Kwaliteitsdocument hulp bij het huishouden
Subsidieregelingen "motie Van Geel" en Kwaliteitsdocument hulp bij het
huishouden
Kamerstuk, 5 september 2008
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO-Wmo-2876135
5 september 08
Tijdens het Algemeen Overleg over de Wmo, op 11 juni jongstleden, heb
ik met u van gedachten gewisseld over onder andere de
subsidieregelingen in het kader van de motie Van Geel c.s. (31200, nr.
16) en het Kwaliteitsdocument voor de hulp bij het huishouden in de
Wmo. Door deze brief informeer ik u over de stand van zaken bij
genoemde onderwerpen.
Subsidieregelingen 2008 motie Van Geel
Voor 2008 heb ik, uit hoofde van de motie Van Geel, EUR 40 miljoen
beschikbaar voor de arbeidsmarktgevolgen van de Wmo. De tekst van de
motie spreekt over het behouden van thuiszorgmedewerkers voor de zorg.
Dit heeft geresulteerd in een tweetal subsidieregelingen voor
thuiszorgorganisaties, die op 18 juni 2008 in werking zijn getreden
door publicatie in de Staatscourant (2008, nr. 113).
Er worden in de regelingen drie doelen onderscheiden.
1. een bijdrage voor thuiszorgaanbieders voor om-, her- en
bijscholing van thuishulpen (subsidieplafond EUR 5 mln.);
2. een bijdrage / compensatie voor thuiszorgaanbieders die de kosten
voor de inzet van thuishulpen A niet kunnen dekken
(subsidieplafond EUR 20 mln.);
3. een bijdrage voor thuiszorgaanbieders voor het in dienst nemen van
alfahulpen (subsidieplafond EUR 5 mln.).
De afgelopen maanden zijn veel subsidie-aanvragen van
thuiszorgorganisaties binnengekomen. Vooral van de mogelijkheid om
subsidie aan te vragen voor de om-, her- en bijscholing van
medewerkers wordt veel gebruik gemaakt. Er is momenteel voor ruim EUR
7 miljoen subsidie aangevraagd door 43 organisaties. Daarbij gaat het
om bijna 10.000 medewerkers. Ook op de mogelijkheid om
tariefcompensatie aan te vragen, wordt veel beroep gedaan door
thuiszorgorganisaties. Er is begin september door 72 organisaties voor
in totaal bijna EUR 15 miljoen subsidie aangevraagd. Tot op heden
maken nog niet veel organisaties gebruik van de mogelijkheid om
subsidie aan te vragen voor het in dienst nemen van alfahulpen.
Thuiszorgorganisaties lijken eerst af te willen wachten of zij na de
nieuwe aanbesteding nog een contract hebben, alvorens extra personeel
in dienst te nemen.
Ik verwacht medio september de eerste beslissingen op de
subsidie-aanvragen te kunnen nemen. Hierbij heb ik mij laten adviseren
door het Mobiliteitscentrum Thuiszorg (MCT) en de zogenoemde
beheerscommissie. Hierin zitten vertegenwoordigers van Actiz, BTN,
ABVAKABO-FNV, CNV-Publieke zaak, Unie Zorg en Welzijn en de VNG.
De plafonds van de huidige regelingen tellen op tot EUR 30 mln. In
2008 is in totaal EUR 40 mln. beschikbaar. De vraag doet zich nu voor
op welke wijze de resterende EUR 10 mln. het beste ingezet kan worden.
Tot 15 oktober 2008 bestaat de mogelijkheid om subsidie aan te vragen.
Voor de doelen "tariefcompensatie" en "het in dienst nemen van
alfahulpen" bestaat nog financiële ruimte. Voor om- her- en
bijscholing hebben de aanvragen het maximum van het subsidieplafond
overschreden.
Ik ben voornemens om het plafond voor de subsidieregeling voor de om-,
her- en bijscholing te verhogen met EUR 5 mln. Dit gebeurt door
plaatsing in de Staatscourant medio september. Daarmee komt in totaal
EUR 10 mln. beschikbaar voor dit doel. Naar verwachting zullen bij de
andere subsidieregeling de plafonds niet bereikt worden, zodat de
ophoging van de om-, her- en bijscholing per saldo budgettair neutraal
kan geschieden.
Hierdoor ontstaat ruimte voor een alternatieve aanwending van de
resterende gelden. Ik wil dit jaar nog zo optimaal mogelijk bijdragen
aan de in de motie genoemde doelen. Met dat oogmerk ben ik voornemens
een éénmalige bijdrage van EUR 9 mln. te doen in het stagefonds in het
kader van de arbeidsmarktbrief 2007 "Werken aan Zorg". Deze bijdrage
betekent dat er een hogere tegemoetkoming per stageplaats in de zorg
kan worden aangeboden. Het geld is beschikbaar voor toegelaten
AWBZ-instellingen die stageplaatsen hebben, waaronder ook veel
aanbieders zijn van huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo. De
resterende middelen (EUR 1 mln.) worden ingezet voor uitvoering van de
subsidieregelingen, kosten van het MCT en doorloop van
subsidieaanvragen uit 2007.
Sociale partners en VNG hebben aangegeven zich te kunnen vinden in
deze aanwending van de middelen. Na het sluiten van de subsidietermijn
en het afhandelen van alle aanvragen zal ik u nader informeren. Voor
de middelen die ik in 2009 en verdere jaren tot mijn beschikking heb
zal ik de komende maanden in overleg treden met partijen op welke
wijze deze het beste ingezet kunnen worden.
Kwaliteitsdocument hulp bij het huishouden
In mijn brief van 10 juli 2008 (29538, nr. 87) heb ik u geschreven
waarom er vertraging was opgetreden in de totstandkoming van het
kwaliteitsdocument hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo. In
de kern ging het er daarbij om dat het bijeenbrengen van de decentrale
beleidsvrijheid in het kader van de Wmo bij het vervullen van de
compensatieplicht en het centraal toezicht door de IGZ in het kader
van de Kwaliteitswet de nodige hoofdbrekens opleverde. Ik schreef dat
ik partijen tot begin september de tijd zou bieden om tot
overeenstemming te komen.
Ik kan u meedelen dat ze hierin zijn geslaagd. Eind augustus 2008 zijn
Actiz, BTN, Sting, LOC-LCR, de VNG en de IGZ akkoord gegaan met het
"Kwaliteitsdocument voor Verantwoorde Hulp bij het Huishouden" (zie
bijlage). Wel zal ActiZ het document nog formeel - als concept - ter
goedkeuring aan haar ledenvergadering eind november voorleggen.
Partijen hebben gekozen voor een integraal document, dat bestaat uit
twee delen: een algemeen deel en het feitelijke toezichtkader.
In het eerste - algemene - deel wordt ingegaan op de wettelijke
voorschriften voor de kwaliteitsborging in de Wmo en de Kwaliteitswet
zorginstellingen. In het geval van HH is - zoals gezegd - sprake van
zowel centraal IGZ-toezicht op de kwaliteit van de geleverde hulp
ingevolge de Kwaliteitswet als van decentrale verantwoordelijkheid van
gemeenten voor kwaliteit ingevolge de Wmo. De rollen en
verantwoordelijkheden van de partijen, die zijn betrokken bij de
huishoudelijke hulp, zijn in dit kader beschreven. Dit zijn de
cliënten en cliëntorganisaties, de aanbieders van huishoudelijke hulp
en hun medewerkers, de gemeenten en de IGZ. Het toezicht van de
Inspectie strekt zich uit over die kwaliteitseisen, die
maatschappelijk algemeen aanvaard en vanzelfsprekend zijn. Het zijn
landelijke eisen. Dit betekent, dat het toezichtkader geen
kwaliteitsaspecten bevat, waarover op gemeentelijk niveau wettelijk
gelegitimeerde verschillen van opvatting en beleid zouden kunnen
bestaan. De kwaliteitseisen, die gemeenten op basis van hun
beleidsvrijheid stellen in de bestekken en contracten met de
uitvoerders, zijn daarop aanvullend; zij moeten tenminste aansluiten
op de kwaliteitseisen in het toezichtkader en mogen daarmee niet
strijdig zijn.
Tenslotte is in het eerste deel deze complementaire verdeling van
verantwoordelijkheden tussen gemeenten en IGZ toegelicht aan de hand
van een beschrijving vanuit cliëntperspectief van de verschillende
stappen in het proces van aanvraag en uitvoering van de hulp bij het
huishouden. Deze feitelijke beschrijving bleek bij partijen in een
behoefte te voorzien en schept duidelijkheid over taken en
verantwoordelijkheden van partijen.
Het tweede deel is het feitelijke toezichtkader voor de IGZ. Het bevat
de kwaliteitseisen aan de hand waarvan de IGZ toezicht houdt op de
geleverde hulp bij het huishouden. Het zijn de normen voor
verantwoorde zorg - zoals gedefinieerd in de Kwaliteitswet - vertaald
naar de HH in de Wmo. Bij de kwaliteitseisen worden indicatoren
aangegeven waarmee de eisen kunnen worden gemeten. De kwaliteitseisen
zijn verdeeld over drie thema's, die ieder weer zijn onderverdeeld in
subthema's:
1. Klantgerichtheid: hierin is aandacht voor een respectvolle
bejegening van de klanten en voor duidelijke werkafspraken met hen
over de levering van de hulp, neergelegd in een plan
huishoudelijke hulp;
2. Communicatie en betrouwbaarheid: hierin is aandacht voor o.a. de
bereikbaarheid en de vervanging van de hulp bij ziekte en
vakantie;
3. Deskundigheid en effectiviteit: er is o.a. aandacht voor het
signaleren van onveilige situaties in het huishouden; ook wordt
hier een verband gelegd tussen de huishoudelijke hulp en de
zelfredzaamheid van de klant in het voeren van zijn huishouding.
In de komende maanden, doch voor het eind van dit jaar, zullen er één
of enkele vragenlijsten worden ontwikkeld waarmee de indicatoren uit
het toezichtkader worden geoperationaliseerd. In ieder geval zal daar
een vragenlijst bij zijn die de klantervaringen meet (de zgn.
CQ-index). Zoals het er nu naar uitziet, zal het volledige
toezichtinstrumentarium voor de IGZ per 1 januari 2009 operationeel
zijn.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport