Persbericht, 3 september 2008
Rijk vergeet chronisch zieken en arme ouderen
Chronisch zieken en ouderen met een minimum inkomen tellen niet mee
bij de verdeling van Rijksgelden voor de Wet maatschappelijke
ondersteuning. Dat blijkt uit een onderzoek van Ape namens 22
gemeenten in Nederland.
Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in
2007 werden gemeenten verantwoordelijk voor een groot deel van de
zorg. Gemeenten krijgen hiervoor geld van het Rijk. De verdeling vindt
sinds kort plaats op basis van een in opdracht van het Rijk ontwikkeld
objectief verdeelmodel.
Daarbij houdt het Rijk vooral rekening met de bevolkingssamenstelling
van een gemeente. De leeftijdsopbouw en het aantal ouderen speelt een
rol, maar ook het aantal allochtonen en uitkeringsgerechtigden, met
uitzondering van de bijstand. Het percentage lage inkomens wordt ook
meegewogen, net als het aantal bedden in verpleeghuizen, gehandicapten
en instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg waarvoor het Rijk
verantwoordelijk is. Daarnaast speelt de mate van stedelijkheid een
niet onbelangrijke rol. Hoe meer huishoudens er per vierkante
kilometer wonen, des te minder geld krijgt zon gemeente.
Onafhankelijk onderzoek door bureau Ape, in opdracht van 22 gemeenten,
toont nu aan dat de zorgvraag slechts van een beperkt deel van deze
factoren afhankelijk is. Factoren die een veel belangrijkere rol
spelen bij die zorgvraag blijken geheel vergeten of op een verkeerde
manier in het financieringsmodel te zijn verwerkt.
Uit het onderzoek blijkt dat juist in gemeenten waar relatief veel
mensen naar de huisarts gaan, het sterftecijfer relatief hoog ligt en
veel chronisch zieken wonen, de zorgvraag het hoogst is. Ook het
opleidingsniveau blijkt van invloed op de zorg die mensen nodig
hebben, evenals de mate waarin mensen tevreden zijn met hun leven.
In het verdeelmodel van het Rijk wordt het aantal
uitkeringsgerechtigden apart meegewogen, net als het aantal
huishoudens van 65-plussers. Daarmee ontvangt bijvoorbeeld een
gemeente met relatief veel jonge uitkeringsgerechtigden, die verder
geen hulp via de Wmo nodig hebben en welgestelde ouderen die ook
volwaardig kunnen meedoen, hier relatief veel geld voor. Gemeenten met
minder jonge uitkeringsgerechtigden, maar relatief veel 65-plussers
die van een laag inkomen moeten rondkomen en in de praktijk de groep
vormen die het meest een beroep op de Wmo doet, komen er in dit
systeem juist bekaaid af.
Ook blijken gemeenten met een relatief ongezonde bevolking, waar de
vraag naar zorg in de regel het grootst is, in veel gevallen juist
minder geld van het Rijk te krijgen. Dat gaat nu naar gemeenten met
relatief rijke en gezonde ouderen en jonge uitkeringsgerechtigden.
Het verdeelmodel van het Rijk blinkt volgens de onderzoekers bovendien
uit in ondoorzichtigheid en is gebrekkig gedocumenteerd.
De 22 gemeenten die opdracht gaven voor het onderzoek zijn blij met de
analyse van Ape. Zij hopen dat het kabinet op basis van deze analyse
en een dit najaar verwacht advies van het SCP tot een nieuw
verdeelmodel komt waarbij de zorg die mensen nodig hebben centraal
staat. Volgens deze gemeenten moet niet de bevolkingssamenstelling
bepalend zijn, maar de gezondheidssituatie van hun inwoners. Alleen
dan komt de hulp ook daar terecht waar die het hardst nodig is.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeenten: Aalten,
Apeldoorn, Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Doesburg, Doetinchem,
Duiven, Epe, Heerde, Lochem, Maasdriel, Maastricht, Montferland,
Oost-Gelre, Oude IJsselstreek, Sittard-Geleen, Voorst, Westervoort,
Winterswijk, Zevenaar en Zutphen.
Het onderzoeksrapport is vanaf woensdag 3 september 14.00 uur te
downloaden.
Gemeente Doetinchem