Presentatie adviesrapport Deltacommissie aan cabinet
EMBARGO TOT WOENSDAG 3 SEPTEMBER 14.30 UUR
Den Haag, 'SAMEN WERKEN MET WATER' heet het eindadvies van de nieuwe Deltacommissie. Commissievoorzitter Veerman overhandigt het advies op 3 september in Den Haag aan minister-president Balkenende en staatssecretaris Huizinga-Heringa van Verkeer en Waterstaat.
De belangrijkste conclusies uit het advies zijn:
- zeespiegelstijging is mogelijk groter dan verwacht;
- veiligheidsopgave is urgent;
- huidige veiligheidsnormering is te laag;
- nieuw Deltaprogramma biedt kansen aan de Nederlandse economie;
- langjarig investeringsprogramma van gemiddeld één tot anderhalf miljard euro per jaar is nodig voor de waterveiligheid van Nederland;
- Nieuwe Deltawet verankert Deltaprogramma;
- Deltafonds verzekert doorlopende financiering.
De Deltacommissie stelt verder dat:
- klimaatverandering en zeespiegelstijging een feit zijn;
- Nederland vanaf vandaag aan de slag moet met het verbeteren van de waterveiligheid;
- waterveiligheid betekent: bescherming tegen overstromingen, veiligstellen van zoetwatervoorziening en behoud van estuaria;
- het veiligheidsniveau achter de dijken minimaal met een factor 10 moet worden verhoogd;
- een ministeriële stuurgroep o.l.v. de minister-president moet gaan toezien op de uitvoering van twaalf aanbevelingen van de Deltacommissie.
Urgentie
Volgens de Deltacommissie moet rekening worden gehouden met een zeespiegelstijging van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200 (inclusief bodemdaling). Meer dan tot nu toe werd aangenomen. De commissie meent dat het verstandig is rekening te houden met mogelijke bovengrenzen, opdat besluiten en maatregelen voor lange tijd houdbaar zijn.
Klimaatverandering leidt tot afnemende zomer- en toenemende winterafvoeren van Rijn en Maas. Rond 2100 moet rekening worden gehouden met piekafvoeren van rond 18.000 m3 /s resp. 4.600 m3/s.
Bij een stijgende zeespiegel dringt zout water via rivieren en grondwater verder het land in. Mede door de langere periodes van droogte komt de zoetwatervoorziening in gevaar.
De veiligheidsopgave is dus urgent: het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt en de rivierafvoeren nemen toe terwijl een kwart van de waterkeringen niet aan de huidige wettelijke veiligheidsnormen voldoet. Die normen moeten naar boven worden bijgesteld, omdat er volgens de commissie veel meer aandacht moet zijn voor het voorkómen van slachtoffers. Daarnaast ligt 65% van ons nationale vermogen in overstroombaar gebied; voorzichtig geschat is dat 1800 miljard euro.
De breed samengestelde Deltacommissie heeft zich laten adviseren door een groep klimaatdeskundigen, onder andere afkomstig uit het VN-panel IPCC, aangevuld met Nederlandse experts op het gebied van waterveiligheid en waterbeheer. Daardoor konden de inzichten van de commissie over zeespiegelstijging, waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden verdiept.
Twaalf aanbevelingen
De commissie onderscheidt concrete aanbevelingen voor de periode tot 2050, een duidelijke visie voor de periode tot 2100 en beschouwingen voor de lange termijn na 2100. Voor de korte en middellange termijn komt de commissie tot de volgende verkort weergegeven aanbevelingen:
1. Verhoging van het veiligheidsniveau van alle dijkringen met een factor 10.
2. Nieuwbouwplannen op fysisch ongunstige locaties baseren op kosten-batenafweging. Kosten van locale besluiten niet afwentelen.
3. In buitendijkse gebieden de afvoercapaciteit van rivieren en stijging van meerpeilen niet belemmeren.
4. Langs de Noordzeekust de veiligheid op orde houden door het in grote hoeveelheden suppleren van zand. De kust moet daardoor de komende eeuw kunnen aangroeien: 'bouwen met de natuur'.
5. Het voortbestaan van het Waddengebied, zoals we die nu kennen, is niet vanzelfsprekend. Zandsuppleties langs de Noordzeekust dragen bij aan het meegroeien van het Waddengebied met de stijging van de zeespiegel.
6. De levensduur van de Oosterscheldekering verlengen. Tot rond 2075 voldoet de kering dan aan de eisen. Zandsuppleties beperken tot die tijd het verlies aan schorren, slikken en platen. Na 2075 de veiligheid combineren met het grotendeels terugbrengen van de getijdendynamiek.
7. De Westerschelde moet open blijven vanwege het waardevolle estuarium en de vaarroute naar Antwerpen. Veiligheid op peil houden door deltadijken.
8. Het Krammer-Volkerak Zoommeer samen met Grevelingen en eventueel Oosterschelde inrichten voor de tijdelijke berging van het rivierwater van Rijn en Maas.
9. Voor het Rivierengebied moeten de programma's Ruimte voor de Rivier en Maaswerken snel worden uitgevoerd. Waar kosteneffectief: afvoer van 18.000 m3/s voor de Rijn en 4.600 m3 /s voor de Maas reeds nu realiseren.
10. Een 'afsluitbare open' Rijnmond combineert veiligheid met zoetwatervoorziening, stedelijke ontwikkeling en natuur. Extreme afvoeren van Rijn en Maas afvoeren via de Zuidwestelijke delta. Aanvoer zoet water vanuit het IJsselmeer.
11. De strategische functie van het IJsselmeer als zoetwaterreservoir voor het noorden en westen van Nederland versterken. Het peil geleidelijk verhogen met maximaal 1,5 m. Daardoor kan bovendien overtollig water lange tijd zonder pompen naar de Waddenzee. Het peil van het Markermeer onveranderd laten..
12. Versterking van de politiek-bestuurlijke organisatie voor onze waterveiligheid (zie hierna) en zekerstelling financiën. Een Deltawet verankert deze politiek-bestuurlijke organisatie en regelt de financiën.
Samenhangende visie
Veiligheid en duurzaamheid zijn de twee peilers waarop de strategie de komende eeuwen gebaseerd moet zijn. Dat wil volgens de commissie zeggen: mee-ontwikkelen met de klimaatverandering en ecologische processen. Waterveiligheid is voor heel Nederland van belang. Vandaar dat het solidariteitsbeginsel wordt gehanteerd: iedereen draagt financieel bij aan waterveiligheid omdat iedereen, nu en in de toekomst, belang heeft bij een veilig Nederland.
De commissie benadrukt dat de overheid verantwoordelijk moet blijven voor een waterveilige, klimaatbestendige inrichting van Nederland. waarin ruimte blijft voor een actieve betrokkenheid van marktpartijen bij investeringen in natuur, recreatie, bedrijvigheid, landbouw, infrastructuur, energie en wonen.
Kosten, financiering en uitvoering
Met de uitvoering van het Deltaprogramma is tot 2100 een extra bedrag van rond 1 tot 1,5 miljard euro per jaar gemoeid. Dat is circa 0,2 tot 0,3% van het Nationaal Inkomen. Als aan de Zeeuwse en Hollandse Noordzeekust bijvoorbeeld 1 km extra ruimte wordt gerealiseerd voor recreatie en natuur, is een aanvullend bedrag nodig van 0,1 tot 0,3 miljard euro per jaar voor extra kustsuppleties.
De financiering moet onafhankelijk zijn van politieke kortetermijnprioriteiten of economische conjunctuur. Het advies van de commissie voorziet daarom in de instelling van een Deltafonds, dat wordt gevoed uit (een gedeelte van de) aardgasbaten en leningen, bijvoorbeeld via langlopende staatsobligaties.
Het vergroten van de waterveiligheid dwingt tot keuzes in grondgebruik. Het raakt dus de ontwikkelingsmogelijkheden van landbouw en natuur, stedelijke ontwikkeling, infrastructuur, scheepvaart en havens. Vandaar de noodzaak van een integrale afstemming door een ministeriële stuurgroep onder leiding van de Minister-president. De politieke eindverantwoordelijkheid blijft bij de bewindspersoon van Verkeer en Waterstaat.
Een Deltaregisseur zorgt voor samenhang en voortgang. Regionale bestuurders coördineren invulling en realisatie ter plaatse.
Parlementaire controle op de uitvoering van het Deltaprogramma vindt plaats door een (permanente) themacommissie in de Tweede Kamer.
Opdracht
De commissie had een bredere opdracht dan de eerste Deltacommissie. Die onderzocht na de watersnoodramp van 1953 welke waterstaatstechnische voorzieningen nodig waren om de getroffen gebieden te beschermen. De nieuwe Deltacommissie is gevraagd te adviseren hoe Nederland zo ingericht kan worden dat het ook op zeer lange termijn veilig is tegen overstromingen en een aantrekkelijke plaats kan blijven om te leven; wonen, werken, recreëren en investeren.
Links:
http://www.deltacommissie.com