Ministerie van Buitenlandse Zaken

04-09-2008

Kamerbrief inzake beantwoording lijst van vragen over clustermunitie

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie over clustermunitie. Deze vragen werden ingezonden op 10 juli 2008 met kenmerk 21501-833.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen


1. Wanneer, tijdens welke missie(s) en in welk(e) land(en) heeft de Nederlandse krijgsmacht bij een militaire operatie clustermunitie ingezet? Om welk(e) type(n) ging het hierbij?
De Nederlandse krijgsmacht heeft slechts één keer clusterwapens ingezet. In 1999 zijn, tijdens de NAVO-operatie Allied Force , in totaal 173 CBU-87 clusterbommen afgeworpen. De wapens zijn destijds ingezet tegen vliegvelden, elektronische installaties en opslag- en onderhoudsfaciliteiten.

2. Is het waar dat de Britse regering het standpunt heeft ingenomen dat opslag van clustermunitie van andere staten in het Verenigd Koninkrijk niet meer toegelaten wordt? Bent u bereid dit standpunt over te nemen?
De Britse regering is op dit moment in overleg met de VS over de opslag van Amerikaanse clustermunitie in het Verenigd Koninkrijk. Hierover is nog geen formeel besluit genomen. Opslag van clustermunitie van derden is volgens het verdrag overigens niet verboden. Het VK streeft er naar, aldus Lord Malloch Brown in antwoord op vragen van het Hogerhuis in juni 2008, om na de overgangsperiode van acht jaar, de termijn voor vernietiging van clustermunitie zoals vastgelegd in de Conventie, geen clustermunitie van derden meer in opslag te hebben. Dit zou zowel clustermunitie van derden op bases in het VK als clustermunitie van derden op Britse bases betreffen. Nederland heeft geen clustermunitie van derden op het eigen grondgebied opgeslagen. Dergelijke opslag is bovendien niet aan de orde.

3. Wat was het resultaat van het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Israël en de gesprekken ter plaatse over deelname aan het Oslo proces/verdrag? Israël, net als een aantal andere landen, heeft niet deelgenomen aan het Oslo proces. Het is niet te verwachten dat het op korte termijn toe zal treden tot het nieuwe verdrag, dat door een groot aantal landen op 3 december in Oslo zal worden getekend. Israël heeft na het bezoek laten weten dat het de onderhandelingen in het kader van de Convention on Conventional Weapons (CCW) als leidend beschouwdbeschouwt. In de onderhandelingen in het kader van de CCW nemen alle relevante landen deel.

4. Wat wordt precies bedoeld met 'het assisteren bij, aanmoedigen van of aansporen tot een activiteit die op grond van het verdrag verboden is'?
5. Wat is de reikwijdte van de zin: 'Het is niet toegestaan om anderen te assisteren in de ontwikkeling, productie of verwerving van clustermunitie'? Partijen dienen zich te onthouden van activiteiten die op grond van het verdrag verboden zijn. Daarnaast is het niet toegestaan om andere landen er toe aan te zetten om dergelijke activiteiten te ontplooien of mee te werken aan dergelijke activiteiten. Dat zou immers een ontsnapping betekenen aan de verboden in het verdrag, doordat dergelijke handelingen dan zouden worden uitbesteed. Met deze bepaling, die ook in het Ottawa verdrag voorkomt, wordt dergelijk uitbesteden van verboden handelingen nadrukkelijk geblokkeerd. Zie ook het antwoord op vragen 12, 13 en 14.

6. Bent u bereid met aanvullende regelgeving te komen om het investeren in clustermunitie aan banden te leggen?

7. Wat betekent dit verdrag voor de verantwoordelijkheid van de overheid ten opzichte van financiële instellingen die investeren in bedrijven die clustermunitie produceren? Met het nieuwe verdrag zoals overeengekomen in Dublin stemt Nederland onder andere in met een verbod op de ontwikkeling en productie van clustermunitie. Het verbiedt tevens een groot aantal andere handelingen met betrekking tot clustermunitie, zoals het gebruiken, opslaan en overdragen van deze wapens; of het assisteren bij, en aanmoedigen van handelingen die verboden zijn onder dit Verdrag.
De Conventie over Clustermunitie is een verdrag tussen staten en verhindert individuele burgers of private instellingen (zoals pensioenfondsen) niet om te beleggen in de wapenindustrie, noch verplicht het de verdragsstaten om een dergelijk verbod op te leggen. Een wettelijk verbod op het investeren in de productie van clustermunitie, in het verlengde van de Conventie over Clustermunitie acht de regering op dit moment niet noodzakelijk. Dit neemt niet weg dat directe investeringen in de productie van clustermunitie indruisen tegen de geest van het verdrag. Het kabinet hecht er echter aan private partijen de gelegenheid te geven hun verantwoordelijkheid te nemen. De recente initiatieven van financiële instellingen ter verbetering van de transparantie, de bestaande mechanismen om het beleggingsbeleid te beïnvloeden en de initiatieven die diverse pensioenfondsen onlangs hebben genomen, geven ook reden om te vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van private partijen.

8. Bent u bereid de opslag van clustermunitie door landen die het verdrag niet getekend hebben, op het grondgebied van de staten die partij zijn bij het verdrag, niet toe te laten staan? Zo nee, waarom niet?

9. Bent u bereid de doorvoer van clustermunitie door Nederlands luchtruim of via de havens te beschouwen als een vorm van assistentie en dit als dusdanig niet toe te staan? Zo nee, waarom niet?
De opslag van clustermunitie door landen die geen partij zijn bij het verdrag, op het grondgebied van staten die wel partij zijn bij het verdrag, is niet verboden onder het verdrag, mits de eigendomstitel over de wapens bij de niet-verdragpartij blijft. Zie hiervoor tevens het antwoord op vraag 2.
Het verdrag bevat geen verbod op doorvoer ('transit'), alleen op overdracht ('transfer'). Evenals in het Ottawa verdrag over antipersoneelsmijnen het geval is, bepaalt het nieuwe verdrag specifiek dat er voor overdracht sprake moet zijn van zowel fysieke verplaatsing als van overdracht van eigendomstitel. Bij doorvoer is er sprake van fysieke verplaatsing, maar niet van overdracht van eigendomstitel. Het over Nederlands grondgebied vervoeren van clustermunitie die eigendom blijft van de betreffende bondgenoot valt niet onder enige verbodsbepaling in het verdrag. Het zonder nadrukkelijke verplichting in het verdrag opwerpen van nationale belemmeringen of verbodsbepalingen ten aanzien van doorvoer valt bovendien, los van de bepalingen in het verdrag, niet te rijmen met de bondgenootschappelijke verplichtingen in het kader van de NAVO.
10. Wat wordt verstaan onder "kleine bommen die specifiek ontworpen zijn om vanuit aan vliegtuigen bevestigde containers of houders te worden verspreid"? Om welke wapens gaat het hierbij?
Clusterwapens bestaan uit een container en meerdere submunities, waarbij de container wordt afgeworpen en de submunities tijdens de val van de container over een groot gebied worden verspreid. Daarnaast is er munitie waarbij kleine munities vanuit een container in grote hoeveelheden boven een gebied worden verspreid, maar waarbij de container aan het vliegtuig blijft hangen. Volgens de in de verdragstekst gehanteerde definitie is een dergelijk wapen geen clusterwapen. Dergelijke wapens hebben echter dezelfde humanitaire effecten als clusterwapens. Daarom is expliciet in de verdragstekst opgenomen dat ook deze wapens onder het verbod vallen.

11. In welke mate zal de regering in de toekomst, wanneer zij overweegt een militair samenwerkingsverband aan te gaan met één of meerdere bondgenoten en/of andere naties in het kader van uit te voeren militaire operaties of anderszins, het al dan niet partij zijn van de betreffende staat bij dit nieuwe verdrag laten meewegen bij het nemen van het besluit?
De regering loopt niet vooruit op specifieke beslissingen tot deelname aan toekomstige militaire operaties en de samenwerking daarin met andere landen. Bij de besluitvorming over deelname aan een toekomstige militaire operatie worden vele factoren meegewogen. Uitgangspunt daarbij is optreden in een samenwerkingsverband dat is toegesneden op de missie en uitgerust om deze succesvol te kunnen volbrengen. Verschillen in juridische kaders en interpretaties zijn bij een dergelijk samenwerkingsverband een nadrukkelijk aandachtspunt. De regering zal bij deelname aan toekomstige operaties haar verplichtingen op grond van het verdrag kenbaar maken en partners die geen partij zijn bij dit verdrag aansporen, om af te zien van het gebruik van clustermunitie die onder zijn bepalingen wordt verboden. Voor zover het gebruik van clusterwapens in de Rules of Engagement voor een specifieke operatie met partners die geen partij zijn bij dit verdrag zou worden toegestaan, zullen daarop op basis van het nieuwe verdrag nationale voorbehouden (zogenoemde 'caveats') worden gemaakt. Deze zullen per operatie worden opgesteld.

12. Hoe gaat de regering in huidige en toekomstige missies invulling geven aan de uit het verdrag voortvloeiende verplichting om niet-Partijstaten aan te moedigen om toe te treden tot het nieuwe verdrag en hen te ontmoedigen clustermunitie te gebruiken? Waaruit bestaat het aanmoedigen van niet-partijstaten om toe te treden tot het verdrag? Wordt dit ook aan de orde gesteld bij elke operatie met bondgenoten die clusterwapens gebruiken?

13. Welke "in het verdrag nader omschreven randvoorwaarden" worden bedoeld bij de samenwerking met niet-Partijstaten die clustermunitie gebruiken?
14. Wat is de reikwijdte van nu nog toegestane samenwerking met niet-Partijstaten? De Nederlandse regering streeft naar universele werking van het verdrag. Dit vereist dat een zo groot mogelijk aantal staten partij wordt bij het Verdrag. De regering zal zich via diplomatieke kanalen inzetten om het verdrag onder de aandacht te brengen van staten die nog geen partij zijn. Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 11, zal de Nederlandse regering ook bij deelname aan toekomstige operaties haar verplichtingen op grond van het verdrag kenbaar maken en deze vastleggen in 'Rules of Engagement' en daarop aangebrachte nationale voorbehouden (zogenoemde 'caveats'). Deze zullen per operatie worden opgesteld. Het is voor Nederland, net als voor veel andere verdragspartijen, van groot belang om te kunnen blijven samenwerken met staten die geen partij zijn bij het Verdrag. Om een dergelijke samenwerking mogelijk te maken is artikel 21 in het leven geroepen, dat beoogt deze samenwerking te reguleren. Uitgangspunt is dat het samenwerken en optreden met staten die geen partij zijn, mogelijk blijft. Het vierde lid van artikel 21 geeft aan welke gedragingen van een partijstaat nimmer zijn toegestaan, namelijk het ontwikkelen, produceren of verkrijgen van clusterwapens, het zelf opslaan of overdragen van clusterwapens of het zelf gebruiken van clusterwapens. Het is tevens voor een partijstaat nimmer toegestaan om expliciet om de inzet van clusterwapens te verzoeken, in situaties waar de verzoekende partijstaat de exclusieve controle heeft over de te gebruiken munitie. Welke gevolgen deze bepaling heeft voor de praktijk is op voorhand moeilijk in te schatten. In NAVO-verband wordt de reikwijdte van deze verplichting en de gevolgen voor toekomstige operaties onderzocht. Waar mogelijk worden de resultaten meegenomen in de Memorie van Toelichting bij het goedkeuringswetsvoorstel.
15. Bent u bereid om het verdrag zo te interpreteren dat bijvoorbeeld intelligence of informatie verkregen uit air reconaissance nooit aan niet-Partijstaten geleverd zal worden indien het benut kan worden om aanvallen met clustermunitie uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ongeacht de te gebruiken bewapening is het delen van dergelijke informatie essentieel voor een succesvol verloop van de meeste operaties. Het uitwisselen van de bedoelde informatie valt niet onder de verboden, genoemd in artikel 21, lid 4.
16. Onder 'definitie' staat "vrijwel alle bekende typen clustermunitie". Kan de Kamer een volledig overzicht krijgen van de bedoelde typen munitie, door welke landen deze wapens worden gebruikt en hoe groot de voorraden van die wapens zijn? (per land het gebruikte type en hoeveelheden) Kan de Kamer ook een lijst krijgen van nog in ontwikkeling zijnde typen clustermunitie?
20. Kan de Kamer een volledig overzicht krijgen van alle typen clustermunitie die niet onder de verbodsbepaling vallen, door welke landen deze wapens worden gebruikt en hoe groot de voorraden van die wapens zijn (per land graag het gebruikte type en hoeveelheden)? Valt de Smart-155 hieronder? En valt de Franse BONUS onder de verbodsbepaling?
Een volledig overzicht van alle typen clustermunitie die binnen dan wel buiten het verdrag vallen en een overzicht van de landen die deze typen gebruiken is bij de regering niet beschikbaar. Ook bestaat er geen overzicht van nog in ontwikkeling zijnde typen clustermunitie. Naar de nu bekende informatie worden de Smart-155 en de BONUS niet door het verdrag verboden.

17. Kunt u toezeggen dat de huidige types clustermunitie niet door andere (nieuwe) types clustermunitie vervangen zullen worden?
De twee typen clustermunitie van de Nederlandse krijgsmacht, de CBU-87 vliegtuigbom en de M261 raketkop, worden door het verdrag verboden. Mocht aanschaf van nieuwe bewapening noodzakelijk zijn om de operationele consequenties hiervan te ondervangen, dan zal deze nieuwe bewapening voor aanschaf worden getoetst aan het nieuwe verdrag. De regering zal geen clustermunitie aanschaffen die door het verdrag is verboden.
18. Zal de regering in het goedkeuringswetsvoorstel, in de bepaling(en) betreffende de cumulatieve criteria waar munitie aan dient te voldoen om niet onder de definitie van clustermunitie te vallen, ook minimumcriteria betreffende de betrouwbaarheid van de zelfvernietigings- en zelfdeactivatiemechanismen van iedere submunitie opnemen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De regering zal in het ratificatieproces uitvoering geven aan de bepalingen van het verdrag. De verdragstekst waarborgt, door een opeenstapeling van technische eisen, een zeer hoge betrouwbaarheid voor wapens die onder het verdrag toegestaan blijven.
19. Kan munitie ontwikkeld voor luchtverdediging explosieve resten achterlaten op de grond? Zo ja, welke landen gebruiken dit type munitie? Alle explosieve munitie, zowel unitaire als clustermunitie, kan explosieve resten achterlaten. Dat geldt ook voor luchtverdedigingswapens met explosieve lading. Een volledig overzicht van landen die dit type wapen gebruiken is bij de regering niet beschikbaar.
20. Kan de Kamer een volledig overzicht krijgen van alle typen clustermunitie die niet onder de verbodsbepaling vallen, door welke landen deze wapens worden gebruikt en hoe groot de voorraden van die wapens zijn (per land graag het gebruikte type en hoeveelheden)? Valt de Smart-155 hieronder? En valt de Franse BONUS onder de verbodsbepaling?
Zie vraag 16.

21. Zal de CBU-87 en M261 raketkop niet meer ingezet worden, zoals eerder toegezegd in antwoord op eerdere schriftelijke vragen van de commissies (vraag 22, 21 501-02, nr. 820, 21 mei 2008)?
Deze wapens zullen niet meer worden ingezet. Behoudens een kleine hoeveelheid voor opleiding en training voor explosievenopruiming zullen de Nederlandse voorraden van deze typen worden vernietigd.

22. Wat wordt verstaan onder het "ondervangen" van "de operationele consequenties als gevolg van het wegvallen van de huidige typen clustermunitie"? Clusterwapens geven de militaire commandant de mogelijkheid een concentratie van doelen in een gebied met inzet van betrekkelijk geringe middelen tegelijkertijd te bestrijden. Door hun effectiviteit tegen meer doelen in een gebied, vergroten clusterwapens de effectiviteit van het optreden en beperken ze het gevaar voor het eigen personeel, dat minder wordt blootgesteld aan vijandelijkheden. Het nieuwe verbod op clusterwapens heeft in bepaalde situaties een vermindering van de slagkracht van de krijgsmacht en een vergroting van het gevaar voor het eigen personeel tot gevolg, vooral in operaties met een hoog geweldsniveau. De regering beziet op welke wijze deze nadelen van het nieuwe verbod kunnen worden geminimaliseerd.

23. Welk(e) gevolg(en) voor de regering heeft de verdragsbepaling dat Partijstaten uitdrukkelijk worden aangemoedigd om alle mogelijke assistentie te verlenen bij het ruimen en vernietigen van onontplofte clustermunitie op het grondgebied van een andere Staat, partij bij het verdrag, die is ontstaan door toedoen van de eerstgenoemde Partijstaat nog voordat die Partij bij deze Conventie was, in het licht van het gebruik van clustermunitie tijdens militaire operaties waar het Nederlands leger in het verleden bij betrokken was?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is vermeld, heeft de Nederlandse krijgsmacht enkel in 1999 in NAVO-verband clusterbommen afgeworpen. Nederland draagt onder andere via HALO Trust bij aan mijnenruiming in Kosovo, waarbij ook onontplofte clustermunitie wordt verwijderd. In totaal heeft Nederland tot 2006 ¤3,5 miljoen bijgedragen aan HALO Trust. Dit heeft geresulteerd in de verwijdering van 4.256 landmijnen en 32.917 stuks submunitie en andere explosieve oorlogsresten.

24. Acht de regering het, in het licht van de verdragsbepaling dat Partijstaten uitdrukkelijk worden aangemoedigd om alle mogelijke assistentie te verlenen bij het ruimen en vernietigen van onontplofte clustermunitie op het grondgebied van een andere Staat, partij bij het verdrag, die is ontstaan door toedoen van de eerstgenoemde Partijstaat nog voordat die Partij bij deze Conventie was, noodzakelijk haar inspanningen en donaties op het gebied van ruiming en vernietiging te intensiveren? Zo nee, waarom niet?
Nederland is al sinds jaar en dag wereldwijd de achtste donor op het gebied van detectie, ruiming van mijnen, clustermunitie of andere onontplofte oorlogsresten. Op grond van de verdragsverplichting volgens de Conventie van Ottawa en naar aanleiding van de motie-van Ardenne (2000-2001, 27 400 v nr. 17) bedraagt het minimumbedrag aan ontmijning jaarlijks ¤ 13.6 mln. Daarvan gaat een bedrag van ca. ¤ 10 mln naar NGO's. In 2007 is in totaal ruim ¤ 17 miljoen gedoneerd. Bij het ruimen wordt geen onderscheid gemaakt naar het soort munitie. Niet alleen worden er mijnen verwijderd, maar ook andere oorlogsmunitie, zoals onontplofte clustermunitie of -submunitie. Voor de periode 2008 - 2011 is ¤ 38,9 miljoen gereserveerd voor bijdragen aan NGO's. Deze bijdrage komt ten goede aan de volgende NGO's: Mines Advisory Group, Norwegian People's Aid, Handicap International, HALO Trust en Danish Demining Group. Daarnaast wordt via United Nations Mine Action Service (UNMAS) een variabel bedrag uitgezet bij VN-organisaties. In 2008 bedraagt dat ¤ 6 miljoen.
25. Welke termijn wordt bedoeld met het "zo spoedig mogelijk" laten vernietigen van de Nederlandse voorraad clustermunitie? Moet deze vernietiging aanbesteed worden?
26. Op welke termijn wenst u tot vernietiging over te gaan? Voor vernietiging van munitie dient een verwervingsproces te worden doorlopen. Inschakeling van het NATO Maintenance and Supply Agency (NAMSA) is hier onderdeel van. De termijn waarop de munitie zal worden vernietigd is onder meer afhankelijk van internationale procedures en de capaciteit van de industrie. De regering heeft de voorbereiding tot vernietiging van de voorraden inmiddels gestart.
27. Kunt u garanderen dat in afwachting van het vernietigingsproces geen enkele clusterbom die in bezit is van de Nederlandse krijgsmacht, aan derden overhandigd zal worden?

28. Kan de minister garanderen dat er geen clustermunitie verkocht zal worden? De Nederlandse voorraden van de CBU-87 vliegtuigbom en de M261 raketkop zullen, behoudens een kleine hoeveelheid voor opleiding en training, worden vernietigd. Overdracht of verkoop van clustermunitie anders dan ter vernietiging is onder het nieuwe verdrag verboden. De regering zal zich aan dit verbod houden.
29. Waar bevindt de Nederlandse clustermunitie zich momenteel?
30. Is er Nederlandse clustermunitie buiten Nederlands grondgebied? Zo ja, wat, waar en hoeveel?
De Nederlandse voorraden clustermunitie zijn volledig op Nederlands grondgebied aanwezig. De voorraden zijn op diverse locaties ondergebracht.
31. Welke nieuwe verantwoordelijkheid of verantwoordelijkheden draagt Nederland na ratificatie van het verdrag voor wat betreft slachtofferhulp? Op welke wijze zal de regering aan deze verantwoordelijkheid gevolg geven? Het verdrag bevat in artikel 5 vergaande bepalingen aangaande slachtofferhulp. Dit betreft met name slachtoffers binnen de eigen jurisdictie. Wat betreft slachtoffers buiten de eigen jurisdictie stelt het zevende lid van artikel 6 dat Partijstaten die daartoe in staat zijn assistentie verlenen ter implementatie van de verplichtingen onder artikel 5. De nieuwe verantwoordelijkheden liggen dus in eerste instantie bij de staten onder wiens jurisdictie de slachtoffers zich bevinden. Aan andere staten wordt assistentie daarbij verzocht, doch dat creëert geen eigen nieuwe verantwoordelijkheden. De regering is van mening dat in de praktijk de assistentieverlening zoveel mogelijk door de betreffende landen zelf moet worden gefaciliteerd, en dat het niet gerechtvaardigd is om in de praktijk een onderscheid te maken tussen slachtoffers van diverse soorten munitie, of het nu om mijnen, clustermunitie of anderszins gaat.
Nederland draagt jaarlijks met ¤ 0,5 miljoen bij aan de activiteiten van Handicap International. Deze organisatie is actief op het gebied van slachtofferhulp en boekt in de praktijk goede resultaten op het gebied van de ontwikkeling van kunstmatige ledematen (met productiemogelijkheid in ontwikkelingslanden). Handicap International heeft een goed functionerend orthopedisch centrum in Irak. Dit programma is onlangs positief geëvalueerd. Handicap International voert ook een activiteit uit in Angola, waarbij door mijnen gehandicapte mensen worden geholpen in hun herstel en sociale integratie.
32. Welke definitie van clustermunitie wordt in de Nederlandse inbreng in de Convention on Certain Conventional Weapons gebruikt? De definitie van clustermunitie is in CCW verband onderwerp van discussie. Momenteel bestaat overeenstemming over een 'werkdefinitie' van clustermunitie. Overigens is de in het overleg gehanteerde definitie niet logischerwijs de basis voor een verbod op alle als zodanig gedefinieerde clustermunitie. Een gezamenlijk besluit van de CCW statenpartijen over een eventueel verbod en de reikwijdte daarvan is nog niet genomen. Gedurende de CCW bijeenkomsten van 1-5 september en 3-7 november a.s. zal door statenpartijen nader worden gesproken over de definitie en de verbodsbepaling.
33. Bent u bereid het Verdrag van Oslo in Nederlandse wet- en regelgeving te implementeren? Zo nee, waarom niet?
In de goedkeuringsprocedure zal worden bezien in hoeverre implementatiewetgeving noodzakelijk is.