Kamervragen over ganzentellingen door jagers en wildbeheereenheden
04 september 2008 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen waarin de minister meldt dat zij geen aanleiding ziet om belanghebbenden zoals jagers, uit te sluiten van de tellingen. Tellingen worden nauwkeurig uitgevoerd.
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
16 juli 2008 2070825450 DN. 2008/2415 4 september 2008
Kamervragen over ganzentellingen door
jagers en wildbeheereenheden
Directie Natuur
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u antwoorden op de schriftelijke vragen van lid Thieme (PvdD) over
ganzentellingen door jagers en wildbeheereenheden.
1
Kent u het bericht 'ganzen jagen met pen en papier'
Ja.
2
Deelt u de mening dat jagers als belanghebbenden geen onderdeel uit moeten kunnen
maken van procedures waarbij in het wild levende dieren geteld worden, die de basis
vormen voor afschotvergunningen aan diezelfde belanghebbenden? Zo ja, op welke wijze
bent u voornemens te voorkomen dat belanghebbenden onderdeel uitmaken van
telprocedures? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het faunabeheerplan vormt de basis voor het wel of niet verlenen van benodigde
ontheffingen. Dit faunabeheerplan wordt gemaakt in samenspraak met terreinbeheerders,
grondeigenaren, jagers en boeren. Deze zijn verenigd in de faunabeheereenheid.
Tellingen van schadeveroorzakende diersoorten en grote hoefdieren worden uitgevoerd
door zowel beheerders van natuurterreinen als door jagersverenigingen. De tellingen
worden conform vastgestelde protocollen uitgevoerd. Ook SOVON organiseert vogeltellingen
volgens vaste protocollen. De tellingen van Wildbeheereenheden (WBE's) en die
van SOVON zijn complementair. Voorts zijn er initiatieven tot verbeteren van de tellingen
door nauwere samenwerking tussen SOVON en de WBE's.
Gezien de gestandaardiseerde telprocedures zie ik geen aanleiding om belanghebbenden,
zoals jagers, boeren en terreinbeheerders, uit te sluiten van de tellingen, net zo min als
tellers die betrokken zijn vanuit andere organisaties.
3, 9 en 10
Deelt u de mening dat analoog aan het onderscheid van zittende en staande magistratuur
en het verbod op andere ambten voor rechters in art. 155 van de Grondwet, ook jagers niet
tegelijk dierenpolitieagent, aanklager, rechter, beul en leverancier van de poelier zouden
kunnen zijn zonder dat verstrengeling van belangen moet worden gevreesd? Zo ja, op
welke wijze bent u bereid ook in het faunabeleid te komen tot een scheiding der machten?
Zo neen, waarom niet?
Is het waar dat de jagers en wildbeheereenheden worden betaald voor hun bijdrage aan
het tellen van ganzenpopulaties? Worden dieren- en natuurbeschermers in gelijke mate
betaald voor hun bijdrage?
Acht u het, in het licht van vraag 3 correct dat toekomstige executeurs van het faunabeleid
worden betaald voor het tellen van hun prooien? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet en
wat gaat u hier aan doen?
Jagers hebben in dezen geen machtspositie en er is dus ook geen macht die zou moeten
worden gescheiden. Het zijn immers Gedeputeerde en Provinciale Staten en in een enkel
geval de minister van LNV, die in het kader van beheer en schadebestrijding afschot
toestaan. Op de gang van zaken bij het doden van dieren wordt toegezien door politie en
andere toezichthouders. Daarbij komt dat in de Flora- en faunawet een goede belangenafweging
wordt voorgeschreven, zowel voor wat betreft de planvorming, als de
uitvoering, monitoring en evaluatie.
Het tellen van dieren en het plegen van afschot in het kader van beheer en schadebestrijding
is onbezoldigd. Er kan door de provincie een onkostenvergoeding worden
verstrekt. De opbrengst van het leveren van dieren aan de poelier en de ontvangen
vergoeding staan in geen verhouding tot de kosten en de tijd die jagers in dergelijk
vrijwilligerswerk steken.
4
Kunt u uiteenzetten welk wetenschappelijk onderzoek op het gebied van populatiedynamiek
aangeeft dat het bejagen van wilde ganzenpopulaties enig effect heeft? Welke
effecten zijn door onafhankelijke wetenschappers in kaart gebracht en acht u die effecten
voldoende groot om het decimeren van in het wild levende populaties beschermde dieren
te legitimeren?
De effecten van het huidige opvang- en verjaagbeleid volgens het Beleidskader
Faunabeheer worden ieder jaar door onafhankelijke onderzoekers in beeld gebracht. De
Kamer heeft hierover een tussentijdse rapportage "Opvang overwinterende ganzen en
smienten" ontvangen.1 Eind dit jaar is het onderzoek afgerond en zal ik de Kamer hierover
informeren.
Voor de aantalsbeperking van overzomerende ganzen zijn de maatregelen zoals die nu
worden genomen, gebaseerd op de best beschikbare informatie van SOVON. Met name
het SOVON-rapport "Overzomerende ganzen in Nederland: grenzen aan de groei?
(2006-02)" heeft geleid tot de 'Handreiking overzomerende ganzen' van het Beleidskader
Faunabeheer. In de handreiking worden verschillende maatregelen voorgesteld om de
schade aan landbouwgewassen en natuurgebieden te beperken.
Er is geen landelijke en gestandaardiseerde monitoring van zomerganzen. Daar waar het
gaat om inperking van lokale populaties, is het toegestane afschot altijd gerelateerd aan
de populatieomvang. Dit wordt gemonitord door de provincies. De door zomerganzen
veroorzaakte schade wordt door het Faunafonds in kaart gebracht.
5
Kunt u uiteenzetten wat er bekend is in termen van populatiedynamiek wanneer een
volledige populatie wordt uitgeroeid (zoals de ganzen op Texel) of wanneer 90% van een
populatie wordt uitgeroeid (zoals de wilde zwijnen op de Veluwe)? Welke evenwichtige
opbouw verwacht u nog na dergelijke verstrekkende en zeer verstorende ingrepen?
De populatie ganzen op Texel wordt terug gebracht tot zo'n 200 broedparen (800
ganzen). Er is geen sprake van het wegnemen van alle dieren uit de populatie.
De verdeling van het afschot over de verschillende jaarklassen wilde zwijnen (biggen,
overlopers en volwassen dieren) is gericht op een evenwichtige samenstelling van de
populatie.
6
Bent u bereid onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten naar het effect
op de populatiedynamiek op basis van het massale afschot van bijvoorbeeld ganzen,
vossen en zwijnen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Alhoewel de populaties vossen, wilde ganzen en wilde zwijnen door de huidige
beheeringrepen niet in gevaar gebracht worden, bezie ik samen met de partijen die
verantwoordelijk zijn voor het faunabeheer of er aanleiding is om onderzoek te laten
uitvoeren.
7
Deelt u de mening dat het uitroeien van het overgrote deel van een beschermde populatie
niet te rijmen valt met het beschermingsregime dat zowel de Flora- en faunawet als
verschillende internationale verdragen voorschrijven? Zo ja, tot welke beleidsverandering
zal deze overweging leiden en op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Nee. De gunstige staat van de betreffende soorten wordt door de beheeringrepen niet in
gevaar gebracht.
8
Kent u het rapport `Integrale ganzentelling 2007 Zuid Holland 2007' waaruit duidelijk
wordt dat de tellingen van ganzen onvoldoende nauwkeurig worden uitgevoerd in een
aantal gebieden? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan?
Ja, ik ken het rapport. Het rapport laat zien dat over het geheel genomen de tellingen
nauwkeurig worden uitgevoerd. Er is echter ook sprake van enkele dubbeltellingen en
gebieden die niet volledig zijn geteld. Door wijziging van de telprocedure is bij de telling
op 12 juli 2008 hierin een kwaliteitsslag gemaakt.
11
Hoe zeker bent u ervan dat via het schieten van ganzen familieverbanden niet wreed
verstoord worden bij deze monogame diersoort? Hoe weegt u uw overwegingen terzake in
termen van rentmeesterschap?
Beperkte verstoring van familieverbanden leidt niet tot blijvende ontwrichting binnen de
ganzenpopulatie. In een volgend broedseizoen worden nieuwe familieverbanden
aangegaan.
Goed rentmeesterschap is een kernwaarde en, zoals Thomas van Aquino schrijft over
bonum commune, het harmonisch samenleven van mens, dier en planten. De aarde en de
natuur hebben we in bruikleen. We mogen er gebruik van maken. Maar we moeten dat
kostbare geschenk ook weer in goede staat overdragen aan volgende generaties. In dat
licht moeten de ganzenpopulaties worden beheerd.
Ganzenpopulaties richten naast landbouwschade, ecologische schade aan. Zoals
verdringing van andere soorten waarvoor wij een verantwoording hebben. Of zoals
eutrofiëring van de duinplassen in het Muy gebied. Hierdoor komen de natuurdoelen voor
dat gebied in gevaar. Het is zorgen voor de natuur en leven van het land.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Natuur
Willem Witsenplein 6
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit