen in het stads- en streekvervoer.
Het grootste verschil tussen mbo'ers en vo'ers zit in de kosten voor het reizen van en naar de school.
Hieronder wordt een overzicht van de reisafstanden van minderjarige bol-deelnemers gepresenteerd.
De Schoolkostenmonitor 2006-2007 (30 800 VIII, nr. 142, vergaderjaar 2006-2007) heeft het
reisgedrag van mbo'ers die een voltijdse opleiding volgen globaal in kaart gebracht. Er zijn geen
specifieke gegevens bekend over de minderjarige mbo'ers in dit onderzoek. Het onderzoek leert dat
ruim 70 procent van de mbo'ers met het openbaar vervoer naar school gaat. Circa 33 procent gaat met
de fiets en 20 procent gebruikt een auto of een brommer (de gegevens tellen op tot meer dan 100
procent, omdat mbo'ers vaak gebruik maken van diverse vormen van vervoer). De gegevens uit de
Schoolkostenmonitor zijn getoetst aan gegevens uit het meest recente reizigersonderzoek en aan vier
geselecteerde roc's om een scherper beeld te krijgen van de problematiek. Zie hiervoor tabel 5.
Om verder inzicht te krijgen in het reisgedrag van minderjarige mbo'ers is gebruik gemaakt van het
onderzoek naar de reizigers met de ov-studentenkaart uit 2005. De 18-jarige bol-deelnemers met ov-
studentenkaart uit dat onderzoek zijn nader geanalyseerd, met als uitgangspunt dat zij van alle
houders van een ov-studentenkaart qua reisgedrag het meest overeenkomen met minderjarige
mbo'ers. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het waarschijnlijk is dat deze categorie meer reist
dan de minderjarige mbo'ers, doordat zij een ov-studentenkaart heeft.
Daarnaast is dit onderzoek als basis gebruikt om van vier instellingen de reisafstand van minderjarige
deelnemers te beoordelen. Het Mediacollege en het Somacollege zijn vakinstellingen die leerlingen van
ver buiten de eigen regio trekken, roc West-Brabant is regionaal georiënteerd over een groter gebied
en roc Da Vinci College is vooral stedelijk gericht. De gegevens van deelnemers en onderwijslocaties
zijn gemodelleerd volgens het onderzoek uit 2005.
blad 12/14
Tabel 5: spreiding studenten over verschillende afstandsklassen in procenten7
Onderzoek
Mediacollege Studentenkaart
en Soma ROC West- ROC 2005 (18- Schoolkosten-
Afstandklasse college Brabant Da Vinci jarigen) monitor
minder dan 1 km 5% 2% 3% 3%
1 t/m 3 km 2% 8% 25% 10% 5 km of minder:
3 t/m 5 km 4% 7% 17% 13% 17%
5 t/m 10 km 10% 9% 18% 17%
10 t/m 15 km 5% 17% 18% 13% 6-15 km: 33%
15 t/m 20 km 8% 15% 6% 12%
20 t/m 30 km 22% 17% 7% 14% 16-30 km: 30%
30 t/m 50 km 24% 10% 4% 12% 31-50 km: 14%
50 t/m 80 km 13% 8% 1% 4% 51 km of meer:
meer dan 80 km 8% 10% 0,5% 2% 6%
Uit de tabel blijkt dat gemiddeld zo'n 50 procent van de deelnemers verder van de instelling woont dan
15 kilometer. Studenten aan vakcolleges reizen gemiddeld over een grotere afstand, regionaal
gespreide roc's zitten ook iets boven het gemiddelde, vooral studenten van stedelijke mbo-instellingen
reizen gemiddeld minder dan 15 kilometer. Conclusie is dat 50 procent van de leerlingen 15 kilometen
of verder reist naar hun opleiding. Vooral leerlingen die meer dan 20 kilometer moeten reizen, maken
gebruik van het openbaar vervoer. Deze groep heeft daardoor gemiddeld relatief hoge kosten. Meer
gedetailleerde informatie over het reisgedrag van mbo-leerlingen vindt u in de bijlage. Bovendien is er
sprake van een landelijk beeld over het reisgedrag. Dat sommige mbo'ers verder reizen dan anderen is
niet beperkt tot specifieke regio's. In elke regio zijn er groepen die ver moeten reizen.
De gemiddelde schoolkosten voor het totale mbo zijn 957 exclusief de reiskosten. De helft van de
respondenten heeft echter kosten die lager uitvallen dan het gemiddelde per kostensoort. Immers, de
mediaan (eerste 50%) voor de afzonderlijke kosten ligt bij alle kostensoorten lager dan het gemiddelde;
er is dus sprake van grote spreiding van kosten. Voor de groep die tot 15 kilometer reist zijn de
reiskosten ongeveer 380 per jaar (op basis van de Schoolkostenmonitor gegevens). Dit betekent dat
de WTOS voor de groep die maximaal 15 kilometer reist circa 25 -50 procent kostendekkend of bijna
kostendekkend zou zijn als ook de reiskosten worden meegerekend. Mbo'ers die in het lage segment
van de verschillende kostensoorten zitten komen zelfs tot 30 kilometer reizen uit met de
tegemoetkoming. Mbo'ers die ver reizen komen tekort aan de WTOS, zeker als zij hogere andere
schoolkosten hebben. Dit geldt echter voor een beperkte groep en voor een periode van een half tot
anderhalf jaar. Daarnaast heb ik met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
overlegd over mogelijkheden voor deze groep. Hij heeft in de verzamelbrief van juni aan de gemeenten
7 De afstandsklassen zijn vastgesteld op basis van woon- en schoollocatie. Alleen gegevens van bol-studenten zijn verwerkt, behalve
bij de gegevens over ROC West-Brabant, dit is incl. BBL-studenten.
blad 13/14
bekendgemaakt dat gemeenten in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand kunnen verstrekken
indien van bijzondere omstandigheden sprake is.
Reisgedrag vo'ers
In de Schoolkostenmonitor 2006-2007 staat dat 88 procent van de leerlingen in het voortgezet
onderwijs met de fiets naar school gaat. Daarnaast maakt 15 procent van de leerlingen regelmatig
gebruik van het openbaar vervoer. De gemiddelde afstand van school naar huis is 8 kilometer in het
voortgezet onderwijs. 8 procent van de groep reist 16 kilometer of meer naar de school, waarvan 1
procentpunt 50 kilometer of meer. Gezien de spreiding van scholen in het voortgezet onderwijs, is het
vaak een bewuste keuze van ouders om een leerling naar een school te sturen die meer dan 50
kilometer van huis is.
Samenvattend
Als alle gegevens naast elkaar worden gezet, vallen de volgende punten op:
Alle 16- en 17-jarige vo'ers en mbo'ers krijgen kinderbijslag en het inkomensafhankelijke
kindgebonden budget. Ook kunnen beide groepen een beroep doen op de WTOS. De normvergoeding
voor mbo'ers was altijd ongeveer 300 hoger, met de invoering van gratis lesmateriaal in het
voortgezet onderwijs, wordt dit verschil ongeveer 600. De schoolkosten voor (ouders van) mbo'ers en
vo'ers zijn in de huidige situatie (inclusief kosten voor schoolboeken in het vo) vergelijkbaar qua hoogte
(de totale gemiddelde kosten liggen iets boven de 800 per jaar). Leerlingen in het vo en minderjarige
leerlingen in het mbo hoeven geen lesgeld te betalen. Vanaf hun 18de komen mbo-leerlingen in
aanmerking voor studiefinanciering. Verder:
· is er sprake van een grote spreiding tussen individuele schoolkosten. In het mbo nog meer dan in
voortgezet onderwijs;
· in het mbo-bol is de tegemoetkoming voor de WTOS groep ( inkomen van ongeveer 32.000) met
weinig reiskosten voor 50 tot 75 procent kostendekkend. Voor ouders met kinderen in het
voortgezet onderwijs is dit 25 tot 50 procent. Dit verschil is verklaarbaar doordat het mbo een
hogere tegemoetkoming heeft. Invoering van gratis schoolboeken verandert dit beeld niet, omdat
de WTOS tegemoetkoming voor het bedrag van de schoolboeken wordt afgetopt voor de ouders
van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Voor de groep ouders met leerlingen in het mbo met
reiskosten tot 15 km is de WTOS ongeveer 25 tot 50 procent kostendekkend.
· de financiële positie van inkomens boven modaal (dat is dus de niet-WTOS groep) in het voortgezet
onderwijs verbetert door 'gratis schoolboeken' met 316 per jaar;
· in het mbo reist ongeveer 50 procent van de groep 15 kilometer of minder van en naar de instelling
en de helft reist dus meer dan 15 kilometer. De groep die de meeste kosten maakt woont meer dan
20 kilometer bij de instelling vandaan.
· Voor minderjarige mbo'ers die ver reizen (dit is ongeveer 50 procent) is de WTOS
tegemoetkoming in de meeste gevallen onvoldoende om de kosten volledig te dekken. Ongeveer
eenderde van minderjarige mbo'ers is 16 jaar en heeft reiskosten voor een periode van circa 1,5
tot 2 jaar. Twee derde van de groep minderjarigen is 17 jaar en heeft dus gemiddeld een half jaar
reiskosten (17-jarigen die gedurende het schooljaar 18 jaar worden, ontvangen immers
studiefinanciering met een ov-jaarkaart).
blad 14/14
· minderjarige mbo'ers kunnen (net als andere minderjarigen) gebruik maken van kortingen in het
stads- en streekvervoer van 34 procent op de abonnementskosten voor het reizen van en naar de
onderwijsinstelling;
· gemeenten kunnen in geval van bijzondere omstandigheden in aanvulling op de WTOS bijzondere
bijstand verstrekken;
· vanaf 18 jaar krijgen mbo'ers studiefinanciering inclusief een ov-studentenkaart, vo'ers krijgen
een basistoelage (vergelijkbaar met kinderbijslag) en inkomensafhankelijke WTOS;
· mbo'ers die doorstromen naar het hbo (ongeveer de helft van niveau 3 / 4) krijgen opnieuw
studiefinanciering inclusief een OV kaart.
Conclusie
De conclusie is dat de totale gemiddelde kosten van minderjarige vo'ers en mbo'ers niet ver uit elkaar
liggen. Het is wel zo dat voor minderjarige mbo'ers die ver reizen de kosten voor het reizen hoger zijn
dan voor leerlingen in het vo. De tegemoetkoming WTOS was ruim 300 hoger voor mbo'ers en
daardoor voor een grotere groep mbo'ers kostendekkend dan voor vo'ers. Dit verschil in de hoogte van
de tegemoetkoming neemt toe na invoering van `gratis schoolboeken' in het voortgezet onderwijs,
omdat de WTOS tegemoetkoming voor de vo'ers wordt afgetopt met het gemiddelde bedrag voor gratis
schoolboeken en het bedrag voor mbo'ers gelijk blijft. Voor de groep ouders met een inkomen
bovenmodaal (dat is dus de niet-WTOS groep) gaan er wel verschillen ontstaan. Door invoering van
`gratis schoolboeken' in het voortgezet onderwijs gaan de kosten voor deze groep ouders met 316
omlaag.
De kosten voor ouders van 16/17 jarige mbo-leerlingen blijven gelijk, maar relatief gezien ten opzichte
van het voortgezet onderwijs, worden de kosten voor ouders met een inkomen bovenmodaal hoger.
Wat de reiskosten betreft zien we dat de groep leerlingen die ver reist in het mbo groter is dan in het
vo. Het gaat om een relatief beperkte groep mbo leerlingen waarvoor ouders gemiddeld voor een
periode tot maximaal anderhalf jaar extra kosten maken. Daarbij kunnen gemeenten aan deze ouders
bijzondere bijstand in verband met vervoerskosten verstrekken. In 2001 is rekening gehouden met de
hogere reiskosten in het mbo door de WTOS van mbo'ers met 110 op te hogen.
Zoals reeds eerder in reactie op vragen uit uw Kamer door het kabinet is aangegeven is het, gelet op de
prioriteiten binnen het onderwijs en de hiervoor gereserveerde middelen niet mogelijk ten behoeve van
bovenstaande situatie middelen in te zetten.
Een afschrift van deze brief wordt aan de Tweede Kamer verzonden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart