antwoorden op Kamervragen over de bijensterfte
03 september 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
18 juli 2008
2070825700
DL. 2008/2131 3 september 2008
onderwerp bijlagen
Kamervragen over de bijensterfte
Geachte Voorzitter,
Het lid Thieme (PvdD) heeft naar aanleiding van een bericht in `De Gelderlander' over
bijensterfte enkele vragen gesteld, die ik hierbij beantwoord.
1
Kent u het bericht `'Massale bijensterfte kan een ramp worden''?
Ja, ik ken dit artikel.
2
Kunt u uiteenzetten hoe groot de populatie wilde bijen op dit moment nog is in Nederland
en hoe dit aantal zich verhoudt tot de situatie een eeuw geleden? Waaraan wijt u de
teruggang van wilde bijen met name? Welk onderzoek is daarnaar verricht?
De populatie in het wild levende honingbijen is sinds de opkomst van de Varroa-mijt nihil.
Wilde bijen zijn er wel. Dat betreft in totaal ruim driehonderd soorten, waarvan sommige
sociaal leven (vormen nesten, of volkjes, bijvoorbeeld hommels) en heel veel soorten die
solitair leven (ieder wijfje verzorgt haar eigen broednestje). Soms vormen solitaire bijen
wel een soort van gemeenschappen, bijvoorbeeld veel nesten vlak bij elkaar, of soms zelfs
nesten met een gezamenlijke ingang. Er zijn wel gegevens over het aantal soorten dat
wordt waargenomen, en in welke gebieden en regio's, maar exacte gegevens over
populatiegroottes (hoeveel individuen per oppervlakte) zijn lastig te verzamelen. De
vertaalslag van het aantal waargenomen individuen naar het aantal werkelijk aanwezige
individuen is nauwelijks te maken.
Het aantal wilde bijen blijkt terug te lopen als opnamen uit de vijftiger jaren worden
vergeleken met recente opnamen in Nederland en in Engeland (hierover stond recent
artikel in Science). Anderzijds was het beeld voor andere insecten zoals bijvoorbeeld
zweefvliegen wat genuanceerder; sommige soorten namen ook toe. Van de ruim
driehonderd soorten wilde bijen staat een groot aantal op de rode lijst, en is al jaren niet
meer waargenomen. Van de bijen hebben vooral de meer gespecialiseerde exemplaren
(die slechts op een of enkele soorten bloemen vliegen) het meest te leiden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
3 september 2008 DL. 2008/2131 2
Parallel met de afname van bijen blijken ook veel soorten van bijen afhankelijke bloem-
planten achteruit te gaan. Het is moeilijk aan te geven of het één het gevolg is van het
andere, maar het lijkt duidelijk dat de afname van bloemen en bijen samen verband houdt
met het achteruitgaan van geschikte milieus voor zowel bloemen als bijen, onder andere
ook als gevolg van de intensivering van de landbouw sinds de jaren vijftig van de vorige
eeuw. Ook verschraling van de natuur die sindsdien is opgetreden, speelt waarschijnlijk
een rol.
3
Kunt u uiteenzetten of binnen het huidige onderzoek naar bijen ook aandacht wordt
besteed aan de populatie-ontwikkeling van wilde bijen in ons land en de mate waarin zij
met uitsterven worden bedreigd? Zo ja, wanneer zullen de resultaten daarvan beschikbaar
komen? Zo neen, waarom niet en bent u bereid daar alsnog onderzoek naar te doen?
Zoals in bovenstaande vraag al is beantwoord, wordt er onderzoek gedaan naar de
aanwezigheid van (populaties) wilde bijen in Nederland. Dit wordt gedaan door stichting
EIS Nederland (European Invertebrate Survey), voor een groot deel op basis van opnamen
door vrijwilligers. Daarnaast is hier veel aandacht aan besteed in het grote EU-programma
`ALARM", waarvan Nederlandse onderzoekers deel uitmaken. ALARM heeft heel veel
resultaten gepubliceerd, net als voor de Nederlandse situatie de stichting EIS heeft
gedaan.
4
Kunt u uiteenzetten op welke wijze u zorg draagt voor het behoud van kennis en ervaring
in het bijenhouden nu de huidige groep imkers in Nederland sterk aan het vergrijzen is?
Bent u bereid het beroep van bijenhouden op te nemen in het curriculum van de agrarische
scholen?
Zie het antwoord dat ik op een vergelijkbare vraag van de vaste Kamercommissie voor LNV
heb gegeven.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit